1. stoornis
⟹ is een defect of ontbreken van een orgaanfunctie of orgaan. Als je van een
stoornis spreekt, kan dit zijn op vlak van:
- Cognitie
- Zintuigen
- Taal
- Organen
- Ledematen
- Het is een afwijking op orgaanniveau en is altijd objectief: het kan
vastgesteld worden door een arts of psycholoog
2. beperking
⟹ kan gevolg zijn van een stoornis en is de vermindering van mogelijkheden ten
aanzien van gedrag of activiteiten dus bv. op vlak van:
- Communicatie
- Verzorging
- Lichaamsbeweging
- Vaardigheden
- Gedrag
- Er wordt vaak gekeken naar wat ze wel en niet kunnen
3. handicap
⟹ is een participatieprobleem, een belemmering in het sociaal-maatschappelijk
functioneren en gaat om de beleving van de beperkte persoon. Een handicap is een
subjectief iets want de persoon die van een handicap spreekt, vindt dat hij of zij een
handicap heeft. Iemand die vindt dat hij/zij een handicap heeft, vindt belemmeringen
in behalen van doelen die hij/zij belangrijk vindt. En heeft gevoel niet goed te
kunnen participeren in de samenleving:
- Scholing
- Arbeid
- Het sociale leven
- Vrijetijdsbesteding
3.1 stoornis vs. Handicap
⟹een beperking kan de oorzaak zijn van een handicap, als iemand een handicap
heeft en hij zijn benen niet kan gebruiken kan dit een handicap worden bij het rijden.
- Personen met een beperking hebben niet automatisch een handicap. Zeker
niet als ze een oplossing kunnen vinden om hun beperking te ondersteunen
zoals braille bij blinden
3.2 visie op mensen met een beperking
⟹ vaak visie op tijdsgeest, mensvisie, economisch systeem, politieke situatie,…
4. visie 1: moreel
⟹ zingeving en waardeoordelen
- Medelijden/betutteling: verschil in perspectief
- Bewondering: zoals bij Stephen Hawking, paralympische spelen
1
, - Ethische vragen: eugenetica, euthanasie, kinderwens,…
4.1 visie 2: medisch model en defectparadigma
- Kenmerken: defect-denken en medische zorg, revalidatie en integratie,
segregatie en institutionele zorg
- Kritiek: medicalisering, onderzoek naar nieuwe technologieën zijn duur en
wat als de integratie van mensen met een handicap niet lukt?
4.2 visie 3: omgevingsmodel en ontwikkelingsparadigma
- Kenmerken: gelijkenissen en verschillen zijn duidelijk, vaak speciale
behoeften en mogelijkheden, hebben een zo normaal mogelijke omgeving
nodig en ook socialisatie, normalisatie en kleinschaligheid
- Kritieken: opdringen van de waarden en normen en geen
mentaliteitsverandering van de hulpverleners → alsof deze mensen niks
kunnen
4.3 visie 4: sociaal model en burgerschapsparadigma
⟹ een beperking is niet gelijk aan een handicap en dit is ook niet
gelijk aan een participatieprobleem
→ een handicap ontstaat pas als de samenleving drempels ontwerpt,
dingen die niet toegankelijk zijn en geen gelijke kansen bieden bv.
weinig jobs voor mensen met een beperking
- Kenmerken: een groot onderscheid tussen beperking,
handicap en een participatieprobleem
o Burgerschapsperspectief
o Gericht op de samenleving en inclusie
o Kwaliteit van het leven
o Empowerment en keuze/emancipatie komt meer op voorgrond
o Individuele ondersteuning van deze groep
- Gevolgen:
o Aanpassing van de wetgeving en beleid
1995: minister van gelijke kansen bestaat
1997: grondslag voor directe financiering: PAB
2006/2009: VN-gedrag (VRPH) INCLUSIE
2008: experiment PGB (persoonsgebonden budget)
2010: perspectief 2020 (conceptnota Min. Vandeurzen
Klemtoon:
o Vraaggestuurde zorg en persoonsvolgende
financiering
Basisondersteuningsbudget (BOB):
330€/maand
Persoonsvolgend budget: budget op maat
voor gespecialiseerde bijkomende zorg
o Rechtstreeks toegankelijke hulp
o Zorggarantie voor iedereen met een hoge
ondersteuningsnood
o Vermaatschappelijking van de zorg/inclusieve
samenleving
4.3.1 persoonsvolgende financiering: meerderjarig (PVB) en minderjarig (PAB)
2