Fysiologie
1. FYSIOLOGIE INLEIDING
Fysiologie = werking en functie van levende materie, biologische functies en gaat samen met andere
wetenschappen
Leven = reactievermogen, groei, voortplanting, beweging (inwendig – uitwendig),
stofwisseling/metabolisme
Pathofysiologie = kennis en studie van zieke organen
PowerPoint De cel
2. HERHALING BASISCHEMIE
H2O is een molecule
Molecule = chemische structuur die verschillende atomen bevat bv H2O = 2 atomen waterstof en 1
atoom zuurstof
Atoom = kleinste stabiele eenheid van materie bv proton, neutron, elektron
Atoomnummer (links boven) : aantal protonen
Atoomgewicht (rechts onder) : totale massa protonen en neutronen in de kern
Lading Elektron : -1,60219.10-19 C
Atoom = elektrisch neutraal stabiel : volledig gevulde buitenste elektronenschil
Onstabiel: niet-gevulde buitenste elektronenschil
Mg2+ = Ion
Ion = atoom of molecule met elektrische lading ( door het op-en afnemen van elektronen
Kation = positieve lading
Anion =. Negatieve lading
Ionenbinding = chemische binding die onstaat door aantrekkingskracht tussen anionen en kationen
C een element dat in alle organische stoffen voorkomt
Glucose = een suiker
Enzym = Bio-katalysator zullen een chemische reactie doen versnellen of opstarten
ATP = adenosinetrifosfaat energierijke bindingen tussen fosfaatgroepen = fr universele
energiedrager in de cel.
Uit welke 4 stikstofbasen zijn de nucleoriden van DNA opgebouwd?
A-Adenine
G-guanine
C-cytosine
T-Thymine
Katabolisme gaat gepaard met afbraak van stoffen
, 3. Fysiologie – De Cel
Van organisme tot cel : Lichaam – stelsel- orgaan- weefsel- Cel
ORGANISATIE- NIVEAU”S
1. Chemischofmoleculairniveau
atoom = kleinste stabiele bouwsteen van materie → vb.: koolstof
molecule = atomen die verbinding aangaan met elkaar → vb.: glucose
2. Celniveau
cel = kleinste levende eenheid van het lichaam → vb.: hartspiercel
3. Weefselniveau
weefsel = groepering van gelijkaardige cellen die samenwerken om specifieke functies uit te voeren
→ vb.: hartspierweefsel: hartspiercellen
4. Orgaanniveau
orgaan = twee of meer verschillende weefsels die samenwerken om specifieke functie uit te voeren
→ vb.: hart: hartspierweefsel + zenuwweefsel +
5. Orgaanstelselniveau
orgaanstelsel = organen die samenwerken→ vb.: bloedvatenstelsel: hart, bloed, bloedvaten
6. Organisme-niveau
hoogste organisatie-niveau alle orgaanstelsels i/h lichaam werken samen om het leven en de
gezondheid in stand te houden → vb.: de mens, het menselijk lichaam
DE CEL ALS FUNCTIONELE EENHEID
Eencellig t.o.v. meercellig :
•Cel = functionele eenheid & kleinste leefeenheid
•eencellige organismen = een cel die op zichzelf kan leven & zich kan voortplanten vb; bacterie
•Meercellige organismen = grote groepering/ kolonie van eencellige organismen 7 zijn onderling
afhankelijk differentiatie: cellen krijgen eigen specialisatie , verschillen qua bouw/functie maar
toch heeft elke cel zijn basisbehoeften
Menselijk lichaam : 1 000 000 000 000 000 cellen hoge ‘turn- over’ , rode bloedcellers 2 500
000 cellen / seconde
1. FYSIOLOGIE INLEIDING
Fysiologie = werking en functie van levende materie, biologische functies en gaat samen met andere
wetenschappen
Leven = reactievermogen, groei, voortplanting, beweging (inwendig – uitwendig),
stofwisseling/metabolisme
Pathofysiologie = kennis en studie van zieke organen
PowerPoint De cel
2. HERHALING BASISCHEMIE
H2O is een molecule
Molecule = chemische structuur die verschillende atomen bevat bv H2O = 2 atomen waterstof en 1
atoom zuurstof
Atoom = kleinste stabiele eenheid van materie bv proton, neutron, elektron
Atoomnummer (links boven) : aantal protonen
Atoomgewicht (rechts onder) : totale massa protonen en neutronen in de kern
Lading Elektron : -1,60219.10-19 C
Atoom = elektrisch neutraal stabiel : volledig gevulde buitenste elektronenschil
Onstabiel: niet-gevulde buitenste elektronenschil
Mg2+ = Ion
Ion = atoom of molecule met elektrische lading ( door het op-en afnemen van elektronen
Kation = positieve lading
Anion =. Negatieve lading
Ionenbinding = chemische binding die onstaat door aantrekkingskracht tussen anionen en kationen
C een element dat in alle organische stoffen voorkomt
Glucose = een suiker
Enzym = Bio-katalysator zullen een chemische reactie doen versnellen of opstarten
ATP = adenosinetrifosfaat energierijke bindingen tussen fosfaatgroepen = fr universele
energiedrager in de cel.
Uit welke 4 stikstofbasen zijn de nucleoriden van DNA opgebouwd?
A-Adenine
G-guanine
C-cytosine
T-Thymine
Katabolisme gaat gepaard met afbraak van stoffen
, 3. Fysiologie – De Cel
Van organisme tot cel : Lichaam – stelsel- orgaan- weefsel- Cel
ORGANISATIE- NIVEAU”S
1. Chemischofmoleculairniveau
atoom = kleinste stabiele bouwsteen van materie → vb.: koolstof
molecule = atomen die verbinding aangaan met elkaar → vb.: glucose
2. Celniveau
cel = kleinste levende eenheid van het lichaam → vb.: hartspiercel
3. Weefselniveau
weefsel = groepering van gelijkaardige cellen die samenwerken om specifieke functies uit te voeren
→ vb.: hartspierweefsel: hartspiercellen
4. Orgaanniveau
orgaan = twee of meer verschillende weefsels die samenwerken om specifieke functie uit te voeren
→ vb.: hart: hartspierweefsel + zenuwweefsel +
5. Orgaanstelselniveau
orgaanstelsel = organen die samenwerken→ vb.: bloedvatenstelsel: hart, bloed, bloedvaten
6. Organisme-niveau
hoogste organisatie-niveau alle orgaanstelsels i/h lichaam werken samen om het leven en de
gezondheid in stand te houden → vb.: de mens, het menselijk lichaam
DE CEL ALS FUNCTIONELE EENHEID
Eencellig t.o.v. meercellig :
•Cel = functionele eenheid & kleinste leefeenheid
•eencellige organismen = een cel die op zichzelf kan leven & zich kan voortplanten vb; bacterie
•Meercellige organismen = grote groepering/ kolonie van eencellige organismen 7 zijn onderling
afhankelijk differentiatie: cellen krijgen eigen specialisatie , verschillen qua bouw/functie maar
toch heeft elke cel zijn basisbehoeften
Menselijk lichaam : 1 000 000 000 000 000 cellen hoge ‘turn- over’ , rode bloedcellers 2 500
000 cellen / seconde