HC 01
De student kan….
•de structuur en samenstelling van een atoom uitleggen;
•gebruik maken van het periodiek systeem;
•orbitalen en elektronenconfiguraties van atomen uitleggen en beschrijven aan de
hand van het Aufbau principe, het Pauli exclusie principe en Hund’s regel;
•het aantal valentie-elektronen van een atoom bepalen en de octetregel nastreven;
•de begrippen atoomgrootte, ion grootte, ionisatie-energie en elektronaffiniteit
uitleggen.
hoofdstuk 2
● biomoleculen zijn organische verbinden, de structuur wordt dus bepaald door
( C-C ) bindingen.
● we zullen de volgende dingen bespreken:
1) Naamgeving
2) structuren tekenen
3) elektronegativiteit
4) verschillende interacties
5) simpele organische reacties
● een atoom is een een klein bouwsteentje van materie
- protonen hebben een positieve lading en ook hebben ze massa
➔ het aantal protonen in de atoomkern bepalen welk element het
is
- neutronen hebben geen lading, maar wel massa
- elektronen hebben een negatieve lading en een te verwaarlozen
massa
● de naamgeving is als volgt:
, - gemiddeld massagetal= gemiddelde massa van het element ( protonen
+ neutronen)
- atoomnummer, aantal protonen
● dit zou je in een reactie als volgt weergeven:
31 is massagetal= protonen + neutronen
15 is atoomnummer= protonen
- het atoomnummer kan weg gelaten worden omdat je al weet welk
element het is
● aantal neutronen in een element kunnen verschillen en heten dan isotopen
● aantal elektronen in een stabiel atoom is even groot als aantal protonen
● de elektronen bepalen welke eigenschappen het atoom heeft
- elektronen kunnen alleen voorkomen in de schillen rond de kern
- hoe hoger een elektron in een schil zit hoe hoger de energie van het
atoom en hoe makkelijker die verbindingen aan zal gaan.
● de hoofdschillen zijn als volgt te rangschikken:
de 1ste is de K
de 2e is de L
de 3e is de M etcetc.
● de hoofdschillen kunnen ook nog in subschillen worden onderscheiden
,elektronenconfiguratie bepalen door afbouwprincipe
fgcxj 6
voor berekenen van atoommassa moet je het getal boven de letter dan
bovenaan+ ( tabel 23)
- je moet dus weten: in s=2 p=6 d=10 f=14
, ● per subschil zijn verschillende orbitalen mogelijk vanaf de x,y en z-as
- de wolk geeft aan waarin het elektron kan zitten, het elektron beweegt
met snelheid van het licht waardoor je niet de positie kan weten
● De orbitalen worden opgevuld door elektronen één voor één toe te voegen,
waarbij de regels van Pauli en Hund gelden:
- Pauli: een orbital kan door maximaal twee elektronen worden bezet
waarbij de twee elektronen een tegengestelde spin hebben (spin
up/down)
- Hund: wanneer meerdere elektronen verdeeld kunnen worden over
meerdere orbitalen, wordt dit zodanig gedaan dat zoveel mogelijk
elektronen spin up hebben.
- een elektron heeft spin up wanneer die alleen in een orbitaal zit
● spin up en down moet je zien als elektronen met de noorpool aan de ene kant
en het andere elektron de noordpool naar de andere kant
De student kan….
•de structuur en samenstelling van een atoom uitleggen;
•gebruik maken van het periodiek systeem;
•orbitalen en elektronenconfiguraties van atomen uitleggen en beschrijven aan de
hand van het Aufbau principe, het Pauli exclusie principe en Hund’s regel;
•het aantal valentie-elektronen van een atoom bepalen en de octetregel nastreven;
•de begrippen atoomgrootte, ion grootte, ionisatie-energie en elektronaffiniteit
uitleggen.
hoofdstuk 2
● biomoleculen zijn organische verbinden, de structuur wordt dus bepaald door
( C-C ) bindingen.
● we zullen de volgende dingen bespreken:
1) Naamgeving
2) structuren tekenen
3) elektronegativiteit
4) verschillende interacties
5) simpele organische reacties
● een atoom is een een klein bouwsteentje van materie
- protonen hebben een positieve lading en ook hebben ze massa
➔ het aantal protonen in de atoomkern bepalen welk element het
is
- neutronen hebben geen lading, maar wel massa
- elektronen hebben een negatieve lading en een te verwaarlozen
massa
● de naamgeving is als volgt:
, - gemiddeld massagetal= gemiddelde massa van het element ( protonen
+ neutronen)
- atoomnummer, aantal protonen
● dit zou je in een reactie als volgt weergeven:
31 is massagetal= protonen + neutronen
15 is atoomnummer= protonen
- het atoomnummer kan weg gelaten worden omdat je al weet welk
element het is
● aantal neutronen in een element kunnen verschillen en heten dan isotopen
● aantal elektronen in een stabiel atoom is even groot als aantal protonen
● de elektronen bepalen welke eigenschappen het atoom heeft
- elektronen kunnen alleen voorkomen in de schillen rond de kern
- hoe hoger een elektron in een schil zit hoe hoger de energie van het
atoom en hoe makkelijker die verbindingen aan zal gaan.
● de hoofdschillen zijn als volgt te rangschikken:
de 1ste is de K
de 2e is de L
de 3e is de M etcetc.
● de hoofdschillen kunnen ook nog in subschillen worden onderscheiden
,elektronenconfiguratie bepalen door afbouwprincipe
fgcxj 6
voor berekenen van atoommassa moet je het getal boven de letter dan
bovenaan+ ( tabel 23)
- je moet dus weten: in s=2 p=6 d=10 f=14
, ● per subschil zijn verschillende orbitalen mogelijk vanaf de x,y en z-as
- de wolk geeft aan waarin het elektron kan zitten, het elektron beweegt
met snelheid van het licht waardoor je niet de positie kan weten
● De orbitalen worden opgevuld door elektronen één voor één toe te voegen,
waarbij de regels van Pauli en Hund gelden:
- Pauli: een orbital kan door maximaal twee elektronen worden bezet
waarbij de twee elektronen een tegengestelde spin hebben (spin
up/down)
- Hund: wanneer meerdere elektronen verdeeld kunnen worden over
meerdere orbitalen, wordt dit zodanig gedaan dat zoveel mogelijk
elektronen spin up hebben.
- een elektron heeft spin up wanneer die alleen in een orbitaal zit
● spin up en down moet je zien als elektronen met de noorpool aan de ene kant
en het andere elektron de noordpool naar de andere kant