Osteoporose
Naam Simone Koopmans
Osteoporose
Algemeen
Men spreekt van primaire osteoporose bij botverlies dat samenhangt met het normale verouderingsproces,
zonder een verdere aanwijsbare oorzaak. Primaire osteoporose kan te wijten zijn aan een toename van de
botafbraak, eerder dan aan een afname van de botaanmaak of aan een abnormaliteit in het
koppelingsmechanisme tussen de botaanmaak en de botafbraak. Primaire osteoporose wordt onderverdeeld
in:
• Postmenopauzale osteoporose komt voor bij vrouwen tussen de 51 en 61 jaar, bij wie sprake is van
een duidelijk verhoogd verlies van trabeculair botweefsel. Dit verlies van botweefsel kan tot
wervelfracturen leiden.
• Ouderdomsosteoporose komt voor bij zowel vrouwen als mannen ouder dan 65 jaar. De aandoening
wordt gekenmerkt door een verlies van trabeculair en corticaal botweefsel, dat kan leiden tot
heupfracturen en wervelinzakkingen.
Men spreekt van secundaire osteoporose als het botverlies een aanwijsbare oorzaak heeft. Aandoeningen die
het risico op osteoporose sterk vergroten zijn: inflammatoire darmziekten, coeliakie, osteogenesis imperfecta,
anorexia nervosa, hypogonadisme, malabsorptiesyndroom, primaire hyperparathyreoïdie, maagresectie,
syndroom van Cushing en chronische reumatoïde artritis. Ook corticosteroïden leiden vooral in het eerste jaar
van gebruik tot omvangrijk botverlies. Andere medicamenten met een risico op osteoporose of osteopenie
zijn: anti-epileptica, fenprocoumon (een anticoagulans) en gosereline (een middel dat remmend werkt op de
aanmaak van hormonen in de hypothalamus).
Osteoporose is een aandoening van het skelet die wordt gekenmerkt door een lage botmineraaldichtheid
(BMD) en een verstoring van de samenhang van het bot, die het bot brozer maken en het fractuurrisico
vergroten. De WHO onderscheidt verschillende gradaties van osteoporose op basis van een BMD-meting (dual
energy X-ray absorptiometry of DEXA-meting) en het al dan niet optreden van osteoporotische fracturen:
• Geen osteoporose: de BMD ligt op of boven de grens van 1 standaarddeviatie onder de gemiddelde
botdichtheid (piekbotmassa) van jongvolwassenen (25 tot 30 jaar).
• Osteopenie: de BMD is verminderd en ligt 1 tot 2,5 standaarddeviatie onder de gemiddelde
botdichtheid (piekbotmassa) van jongvolwassenen, maar er is nog geen sprake van osteoporose.
• Osteoporose: de BMD ligt meer dan 2,5 standaarddeviatie onder de gemiddelde botdichtheid
(piekbotmassa) van jongvolwassenen.
• Ernstige osteoporose: osteoporose die gepaard gaat met osteoporotische fracturen. Karakteristieke
locaties van osteoporotische fracturen zijn: de (thoracale) wervelkolom, de heup en de pols.
Risicofactoren voor het ontstaan van osteoporose
Ouderdom en het vrouwelijk geslacht zijn de voornaamste risicofactoren voor het ontstaan van osteoporose.
Daarnaast zijn er nog andere risicofactoren voor een lage BMD, zoals: een laag lichaamsgewicht en
osteoporose in de familie. Roken, weinig lichaamsbeweging en deficiënte voeding, in het bijzonder een
onvoldoende inname van calcium en, bij ouderen die weinig buiten komen, van vitamine D, zijn risico
verhogende leefgewoonten.
