Algemene bewegingspathologie
HC1 – Ziekten en oorzaken + afweersysteem
Pathos: lijden, ziekte
Logos: kennis/wetenschap
Etiologie: (leer van) oorzaak of oorzakelijke factoren
Pathogenese: ontstaanswijze van ziekte
Cel > weefsel > orgaan > organisme
Cel: kleinste functionele eenheid, die alle genetische informatie van dat organisme bevat.
Handhaaft:
Cellulaire energievoorziening
Selectieve permeabiliteit van membraan
Essentiële enzymactiviteit
Genetische informatie
Ziekte gevolg van primaire afwijking op 3 niveaus:
1. Genetische functie
2. Fysiologische biochemische functie
3. Bouw of rangschikking van cellen, weefsels en organen
Homeostasis: dynamisch evenwicht tussen noxen en zelf-herstellend vermogen
Lichaamstemperatuur
Hormoonspiegels
Ionenconcentraties intra/extracellulair
Bloeddruk etc
Ziekte: verstoring homeostasis
Noxen: beschadigende prikkels
Endogeen: vanuit organisme zelf
o Erfelijke predispositie
o Inactiviteit
o Senescentie: veroudering
o Stress
o Immunologische reacties
Exogeen: van buitenaf
o Fysisch
o Chemisch
o Intoxicatie
o Voedingsdeficiëntie
o Infecties
Leasie: verstoring evenwicht
,Te weinig O2 bij hersengebied (noxe) > evenwicht verstoort (leasie) > ischemie ontstaan
(prikkel)
,Cellulaire reactie op noxe:
In grootte
o Atrofie: cel kleiner worden
o Hypertrofie: cel groter worden
In aantal
o Involutie: afname aantal cellen
o Hyperplasie: toename aantal cellen
Differentiatie en morfologie
o Metaplasie: overgang naar ander celtype
o Dysplasie: verkeerde vorm aannemen (veranderen in vorm, grootte en
organisatie)(voorstadia tumorcel)
Geen adaptatie > regressieve verandering en cel beschadiging
o Reversibel: cel degeneratie
o Irreversibel: necrose
Celtypen:
Fixed
Stabiele cellen
Labiele cellen
Reservecellen
Degeneratie: cel wordt minderwaardig qua structuur en functie
Regressieve verandering:
Reversibel: cel kan niet aanpassen aan noxe, maar sterft niet > degeneratie
o Intracellulair:
Enzymdefect: phenylketonurie (PKU)
Gestoorde cellulaire energievoorzieningen (hart)
o Intracellulair, bindweefsel:
Hyaliene degeneratie: sclerosering, littekenweefsel, MS
Fibrinoïde degeneratie: brandwonden
Mucoïde degeneratie: slijmcysten, peesganglion
Vezel degeneratie: collageen en elastine afname
Irreversibel: > celdood
o Necrose: extracellulaire prikkel > verandering permeabiliteit membraan >
intracellulaire deel komt buiten cel > ontstekingsreactie > ongecontroleerde
celdood > lichaam ruimt necrotisch cellen/weefsel op
Apoptose: individuele, geporgrammeerde celdood
Necroses:
Coagulatienecrose: afsluiting arteriële bloedtoevoer (door ischemie, hartinfarct)
Colliquatienecrose: weefsel wordt vloeibaar (bacteriële infecties, herseninfarct)
Vetnecrose: vet buiten vetcellen > vetafbraak (pancreas)
Fibrinoïde necrose: bij ontsteking van vaten weefsel afsterven
Verkazende necrose: korrelig weefsel krijgen (tuberculose)
, Gangreen: necrose en rotting. Afsterven en verkleuren van huid
Ultieme regressie: cel degeneratie > weefsel degeneratie > orgaandegeneratie > uitval van
vitale functies/systemen > dood
Afweerreacties
Afweerreactie: ontstaat wanneer een noxe binnenkomt.
Voorkomt necrose en regressie
Niet specifieke afweer:
Passief: huid, slijmvliezen, skelet, darmflora, huidflora
Actief: cellulair- granulocyten, lymofcyten, macrofagen
Specifieke afweer: immuunsysteem
Ontstekingsreactie: uitscheiding van oa bloedcellen
Rubor: roodheid
Tumor: zwelling
Calor: warmte
Dolor: pijn
Functio laesa: verlies van functie
Belangrijke vasculaire veranderingen bij acute ontsteking:
Dilatatie van bloedvaten
Diapedese: vertraging van de bloedstroom
toename permeabiliteit van vaatwand > diffusie van grote hoeveelheid eiwit en
vloeistof mogelijk worden
Oedeem: verhoogde permeabiliteit > uittreden van vocht uit bloedbaan (oiv histamine en
bradikinine)
Ontstekingsfases:
Hyperaemie: histamine en bradykinine vrij > vasodilatatie
Exsudatie: vaten worden lek > uittreden vloeistof door permeabiliteit (+ histamine en
bradykinine)
Infiltratie van leucocyten
Diapese: uittreden van granulocyten etc
Proliferatie: fibroblasten: regeneratie en herstel weefsel
Fagocyt: type bloedcel die een pathogeen opruimt dmv fagocytose
Macrofagen
Microfagen
Neutrofiele granulocyten: belangrijk voor directe imuunresponsen
Ontsteking:
Hyperemisch: alleen roodheid
Exudatief: met vochtuittreding
HC1 – Ziekten en oorzaken + afweersysteem
Pathos: lijden, ziekte
Logos: kennis/wetenschap
Etiologie: (leer van) oorzaak of oorzakelijke factoren
Pathogenese: ontstaanswijze van ziekte
Cel > weefsel > orgaan > organisme
Cel: kleinste functionele eenheid, die alle genetische informatie van dat organisme bevat.
