Hoofdstuk 1: Inleiding
Toegepaste statistiek
= analyseren van data om een wetenschappelijke vraag te beantwoorden
Data: waarnemingen op variabelen (gegevens die we verzamelen)
Steekproef= onderzoekspopulatie ( selectie van doelpopulatie)
Doelpopulatie= daar willen we uitspraken over doen
1. Onderzoeksvormen
,Medische wetenschappelijk onderzoek: welke studies hebben we om
analyses op te doen.
Observationeel onderzoek: we gaan niet tussenkomen, we gaan enkel
observeren en geen interventie uitvoeren.
Experimenteel onderzoek: als onderzoeker ga je tussenkomen, je doet een
interventie (je gaat een experiment uitvoeren).
Cohort: onderzoekspopulatie
Case-control: groep mensen selecteren (ziekte hebben), groep mensen
selecteren (die ziekte niet hebben), deze groepen vergelijken en kijken als
er een effect is.
Vb: rookgedrag bekijken met longkanker mensen en mensen zonder
kanker.
Cohort: groep mensen in onderzoekspopulatie
Retrospectief: alle metingen worden op hetzelfde moment uitgevoerd, niet
opgevolgd in de tijd.
Prospectief: na verloop van tijd gaan we kijken als er een effect is
opgetreden of niet we gaan de metingen opvolgen en eventueel
opnieuw uittesten.
Retrospectief: terug in de tijd (patiëntendossier)
Prospectief: mensen opvolgen, vooruitlopend met de tijd
2. Soorten variabelen
Uitkomstvariabele (outcome): de variabele die we willen gaan verklaren/
voorspellen.
Afhankelijke (dependent) variabele
Onafhankelijke (independent) variabele
Determinanten, verklarende variabelen, voorspellers, predictoren
1. Categorische/ categoriale/ kwalitatieve variabelen
= variabelen die een beperkt aantal mogelijke uitkomsten hebben
(3-5)
Nominaal (niet geordend)
Ordinaal (geordend)
, Dichotoom (2 categorieën)
Dummy codering: 1 vs 0
2. Numerieke/ kwantitatieve variabelen
= hebben geen oneindig aantal mogelijke waarden, enkel gehele
getallen
Discreet (gehele getallen/ aantallen)
Continue (in theorie oneindig aantal mogelijke waarden)
o Interval-schaal
o Ratio-schaal
Nominaal: de verschillende uitkomsten kunnen niet worden geordend (vb:
uw provincie, de verschillende provincies kunnen we niet wetenschappelijk
ordenen)
Ordinaal: de waarden kunnen we wetenschappelijk ordenen
(opleidingsniveau)
Dummy codering: we geven aan de ene categorie het nummer 1 en aan
de andere nummer 0
Discreet: (vb: aantal keer naar de tandarts geweest de afgelopen 5 jaar)
Continue: (vb: lichaamsgewicht, lengte)
Interval-schaal: alle afstanden tussen de waarden zijn gelijk
Ratio-schaal: er is een natuurlijk nulpunt (de 0 betekend het ontbreken
van een variabele (vb: lichaamslengte, maar niet bij temperatuur)
Toegepaste statistiek
= analyseren van data om een wetenschappelijke vraag te beantwoorden
Data: waarnemingen op variabelen (gegevens die we verzamelen)
Steekproef= onderzoekspopulatie ( selectie van doelpopulatie)
Doelpopulatie= daar willen we uitspraken over doen
1. Onderzoeksvormen
,Medische wetenschappelijk onderzoek: welke studies hebben we om
analyses op te doen.
Observationeel onderzoek: we gaan niet tussenkomen, we gaan enkel
observeren en geen interventie uitvoeren.
Experimenteel onderzoek: als onderzoeker ga je tussenkomen, je doet een
interventie (je gaat een experiment uitvoeren).
Cohort: onderzoekspopulatie
Case-control: groep mensen selecteren (ziekte hebben), groep mensen
selecteren (die ziekte niet hebben), deze groepen vergelijken en kijken als
er een effect is.
Vb: rookgedrag bekijken met longkanker mensen en mensen zonder
kanker.
Cohort: groep mensen in onderzoekspopulatie
Retrospectief: alle metingen worden op hetzelfde moment uitgevoerd, niet
opgevolgd in de tijd.
Prospectief: na verloop van tijd gaan we kijken als er een effect is
opgetreden of niet we gaan de metingen opvolgen en eventueel
opnieuw uittesten.
Retrospectief: terug in de tijd (patiëntendossier)
Prospectief: mensen opvolgen, vooruitlopend met de tijd
2. Soorten variabelen
Uitkomstvariabele (outcome): de variabele die we willen gaan verklaren/
voorspellen.
Afhankelijke (dependent) variabele
Onafhankelijke (independent) variabele
Determinanten, verklarende variabelen, voorspellers, predictoren
1. Categorische/ categoriale/ kwalitatieve variabelen
= variabelen die een beperkt aantal mogelijke uitkomsten hebben
(3-5)
Nominaal (niet geordend)
Ordinaal (geordend)
, Dichotoom (2 categorieën)
Dummy codering: 1 vs 0
2. Numerieke/ kwantitatieve variabelen
= hebben geen oneindig aantal mogelijke waarden, enkel gehele
getallen
Discreet (gehele getallen/ aantallen)
Continue (in theorie oneindig aantal mogelijke waarden)
o Interval-schaal
o Ratio-schaal
Nominaal: de verschillende uitkomsten kunnen niet worden geordend (vb:
uw provincie, de verschillende provincies kunnen we niet wetenschappelijk
ordenen)
Ordinaal: de waarden kunnen we wetenschappelijk ordenen
(opleidingsniveau)
Dummy codering: we geven aan de ene categorie het nummer 1 en aan
de andere nummer 0
Discreet: (vb: aantal keer naar de tandarts geweest de afgelopen 5 jaar)
Continue: (vb: lichaamsgewicht, lengte)
Interval-schaal: alle afstanden tussen de waarden zijn gelijk
Ratio-schaal: er is een natuurlijk nulpunt (de 0 betekend het ontbreken
van een variabele (vb: lichaamslengte, maar niet bij temperatuur)