LMP: leertheorieën
Inleiding: maatschappelijke inbedding van leren en onderwijs
• Maatschappij is in voortdurende verandering → modernisering en nieuwe matschappelijke
ontwikkelingen
• Kennisexplosie en verouderde kennis
o Toename van kennis = exponentieel → kennis is snel verouderd
o Onderwijs moet voorbereiden op maatschappij van morgen → levenslang leren
▪ Kennisstructuren en elementaire instrumentele vaardigheden
▪ Denk -, probleemoplossings-, leer – en communicatievaardigheden
→ gebalanceerd
• Informatisering en technologisering
o Kennismaatschappij → jongeren hierop voorbereiden → inzicht
▪ ICT-vaardigheden
• Globalisering, internationalisering, mondialisering
o Lln → kritische wereldburgers met positieve appreciatie van internationalisering en
globalisering + begrip voor bedreigingen
• Levenslang en levensbreed leren
o Formele, niet-formele en informele leeractiviteiten
o Kennis, vaardigheden, competenties → persoonlijk, burgerlijk, sociaal en
werkgelegenheidsperspectief verbeteren
• Competentiegerichtheid
o Leerdoelen in termen van competenties
o Competentiegericht leren → eigen maken van competenties
▪ Authentieke, realistische relevante opdrachten en instructies → appel doen
op samenhangend geheel van vaardigheden, kennis, aspecten van
professioneel functioneren
o Steeds meer onder vuur
• Multimediale maatschappij en beeldcultuur
o Gevolgen van beeldcultuur op intellectuele en morele ontwikkeling van jongeren
o Leesbevorderingsactiviteiten + kritische blik
1
, Behaviorisme
Klassieke conditionering
• Pavlov
• Leren door associaties tussen stimuli
o S→R
▪ Passief, onbewust, aangeboren respons
▪ Stimuli komen voor respons (<-> OC: stimuli na respons)
o Conditionering:
▪ Ongeconditioneerde stimulus → ongeconditioneerde
(aangeboren) respons UCS → UCR
▪ Ongeconditioneerde stimulus + neutrale stimulus → UCS + NS → UCR
ongeconditioneerde (aangeboren respons) CS → CR
▪ Geconditioneerde stimulus → geconditioneerde respons
• Aangeboren reflexen
• Lerende = black box
o Systeem waarvan de interne opbouw en mechanismen buiten beschouwing blijven
o Leren zonder bewuste denkactiviteit
o Observeerbaar en waarneembaar gedrag
• Extinctie ↔ spontaan herstel
o Extinctie = uitdoving van CR wanneer de CS herhaaldelijk wordt aangeboden zonder
UCS
o Spontaan herstel = uitdoving kan spontaan herstelt worden → CS lokt ineens CR uit
• Generalisatie ↔ selectief leren
o Generalisatie = de geconditioneerde respons volgt op stimuli die lijken op de
geconditioneerde stimulus
o Selectief leren = organisme leert reageren op bepaalde stimulus en niet op
gelijksoortige stimuli
▪ Leren door bij ene stimulus (NS) wel OCS aan te bieden en bij andere niet
• Appetitieve conditionering ↔ aversieve conditionering
o Appetitieve conditionering = toedienen van een aangename stimulus of wegnemen
van een onaangename stimulus
o Aversieve conditionering = toedienen van onaangename stimulus of wegnemen van
aangename stimulus
▪ Smaakaversie
• Experimentele neurose
o Neurotische gedrag door verwarring en onduidelijkheid
o Geagiteerde respons → geïrriteerd en defensief
• Watson & Rayner: little Albert experiment
• Leerdoel : duidelijk omschreven gedrag
2
, Operante conditionering
• Skinner → bekrachtigingsschema’s, Skinnerbox
• Thorndike → puzzeldoos, trail & error, transfer van leren, law of effect, law of exercise
• Bewust gedrag gaan stimuleren/afnemen door straffen en belonen
o Operant = observeerbaar, bewust, ‘vrijwillig’ gedrag
o Stimuli komen na respons (<-> KC: stimuli voor respons)
• Lerende = black box
o Systeem waarvan de interne opbouw en mechanismen buiten beschouwing blijven
o Leren zonder bewuste denkactiviteit
o Observeerbaar en waarneembaar gedrag
• Straffen en belonen om gedrag te sturen
o Bekrachtiger om gewenst gedrag te vermeerderen ↔ straf om ongewenst gedrag te
verminderen