Gevolgen van fracturen
Fracturen, en de consequenties ervan, hebben een grote invloed op de kwaliteit van het leven. Dit geldt
vooral voor oudere mensen, omdat zij een langere hersteltijd nodig hebben, hierdoor relatief lang uit de
Naam Simone Koopmans
Osteoporose
Algemeen
Men spreekt van primaire osteoporose bij botverlies dat samenhangt met het normale verouderingsproces,
zonder een verdere aanwijsbare oorzaak. Primaire osteoporose kan te wijten zijn aan een toename van de
botafbraak, eerder dan aan een afname van de botaanmaak of aan een abnormaliteit in het
koppelingsmechanisme tussen de botaanmaak en de botafbraak. Primaire osteoporose wordt onderverdeeld
in:
• Postmenopauzale osteoporose komt voor bij vrouwen tussen de 51 en 61 jaar, bij wie sprake is van
een duidelijk verhoogd verlies van trabeculair botweefsel. Dit verlies van botweefsel kan tot
wervelfracturen leiden.
• Ouderdomsosteoporose komt voor bij zowel vrouwen als mannen ouder dan 65 jaar. De aandoening
wordt gekenmerkt door een verlies van trabeculair en corticaal botweefsel, dat kan leiden tot
heupfracturen en wervelinzakkingen.
Men spreekt van secundaire osteoporose als het botverlies een aanwijsbare oorzaak heeft. Aandoeningen die
het risico op osteoporose sterk vergroten zijn: inflammatoire darmziekten, coeliakie, osteogenesis imperfecta,
anorexia nervosa, hypogonadisme, malabsorptiesyndroom, primaire hyperparathyreoïdie, maagresectie,
syndroom van Cushing en chronische reumatoïde artritis. Ook corticosteroïden leiden vooral in het eerste jaar
van gebruik tot omvangrijk botverlies. Andere medicamenten met een risico op osteoporose of osteopenie
zijn: anti-epileptica, fenprocoumon (een anticoagulans) en gosereline (een middel dat remmend werkt op de
aanmaak van hormonen in de hypothalamus).
Osteoporose is een aandoening van het skelet die wordt gekenmerkt door een lage botmineraaldichtheid
(BMD) en een verstoring van de samenhang van het bot, die het bot brozer maken en het fractuurrisico
vergroten. De WHO onderscheidt verschillende gradaties van osteoporose op basis van een BMD-meting (dual
energy X-ray absorptiometry of DEXA-meting) en het al dan niet optreden van osteoporotische fracturen:
• Geen osteoporose: de BMD ligt op of boven de grens van 1 standaarddeviatie onder de gemiddelde
botdichtheid (piekbotmassa) van jongvolwassenen (25 tot 30 jaar).
• Osteopenie: de BMD is verminderd en ligt 1 tot 2,5 standaarddeviatie onder de gemiddelde
botdichtheid (piekbotmassa) van jongvolwassenen, maar er is nog geen sprake van osteoporose.
• Osteoporose: de BMD ligt meer dan 2,5 standaarddeviatie onder de gemiddelde botdichtheid
(piekbotmassa) van jongvolwassenen.
• Ernstige osteoporose: osteoporose die gepaard gaat met osteoporotische fracturen. Karakteristieke
locaties van osteoporotische fracturen zijn: de (thoracale) wervelkolom, de heup en de pols.
Risicofactoren voor het ontstaan van osteoporose
Ouderdom en het vrouwelijk geslacht zijn de voornaamste risicofactoren voor het ontstaan van osteoporose.
Daarnaast zijn er nog andere risicofactoren voor een lage BMD, zoals: een laag lichaamsgewicht en
osteoporose in de familie. Roken, weinig lichaamsbeweging en deficiënte voeding, in het bijzonder een
onvoldoende inname van calcium en, bij ouderen die weinig buiten komen, van vitamine D, zijn risico
verhogende leefgewoonten.
Gevolgen van fracturen
Fracturen, en de consequenties ervan, hebben een grote invloed op de kwaliteit van het leven. Dit geldt
vooral voor oudere mensen, omdat zij een langere hersteltijd nodig hebben, hierdoor relatief lang uit de