Fysiotherapie jaar 2
Hoorcollege 1: Extramurale Zorg 2 CNA/RCA/ONCO + Klinisch redeneren bij CNA
Extramuraal en intramuraal
Extramuraal valt onder eerste lijn (fysiotherapiepraktijk, huisarts …)
Intramuraal valt onder de tweede lijn (ziekenhuis en instellingen) en de derde lijn (gespecialiseerde
klinieken)
Transmuraal werken is een combinatie van intramuraal en extramuraal. Een complex met
verschillende behandelaars en specialisten.
Wat kan je verwachten?
- Mensen met een chronisch (beweeg-) probleem -> herwinnen of herleren / compenseren of
aanpassen
- Gerelateerd aan een orgaan dysfunctie (hersenen, hart/longen, vaatstelsel, lymfstelsel,
kanker)
- Gericht op eerstelijns zorg (thuis of in de praktijk)
Zorg aan huis, zorg in de praktijk, bevorderen van zelfredzaamheid
Klinisch redeneren bij CNA (onderzoek & behandeling)
- Probleem in het centrale zenuwstelsel: Welke CNA ken je? Wat zijn de gevolgen?
- Mogelijk ernstige consequenties, centraal zenuwstelsel stuurt erg veel aan!
- Goed gericht onderzoek en behandeling is belangrijk!
Wat is klinisch redeneren?
Gestructureerd leren observeren, onderzoeksplan leren opstellen en uitvoeren, FT diagnose
formuleren, behandelplan opstellen en uitvoeren middels de juiste middelen/methoden.
Wat is er ‘anders’ bij een CNA-patiënt?
- Altijd rode vlaggen! -> bij DTF, dus verwijzing nodig
- Er is zo veel te zien! Complex beweegprobleem
,Therapeutische proces
WAT? Uitvragen
Anamnese:
- Introductie
- Reden van komst
- Hulpvraag:
o LOFTIG
o Activiteit staat centraal
Taak kenmerken (open/gesloten, cognitief/motorisch…)
Persoonskenmerken (fysiek, cognitie, emotie)
Omgevingskenmerken (materieel, sociaal)
- CEGS
o Cognities
o Emoties
o Gedrag
o Sociale omstandigheden
- Samenvatten + vervolgonderzoek
& HOE? Observatie
Op basis van gespecificeerde hulpvraag -> observeren activiteit (=problematische handeling)
Kijk altijd eerst algemeen en vervolgens specifiek:
1. Algemeen observeren:
a. Wat valt het meeste op?
b. Lukt het en is het veilig?
c. Hulpmiddelen?
d. Kost het moeite?
e. Hoe snel of langzaam gaat het?
2. Specifiek observeren:
a. Hoe verlopen de fases?
b. Wat zijn de bewegingen van de lichaamsdelen?
c. Wat zie je van het lichaamszwaartepunt & steunvlak?
d. Hoe verlopen deelbewegingen?
e. Hoe groot of klein zijn de bewegingen?
Eventueel met behulp van observatiemodel van Gentile & Hedman
WAAROM? Hypothesevorming
Na het bekijken en analyseren van activiteiten worden die specifieke neurologische functies nader
onderzocht waarvan het vermoeden bestaat dat ze de uitvoering van de activiteit negatief
beïnvloeden.