o Positieve bekrachtiging = toedienen van positieve/aangename stimulus
o Negatieve bekrachtiging = wegnemen van negatieve/onaangename stimulus
o Positieve straf = toedienen van negatieve/onaangename stimulus
o Negatieve straf = wegnemen van positieve/aangename stimulus
• Primaire en secundaire bekrachtigers
o Primaire bekrachtigers = bevredigen biologische behoeften
o Secundaire bekrachtigers = NS die aan primaire bekrachtigers geassocieerd worden
• Continue bekrachtigers ↔ intermitterende bekrachtigers
o Continue = elke goede respons belonen → om complex gedrag aan te leren (shaping)
o Intermitterende = minder frequent beloningsschema → aansporing om het
gewenste gedrag vol te houden → om geleerd gedrag in stand te houden
• Bekrachtigingsschema’s
o Ratio = na bepaald aantal responsen bekrachtigen (hoogste # responsen) ↔ interval
= na bepaald tijdsinterval bekrachtigen
o Ratio – vast = na vast aantal responsen bekrachtigen → korte pauze na elke
bekrachtiging
o Ratio – variabel = bekrachtiging na variabel aantal responsen → geen pauzes na elke
bekrachtiging
o Interval – vast = bekrachtiging na vast tijdsinterval → weinig respons na elke
bekrachtiging (golfbewegingen)
o Interval – variabel = bekrachtiging na variabel tijdsinterval → responses treden
redelijk constant op
• Uitdoving = verdwijnen van de respons als gevolg van het ontbreken van bekrachtiging
• Premack principle = bekrachtiging van meer gewenste activiteiten in de toekomst
• Prompting en shaping
o Prompting = gedrag goede kant op sturen → aanzet geven om gedrag te vertonen
o Shaping = gedrag bijwerking in de richting van het doelgedrag → gedrag opdelen in
deelgedragingen
▪ Eerst belonen van gedrag dat bij benadering goed is → gedrag in juiste
richting sturen en eisen voor beloning telkens verscherpen
▪ Daarna enkel belonen van eindgedrag
• Leerdoel: duidelijk omschreven gedrag
• Geprogrammeerde instructie in het onderwijs → complex leren/gedrag in deelgedragingen
opsplitsen
3
Inleiding: maatschappelijke inbedding van leren en onderwijs
• Maatschappij is in voortdurende verandering → modernisering en nieuwe matschappelijke
ontwikkelingen
• Kennisexplosie en verouderde kennis
o Toename van kennis = exponentieel → kennis is snel verouderd
o Onderwijs moet voorbereiden op maatschappij van morgen → levenslang leren
▪ Kennisstructuren en elementaire instrumentele vaardigheden
▪ Denk -, probleemoplossings-, leer – en communicatievaardigheden
→ gebalanceerd
• Informatisering en technologisering
o Kennismaatschappij → jongeren hierop voorbereiden → inzicht
▪ ICT-vaardigheden
• Globalisering, internationalisering, mondialisering
o Lln → kritische wereldburgers met positieve appreciatie van internationalisering en
globalisering + begrip voor bedreigingen
• Levenslang en levensbreed leren
o Formele, niet-formele en informele leeractiviteiten
o Kennis, vaardigheden, competenties → persoonlijk, burgerlijk, sociaal en
werkgelegenheidsperspectief verbeteren
• Competentiegerichtheid
o Leerdoelen in termen van competenties
o Competentiegericht leren → eigen maken van competenties
▪ Authentieke, realistische relevante opdrachten en instructies → appel doen
op samenhangend geheel van vaardigheden, kennis, aspecten van
professioneel functioneren
o Steeds meer onder vuur
• Multimediale maatschappij en beeldcultuur
o Gevolgen van beeldcultuur op intellectuele en morele ontwikkeling van jongeren
o Leesbevorderingsactiviteiten + kritische blik
1
, Behaviorisme
Klassieke conditionering
• Pavlov
• Leren door associaties tussen stimuli
o S→R
▪ Passief, onbewust, aangeboren respons
▪ Stimuli komen voor respons (<-> OC: stimuli na respons)
o Conditionering:
▪ Ongeconditioneerde stimulus → ongeconditioneerde
(aangeboren) respons UCS → UCR
▪ Ongeconditioneerde stimulus + neutrale stimulus → UCS + NS → UCR
ongeconditioneerde (aangeboren respons) CS → CR
▪ Geconditioneerde stimulus → geconditioneerde respons
