Dit document bevat samenvattingen van deze hoofdstukken uit het boek van
publiek management (van Noort, 2018):
- Hoofdstuk 8: dynamiek en crisis
- Hoofdstuk 9: verandermanagement
- Hoofdstuk 10: leiderschap
- Hoofdstuk 14: prestatiemanagement.
H8 dynamiek en crisis
Dynamiek: gaat over de mate waarin de omgeving van een
organisatie verandert.
Crisis: een onvoorspelbare verandering/gebeurtenis vormt een
acute dreiging voor organisatie/samenleving. Snel ingrijpen is
noodzakelijk.
Hoe dynamisch de omgeving van een publieke organisatie is hangt af van 3
factoren:
1. Frequentie
Hoe vaak veranderen elementen uit de omgeving?
Innovatie
2. Omvang
Grootte van verandering in een bepaalde periode
3. Turbulentie
Onvoorspelbaarheid van veranderingen
Onderlinge verbondenheid van de omgeving.
Kenmerken crisis:
1. Dreiging
2. Onzekerheid
3. Onvoorspelbaarheid
4. Grote tijdsdruk
Op verschillende niveaus:
Micro- individueel
Meso- organisatie
Macro- nationaal en internationaal
Organisationele crisis: gebeurtenis die slechts zelden plaatsvindt, maar
die een grote negatieve impact heeft op het functioneren van een
organisatie.
o Low probability event: gebeurtenis die slechts zelden voorkomt
, o bijvoorbeeld: een orkaan of een andere natuurramp.
Belangrijke verschillen dynamiek en crisis
Dynamiek neemt toe bij situaties waar vaak veranderingen optreden, terwijl
crisis toeneemt bij situaties waar eenmalige gebeurtenissen plaatsvinden
Crisis hebben korte termijngevolgen en dynamiek heeft lange
termijngevolgen
Crisis kenmerken zich met hogere mate van dreiging, onzekerheid en
tijdsdruk dan dynamiek.
Een crisis legt alles van de organisatie tijdelijk plat en dynamiek heeft
negatieve gevolgen voor functioneren van de organisatie, maar legt niet alles
plat.
Soorten stabiliteit die er bestaan:
1. Structurele – hiërarchie
2. Missie – doelen
3. Procedureel – routine, regels, SOP’S
4. Productie - hulpmiddelen
5. Personeels (turnover)
Publieke managers kunnen actie ondernemen om negatieve effecten op te
vangen zodat organisatie nog goed blijft functioneren:
1. De omgeving manipuleren via extern management
2. De organisatie aanpassen aan de omgeving via intern management
Crises kunnen variëren in:
1. Schaal – nationaal/internationaal etc.
2. Ernst - (im)matteriele schade en slachtoffers
3. Aard - ramp, overstroming etc.
Crisismanagement: het totaal van activiteiten die ondernomen worden om
het effect van een crisis te minimaliseren, zodat teruggegaan kan worden
naar de situatie van voor de crisis.
Drie inzichten van crisismanagement:
1. De manier waarop publieke managers en organisaties zich
voorbereiden op een crisis
2. De rol van publieke managers tijdens een crisis
3. De manier waarop publieke managers tijdens een crisis handelen