Positieve gezondheid
Kwaliteit van leven: het is een subjectief begrip. Het zegt iets over hoe een persoon zijn of
haar lichamelijke, psychische en sociale functioneren ervaart. Het kan daarnaast ook
objectieve aspecten betreffen, bijvoorbeeld als het gaat om beperkingen als gevolg van
ziekte.
Holistische zorg
Er wordt verder gekeken dan alleen naar de klacht. Er wordt gekeken naar de mens in zijn
geheel, als een functionerend geheel, niet alleen naar de symptomen die bij een klacht
horen. Hoe completer het beeld van de situatie, hoe beter je begrijpt hoe klachten ontstaan
en. Hoe het lichaam weer in balans kan komen.
Zelfmanagement
Meer dan ‘zelf doen’. Zelf bepalen welke zorg je wilt of wat je belangrijk vindt in je leven.
Hoe pas je een ziekte toe in je leven (een goed leven hebben met de ziekte).
Zelfredzaamheid
Vermogen om dagelijkse activiteiten zelfstandig te kunnen doen.
Leefstijlfactoren en risicofactoren
Leefstijlfactoren = gedrag dat een (on)gunstige invloed kan hebben op de gezondheid, zoals
lichaamsbeweging, roken en overmatig alcoholgebruik.
Risicofactoren = de fysieke en sociale omgeving hebben invloed op het menselijk gedrag.
, Piramide van Maslow
Mensen hebben basisbehoeften. Bepaalde behoeften treden pas op als andere vervuld zijn.
Het helpt de zorgverlener met het gedrag van cliënten te begrijpen.
Erikson
Er zijn 8 ontwikkelingsfasen bij de theorie van Erikson:
1. Vertrouwen (0 – 1,5 jaar): In deze fase hecht je met je moeder, als dit goed gaat
vertrouw je andere later sneller.
2. Autonomie (1,5 – 3 jaar): in deze fase leer je zelf dingen doen, wanneer je te weinig
zelf mag of belachelijk gemaakt wordt, dan twijfel je later over veel dingen.
3. Initiatief (3 – 6 jaar): in deze fase leer je initiatief nemen en een doel te hebben,
wanneer de ouders het kind niet aanmoedigen of ontmoedigen, heb je later moeite
met initiatief nemen.
4. Competentie (6 – puberteit): in deze fase leer je succesvol te zijn in de maatschappij.
Je krijgt verantwoordelijkheid en leert om met andere op te schieten.
5. Identiteit (adolescentie): in deze fase ga je erachter komen wie je nu eigenlijk bent.
6. Intimiteit (jongvolwassenen): in deze fase raak je betrokken, bouw je intieme relaties
op op werk, wanneer je hier niet in slaagt voel je je eenzaam.
7. Productiviteit (middelbare leeftijd): in deze fase focus je je op je kinderen, carrière,
wanneer je hier niet in slaagt keren we in onszelf en stagneren we onze ontwikkeling.
8. Tevredenheid (ouderdom): wanneer we tevreden zijn kunnen we de dood
accepteren, wanneer we met spijt terugkijken kunnen we de dood niet accepteren.
Taalontwikkeling
0-6 maanden = reactie op menselijke stem
Vanaf 1 maand = gorgelen, koeren
Vanaf 6 maanden = ba-ba
Vanaf 1 jaar = een woord zinnen
Vanaf 1,5 jaar = twee woord zinnen
Tussen 2 en 3 jaar = besef zinsstructuur
Tussen 3 en 6 jaar = grammatica, overreguliseren
Kwaliteit van leven: het is een subjectief begrip. Het zegt iets over hoe een persoon zijn of
haar lichamelijke, psychische en sociale functioneren ervaart. Het kan daarnaast ook
objectieve aspecten betreffen, bijvoorbeeld als het gaat om beperkingen als gevolg van
ziekte.
Holistische zorg
Er wordt verder gekeken dan alleen naar de klacht. Er wordt gekeken naar de mens in zijn
geheel, als een functionerend geheel, niet alleen naar de symptomen die bij een klacht
horen. Hoe completer het beeld van de situatie, hoe beter je begrijpt hoe klachten ontstaan
en. Hoe het lichaam weer in balans kan komen.
Zelfmanagement
Meer dan ‘zelf doen’. Zelf bepalen welke zorg je wilt of wat je belangrijk vindt in je leven.
Hoe pas je een ziekte toe in je leven (een goed leven hebben met de ziekte).
Zelfredzaamheid
Vermogen om dagelijkse activiteiten zelfstandig te kunnen doen.
Leefstijlfactoren en risicofactoren
Leefstijlfactoren = gedrag dat een (on)gunstige invloed kan hebben op de gezondheid, zoals
lichaamsbeweging, roken en overmatig alcoholgebruik.
Risicofactoren = de fysieke en sociale omgeving hebben invloed op het menselijk gedrag.
, Piramide van Maslow
Mensen hebben basisbehoeften. Bepaalde behoeften treden pas op als andere vervuld zijn.
Het helpt de zorgverlener met het gedrag van cliënten te begrijpen.
Erikson
Er zijn 8 ontwikkelingsfasen bij de theorie van Erikson:
1. Vertrouwen (0 – 1,5 jaar): In deze fase hecht je met je moeder, als dit goed gaat
vertrouw je andere later sneller.
2. Autonomie (1,5 – 3 jaar): in deze fase leer je zelf dingen doen, wanneer je te weinig
zelf mag of belachelijk gemaakt wordt, dan twijfel je later over veel dingen.
3. Initiatief (3 – 6 jaar): in deze fase leer je initiatief nemen en een doel te hebben,
wanneer de ouders het kind niet aanmoedigen of ontmoedigen, heb je later moeite
met initiatief nemen.
4. Competentie (6 – puberteit): in deze fase leer je succesvol te zijn in de maatschappij.
Je krijgt verantwoordelijkheid en leert om met andere op te schieten.
5. Identiteit (adolescentie): in deze fase ga je erachter komen wie je nu eigenlijk bent.
6. Intimiteit (jongvolwassenen): in deze fase raak je betrokken, bouw je intieme relaties
op op werk, wanneer je hier niet in slaagt voel je je eenzaam.
7. Productiviteit (middelbare leeftijd): in deze fase focus je je op je kinderen, carrière,
wanneer je hier niet in slaagt keren we in onszelf en stagneren we onze ontwikkeling.
8. Tevredenheid (ouderdom): wanneer we tevreden zijn kunnen we de dood
accepteren, wanneer we met spijt terugkijken kunnen we de dood niet accepteren.
Taalontwikkeling
0-6 maanden = reactie op menselijke stem
Vanaf 1 maand = gorgelen, koeren
Vanaf 6 maanden = ba-ba
Vanaf 1 jaar = een woord zinnen
Vanaf 1,5 jaar = twee woord zinnen
Tussen 2 en 3 jaar = besef zinsstructuur
Tussen 3 en 6 jaar = grammatica, overreguliseren