• Aangeboren reflexen
• Lerende = black box
o Systeem waarvan de interne opbouw en mechanismen buiten beschouwing blijven
o Leren zonder bewuste denkactiviteit
o Observeerbaar en waarneembaar gedrag
• Extinctie ↔ spontaan herstel
o Extinctie = uitdoving van CR wanneer de CS herhaaldelijk wordt aangeboden zonder
UCS
o Spontaan herstel = uitdoving kan spontaan herstelt worden → CS lokt ineens CR uit
• Generalisatie ↔ selectief leren
o Generalisatie = de geconditioneerde respons volgt op stimuli die lijken op de
geconditioneerde stimulus
o Selectief leren = organisme leert reageren op bepaalde stimulus en niet op
gelijksoortige stimuli
▪ Leren door bij ene stimulus (NS) wel OCS aan te bieden en bij andere niet
• Appetitieve conditionering ↔ aversieve conditionering
o Appetitieve conditionering = toedienen van een aangename stimulus of wegnemen
van een onaangename stimulus
o Aversieve conditionering = toedienen van onaangename stimulus of wegnemen van
aangename stimulus
▪ Smaakaversie
• Experimentele neurose
o Neurotische gedrag door verwarring en onduidelijkheid
o Geagiteerde respons → geïrriteerd en defensief
• Watson & Rayner: little Albert experiment
• Leerdoel : duidelijk omschreven gedrag
2
, Operante conditionering
• Skinner → bekrachtigingsschema’s, Skinnerbox
• Thorndike → puzzeldoos, trail & error, transfer van leren, law of effect, law of exercise
• Bewust gedrag gaan stimuleren/afnemen door straffen en belonen
o Operant = observeerbaar, bewust, ‘vrijwillig’ gedrag
o Stimuli komen na respons (<-> KC: stimuli voor respons)
• Lerende = black box
o Systeem waarvan de interne opbouw en mechanismen buiten beschouwing blijven
o Leren zonder bewuste denkactiviteit
o Observeerbaar en waarneembaar gedrag
• Straffen en belonen om gedrag te sturen
o Bekrachtiger om gewenst gedrag te vermeerderen ↔ straf om ongewenst gedrag te
verminderen
o Positieve bekrachtiging = toedienen van positieve/aangename stimulus
o Negatieve bekrachtiging = wegnemen van negatieve/onaangename stimulus
o Positieve straf = toedienen van negatieve/onaangename stimulus
o Negatieve straf = wegnemen van positieve/aangename stimulus
• Primaire en secundaire bekrachtigers
o Primaire bekrachtigers = bevredigen biologische behoeften
o Secundaire bekrachtigers = NS die aan primaire bekrachtigers geassocieerd worden
• Continue bekrachtigers ↔ intermitterende bekrachtigers
o Continue = elke goede respons belonen → om complex gedrag aan te leren (shaping)
o Intermitterende = minder frequent beloningsschema → aansporing om het
gewenste gedrag vol te houden → om geleerd gedrag in stand te houden
• Bekrachtigingsschema’s
o Ratio = na bepaald aantal responsen bekrachtigen (hoogste # responsen) ↔ interval
= na bepaald tijdsinterval bekrachtigen
o Ratio – vast = na vast aantal responsen bekrachtigen → korte pauze na elke
bekrachtiging
o Ratio – variabel = bekrachtiging na variabel aantal responsen → geen pauzes na elke
bekrachtiging
o Interval – vast = bekrachtiging na vast tijdsinterval → weinig respons na elke
bekrachtiging (golfbewegingen)
o Interval – variabel = bekrachtiging na variabel tijdsinterval → responses treden
redelijk constant op
• Uitdoving = verdwijnen van de respons als gevolg van het ontbreken van bekrachtiging
• Premack principle = bekrachtiging van meer gewenste activiteiten in de toekomst
• Prompting en shaping
o Prompting = gedrag goede kant op sturen → aanzet geven om gedrag te vertonen
o Shaping = gedrag bijwerking in de richting van het doelgedrag → gedrag opdelen in
deelgedragingen
▪ Eerst belonen van gedrag dat bij benadering goed is → gedrag in juiste
richting sturen en eisen voor beloning telkens verscherpen
▪ Daarna enkel belonen van eindgedrag
• Leerdoel: duidelijk omschreven gedrag
• Geprogrammeerde instructie in het onderwijs → complex leren/gedrag in deelgedragingen
opsplitsen
3