Examen samenvatting
2017
, Financieel 1, Examen Samenvatting 2
Afzet
Het aantal verkochte producten.
Nettowinst
Het bedrag dat je overhoudt als je de inkoopwaarde en alle kosten aftrekt van de
omzet.
Inkoopfactuurprijs
De inkoopprijs inclusief btw.
Theoretische consumentenprijs
De verkoopprijs die je met vaststaande percentages eenvoudig kunt berekenen.
Normatieve omzet
De omzet die je minimaal moet behalen, om je winkel te kunnen laten draaien.
Economisch resultaat
De nettowinst waarvan een redelijke vergoeding voor de inzet van tijd en geld van de
ondernemer is afgehaald.
Degressief variabele kosten
De variabele kosten nemen per stuk af als je meer verkoopt.
Progressief variabele kosten
De variabele kosten per stuk, worden hoger wanneer je meer verkoopt.
Proportioneel variabele kosten
De variabele kosten nemen evenredig toe of af als de verkopen/productie
toe of af nemen.
Complementaire kosten
Bijkomende kosten bij een duurzaam productiemiddel zoals onderhouds-/
reparatiekosten.
Verspillingen
Niet noodzakelijke kosten.
Brutowinstmarge
Getal dat aangeeft welk % van de omzet er overblijft na aftrek van de IWO.
, Financieel 1, Examen Samenvatting 3
Brutowinstopslag
Opslag op de inkoopprijs, zodat er een marge ontstaat om een brutowinst te behalen.
Btw
Belasting over de toegevoegde waarde.
Financieel beleid
Het maken van plannen en het nemen van beslissingen over geld in een bedrijf om
de gestelde doelen te behalen.
Kengetallen
De uitkomsten van standaardberekeningen waarmee je presentaties kunt vergelijken.
Omzet
De totale verkoopopbrengst exclusief btw.
Voorbeelden toegevoegde waarde aan producten
- Goed aankoopadvies geven
- Service verlenen
- Extra garanties geven
Fte
Fulltime equivalent (38 uur werkweek)
Inventariseren
Het tellen en registreren van de voorraad.
Soorten bedrijfskosten
- Rentekosten
- Afschrijvingskosten
- Loonkosten
- Huisvestingkosten
- Verkoopkosten
- Marketingkosten
- Autokosten
- Voorraadkosten
Fast moving consumer goods
Artikelen die snel en vaak verkocht worden. Ze hebben een hoge omloopsnelheid.
Bv. brood, melk etc.