Handhaaft:
Cellulaire energievoorziening
Selectieve permeabiliteit van membraan
Essentiële enzymactiviteit
Genetische informatie
Ziekte gevolg van primaire afwijking op 3 niveaus:
1. Genetische functie
2. Fysiologische biochemische functie
3. Bouw of rangschikking van cellen, weefsels en organen
Homeostasis: dynamisch evenwicht tussen noxen en zelf-herstellend vermogen
Lichaamstemperatuur
Hormoonspiegels
Ionenconcentraties intra/extracellulair
Bloeddruk etc
Ziekte: verstoring homeostasis
Noxen: beschadigende prikkels
Endogeen: vanuit organisme zelf
o Erfelijke predispositie
o Inactiviteit
o Senescentie: veroudering
o Stress
o Immunologische reacties
Exogeen: van buitenaf
o Fysisch
o Chemisch
o Intoxicatie
o Voedingsdeficiëntie
o Infecties
Leasie: verstoring evenwicht
,Te weinig O2 bij hersengebied (noxe) > evenwicht verstoort (leasie) > ischemie ontstaan
(prikkel)
,Cellulaire reactie op noxe:
In grootte
o Atrofie: cel kleiner worden
o Hypertrofie: cel groter worden
In aantal
o Involutie: afname aantal cellen
o Hyperplasie: toename aantal cellen
Differentiatie en morfologie
o Metaplasie: overgang naar ander celtype
o Dysplasie: verkeerde vorm aannemen (veranderen in vorm, grootte en
organisatie)(voorstadia tumorcel)
Geen adaptatie > regressieve verandering en cel beschadiging
o Reversibel: cel degeneratie
o Irreversibel: necrose
Celtypen:
Fixed
Stabiele cellen
Labiele cellen
Reservecellen
Degeneratie: cel wordt minderwaardig qua structuur en functie
Regressieve verandering:
Reversibel: cel kan niet aanpassen aan noxe, maar sterft niet > degeneratie
o Intracellulair:
Enzymdefect: phenylketonurie (PKU)
Gestoorde cellulaire energievoorzieningen (hart)
o Intracellulair, bindweefsel:
Hyaliene degeneratie: sclerosering, littekenweefsel, MS
Fibrinoïde degeneratie: brandwonden
Mucoïde degeneratie: slijmcysten, peesganglion
Vezel degeneratie: collageen en elastine afname
Irreversibel: > celdood
o Necrose: extracellulaire prikkel > verandering permeabiliteit membraan >
intracellulaire deel komt buiten cel > ontstekingsreactie > ongecontroleerde
celdood > lichaam ruimt necrotisch cellen/weefsel op
Apoptose: individuele, geporgrammeerde celdood
Necroses:
Coagulatienecrose: afsluiting arteriële bloedtoevoer (door ischemie, hartinfarct)
Colliquatienecrose: weefsel wordt vloeibaar (bacteriële infecties, herseninfarct)
Vetnecrose: vet buiten vetcellen > vetafbraak (pancreas)
Fibrinoïde necrose: bij ontsteking van vaten weefsel afsterven
Verkazende necrose: korrelig weefsel krijgen (tuberculose)
, Gangreen: necrose en rotting. Afsterven en verkleuren van huid
Ultieme regressie: cel degeneratie > weefsel degeneratie > orgaandegeneratie > uitval van
vitale functies/systemen > dood
Afweerreacties
Afweerreactie: ontstaat wanneer een noxe binnenkomt.
Voorkomt necrose en regressie
Niet specifieke afweer:
Passief: huid, slijmvliezen, skelet, darmflora, huidflora
Actief: cellulair- granulocyten, lymofcyten, macrofagen
Specifieke afweer: immuunsysteem
Ontstekingsreactie: uitscheiding van oa bloedcellen
Rubor: roodheid
Tumor: zwelling
Calor: warmte
Dolor: pijn
Functio laesa: verlies van functie
Belangrijke vasculaire veranderingen bij acute ontsteking:
Dilatatie van bloedvaten
Diapedese: vertraging van de bloedstroom
toename permeabiliteit van vaatwand > diffusie van grote hoeveelheid eiwit en
vloeistof mogelijk worden
Oedeem: verhoogde permeabiliteit > uittreden van vocht uit bloedbaan (oiv histamine en
bradikinine)
Ontstekingsfases:
Hyperaemie: histamine en bradykinine vrij > vasodilatatie
Exsudatie: vaten worden lek > uittreden vloeistof door permeabiliteit (+ histamine en
bradykinine)
Infiltratie van leucocyten
Diapese: uittreden van granulocyten etc
Proliferatie: fibroblasten: regeneratie en herstel weefsel
Fagocyt: type bloedcel die een pathogeen opruimt dmv fagocytose
Macrofagen
Microfagen
Neutrofiele granulocyten: belangrijk voor directe imuunresponsen
Ontsteking:
Hyperemisch: alleen roodheid
Exudatief: met vochtuittreding