,Mogelijke functiestoornissen bij CNA
Neurologische sensomotorische functiestoornissen (4S-en)
- Spierkracht
- Sturing (selectiviteit, coördinatie, motorische controle, stabiliteit)
- Spiertonus (hyper-/hypotonie, slapte, spasme, rigiditeit, paratonie)
- Sensibiliteit (vitaal-gnostisch en proprioceptie)
- Houdingsregulatie / automatische reacties / balans
Overige functiestoornissen:
- Artogene/myogene mobiliteitsbeperking -> P/AROM
- Visueel
- Motorische planning
- Spraak-taal/begrip/emotie
- Leercapaciteit
- Uithoudingsvermogen
Contextuele factoren: omgevings- en persoonlijke factoren
- Persoonlijkheid
- Motivatie
- Aandacht / concentratie
- Sociale netwerk
- Thuissituatie
- …
Klinimetrie
Doel = objectief in kaart brengen problematische handeling en evt. onderliggende functiestoornissen
Kan op 3 manieren worden ingezet:
- Prognostisch: kunnen voorspellen hoe het herstel zal verlopen
- Diagnostisch: diagnose bepalen
- Evaluatief: evalueren hoe het proces verloopt
Fysiotherapeutische diagnose
- Functioneringsproblemen van de patiënt in termen van activiteit, participatie en stoornissen
- Beloop
- Wijze van omgang met het probleem
- Hulpvraag en de behandelbare grootheden
- Indicatie voor fysiotherapie
- Verwacht herstel
, Behandelplan -CNA
- Behandelplan altijd gericht op hulpvraag = activiteitenniveau
- Onderliggende doelen kunnen ook voorwaardenscheppend zijn op je hoofddoel, dus meer
gericht op functieniveau
Trainen van de activiteit:
- Denk bij het trainen van de activiteit ook weer aan taak, persoon, omgeving
- Houd rekening met de mogelijkheden van het CZS
- Principes van motorisch leren
Trainen van de functiestoornissen:
- Houd rekening met de mogelijkheden van het CZS
- Trainingsleer principes
- Maak doelen SMART
Trainen van persoonlijke/ omgevingsfactoren:
- Bij CNA veelal ernstige consequenties en dus ook veel psychosociale gevolgen voor de
patiënt als de omgeving
- Indien mogelijk -> werk multidisciplinair om deze factoren ook een plek te geven in de
behandeling
Hoorcollege 2: Inleiding neuropathologie
Functionele anatomie hersenen
Grote hersenen: (belangrijkste functies van de mens)
o Sulcus centralis: scheiding in de hersenen tussen de motorische schors (actie) en de
sensorische schors (waarnemen)
- Hersenschors (cortex cerebri)
- Basale kernen
- Limbisch systeem
Tussenhersenen:
- Thalamus
- Hypothalamus
- Hypofyse
Kleine hersenen
Hersenstam
Bewegen
Hoorcollege 1: Extramurale Zorg 2 CNA/RCA/ONCO + Klinisch redeneren bij CNA
Extramuraal en intramuraal
Extramuraal valt onder eerste lijn (fysiotherapiepraktijk, huisarts …)
Intramuraal valt onder de tweede lijn (ziekenhuis en instellingen) en de derde lijn (gespecialiseerde
klinieken)
Transmuraal werken is een combinatie van intramuraal en extramuraal. Een complex met
verschillende behandelaars en specialisten.
Wat kan je verwachten?
- Mensen met een chronisch (beweeg-) probleem -> herwinnen of herleren / compenseren of
aanpassen
- Gerelateerd aan een orgaan dysfunctie (hersenen, hart/longen, vaatstelsel, lymfstelsel,
kanker)
- Gericht op eerstelijns zorg (thuis of in de praktijk)
Zorg aan huis, zorg in de praktijk, bevorderen van zelfredzaamheid
Klinisch redeneren bij CNA (onderzoek & behandeling)
- Probleem in het centrale zenuwstelsel: Welke CNA ken je? Wat zijn de gevolgen?
- Mogelijk ernstige consequenties, centraal zenuwstelsel stuurt erg veel aan!
- Goed gericht onderzoek en behandeling is belangrijk!
Wat is klinisch redeneren?
Gestructureerd leren observeren, onderzoeksplan leren opstellen en uitvoeren, FT diagnose
formuleren, behandelplan opstellen en uitvoeren middels de juiste middelen/methoden.
Wat is er ‘anders’ bij een CNA-patiënt?
- Altijd rode vlaggen! -> bij DTF, dus verwijzing nodig
- Er is zo veel te zien! Complex beweegprobleem
,Therapeutische proces
WAT? Uitvragen
Anamnese:
- Introductie
- Reden van komst
- Hulpvraag:
o LOFTIG
o Activiteit staat centraal
Taak kenmerken (open/gesloten, cognitief/motorisch…)
Persoonskenmerken (fysiek, cognitie, emotie)
Omgevingskenmerken (materieel, sociaal)
- CEGS
o Cognities
o Emoties
o Gedrag
o Sociale omstandigheden
- Samenvatten + vervolgonderzoek
& HOE? Observatie
Op basis van gespecificeerde hulpvraag -> observeren activiteit (=problematische handeling)
Kijk altijd eerst algemeen en vervolgens specifiek:
1. Algemeen observeren:
a. Wat valt het meeste op?
b. Lukt het en is het veilig?
c. Hulpmiddelen?
d. Kost het moeite?
e. Hoe snel of langzaam gaat het?
2. Specifiek observeren:
a. Hoe verlopen de fases?
b. Wat zijn de bewegingen van de lichaamsdelen?
c. Wat zie je van het lichaamszwaartepunt & steunvlak?
d. Hoe verlopen deelbewegingen?
e. Hoe groot of klein zijn de bewegingen?
Eventueel met behulp van observatiemodel van Gentile & Hedman
WAAROM? Hypothesevorming
Na het bekijken en analyseren van activiteiten worden die specifieke neurologische functies nader
onderzocht waarvan het vermoeden bestaat dat ze de uitvoering van de activiteit negatief
beïnvloeden.
,Mogelijke functiestoornissen bij CNA
Neurologische sensomotorische functiestoornissen (4S-en)
- Spierkracht
- Sturing (selectiviteit, coördinatie, motorische controle, stabiliteit)
- Spiertonus (hyper-/hypotonie, slapte, spasme, rigiditeit, paratonie)
- Sensibiliteit (vitaal-gnostisch en proprioceptie)
- Houdingsregulatie / automatische reacties / balans
Overige functiestoornissen:
- Artogene/myogene mobiliteitsbeperking -> P/AROM
- Visueel
- Motorische planning
- Spraak-taal/begrip/emotie
- Leercapaciteit
- Uithoudingsvermogen
Contextuele factoren: omgevings- en persoonlijke factoren
- Persoonlijkheid
- Motivatie
- Aandacht / concentratie
- Sociale netwerk
- Thuissituatie
- …
Klinimetrie
Doel = objectief in kaart brengen problematische handeling en evt. onderliggende functiestoornissen
Kan op 3 manieren worden ingezet:
- Prognostisch: kunnen voorspellen hoe het herstel zal verlopen
- Diagnostisch: diagnose bepalen
- Evaluatief: evalueren hoe het proces verloopt
Fysiotherapeutische diagnose
- Functioneringsproblemen van de patiënt in termen van activiteit, participatie en stoornissen
- Beloop
- Wijze van omgang met het probleem
- Hulpvraag en de behandelbare grootheden
- Indicatie voor fysiotherapie
- Verwacht herstel
, Behandelplan -CNA
- Behandelplan altijd gericht op hulpvraag = activiteitenniveau
- Onderliggende doelen kunnen ook voorwaardenscheppend zijn op je hoofddoel, dus meer
gericht op functieniveau
Trainen van de activiteit:
- Denk bij het trainen van de activiteit ook weer aan taak, persoon, omgeving
- Houd rekening met de mogelijkheden van het CZS
- Principes van motorisch leren
Trainen van de functiestoornissen:
- Houd rekening met de mogelijkheden van het CZS
- Trainingsleer principes
- Maak doelen SMART
Trainen van persoonlijke/ omgevingsfactoren:
- Bij CNA veelal ernstige consequenties en dus ook veel psychosociale gevolgen voor de
patiënt als de omgeving
- Indien mogelijk -> werk multidisciplinair om deze factoren ook een plek te geven in de
behandeling
Hoorcollege 2: Inleiding neuropathologie
Functionele anatomie hersenen
Grote hersenen: (belangrijkste functies van de mens)
o Sulcus centralis: scheiding in de hersenen tussen de motorische schors (actie) en de
sensorische schors (waarnemen)
- Hersenschors (cortex cerebri)
- Basale kernen
- Limbisch systeem
Tussenhersenen:
- Thalamus
- Hypothalamus
- Hypofyse
Kleine hersenen
Hersenstam
Bewegen