Economie blok 2 samenvatting
De economie bestaat uit 3 onderdelen: de macro, meso en micro-omgeving.
In de macro-omgeving kijk je vooral naar de wereld en de trends die zich daarin afspelen, in
de meso-omgeving kijk je naar de ontwikkelingen in de branche en bij de micro-omgeving
kijk je naar de bedrijfsprocessen dus gaat het alleen om je eigen bedrijf.
Om te onderzoeken of een bedrijfstak aantrekkelijk is om tot toe te treden kan je kijken naar
het 5 krachten model van Porter. Sommige mensen zeggen zelfs dat er een 6e kracht is
namelijk de kracht van de overheid.
De 6e eventuele variant is de overheid, de
overheid doet ook macht uitoefenen op
markten door subsidies en accijnzen te
geven.
Bedreiging van toetreders: hoe makkelijk is het voor nieuwkomers om tot deze markt toe te
treden. Hoe hoger de kracht hoe hoger de bedreiging voor de toetreders.
Kracht vd afnemers: hoe makkelijk kan een afnemer onderhandelen over de prijs. Een grote
afnemer zal eerder in staat zijn om te onderhandelen over de prijs dan een kleine afnemer,
hoe hoger de score hoe meer macht de afnemer heeft des te slechter is het voor het bedrijf.
Kracht vd leveranciers: hoeveel macht heeft de leverancier om de prijs te verhogen, zit de
leverancier in een monopolie positie kan hij makkelijk de prijzen verhogen wat dus slecht is
voor het bedrijf.
Bedreiging van het substituut: hoe groot is de mogelijkheid dat mensen kiezen voor de
andere optie of dat deze nieuwe optie er komt. Hoe groter deze kans des te slechter is het
voor het bedrijf.
Concurrentie intensiteit: hoeveel concurrenten zijn er, hoe groot zijn die, wat is de
verhouding tussen hun vaste kosten en variabele kosten, hoe snel groeit de industrie. Hoe
meer concurrentie des te slechter is het voor het bedrijf.
, Verschillende vormen van concurrentie:
Interne concurrentie: concurrentie tussen bedrijven uit dezelfde bedrijfstak
Externe concurrentie: Concurrentie met afnemers of leveranciers
Potentiële concurrentie: dreiging van toetreders en substituten.
De interne concurrentie bestaat uit de hevigheid afhankelijk van:
Aantal ondernemingen en hun grootte, aantal producten en de verschillen er tussen,
kostenstructuur, technische ontwikkeling, concurrentie van buitenland.
Grote bedrijven kunnen vaak goedkoper produceren dan kleine bedrijven en hebben dus een
voordeel, de verschillen in producten/ productdifferentiatie is het veranderen van je product
dat er een verschil in zit in verhouding tot de andere producten dit kan zorgen voor
klantbinding > jou product heeft iets wat andere producten niet hebben. Om het te winnen
van andere concurrenten moet je marktaandeel winnen dit doe je door nieuwe producten te
lanceren en te zorgen voor klantbinding door middel van productdifferentiatie en reclame.
Bedrijven met een kleine kapitaalgoederen voorraad kunnen makkelijker op een
veranderende vraag inspelen.
Externe concurrentie hevigheid hangt af van:
De grootte van de afnemers en de grootte van de leveranciers, kleine bedrijven zullen sneller
akkoord gaan met een prijstijging dan grote bedrijven. Die grote bedrijven hebben meer
macht om nee te zeggen dan die kleine bedrijven want als die grote bedrijven door die
prijsstijging het ergens anders gaan kopen lopen ze veel omzet mis, bij die kleine bedrijven is
dat minder (afnemers)
Zijn er weinig leveranciers is de concurrentie hoog want overstappen is dan lastig.
(leveranciers)
Potentiele concurrentie hevigheid hangt af van:
Toe en uittreders en substitutiegoederen.
De economie bestaat uit 3 onderdelen: de macro, meso en micro-omgeving.
In de macro-omgeving kijk je vooral naar de wereld en de trends die zich daarin afspelen, in
de meso-omgeving kijk je naar de ontwikkelingen in de branche en bij de micro-omgeving
kijk je naar de bedrijfsprocessen dus gaat het alleen om je eigen bedrijf.
Om te onderzoeken of een bedrijfstak aantrekkelijk is om tot toe te treden kan je kijken naar
het 5 krachten model van Porter. Sommige mensen zeggen zelfs dat er een 6e kracht is
namelijk de kracht van de overheid.
De 6e eventuele variant is de overheid, de
overheid doet ook macht uitoefenen op
markten door subsidies en accijnzen te
geven.
Bedreiging van toetreders: hoe makkelijk is het voor nieuwkomers om tot deze markt toe te
treden. Hoe hoger de kracht hoe hoger de bedreiging voor de toetreders.
Kracht vd afnemers: hoe makkelijk kan een afnemer onderhandelen over de prijs. Een grote
afnemer zal eerder in staat zijn om te onderhandelen over de prijs dan een kleine afnemer,
hoe hoger de score hoe meer macht de afnemer heeft des te slechter is het voor het bedrijf.
Kracht vd leveranciers: hoeveel macht heeft de leverancier om de prijs te verhogen, zit de
leverancier in een monopolie positie kan hij makkelijk de prijzen verhogen wat dus slecht is
voor het bedrijf.
Bedreiging van het substituut: hoe groot is de mogelijkheid dat mensen kiezen voor de
andere optie of dat deze nieuwe optie er komt. Hoe groter deze kans des te slechter is het
voor het bedrijf.
Concurrentie intensiteit: hoeveel concurrenten zijn er, hoe groot zijn die, wat is de
verhouding tussen hun vaste kosten en variabele kosten, hoe snel groeit de industrie. Hoe
meer concurrentie des te slechter is het voor het bedrijf.
, Verschillende vormen van concurrentie:
Interne concurrentie: concurrentie tussen bedrijven uit dezelfde bedrijfstak
Externe concurrentie: Concurrentie met afnemers of leveranciers
Potentiële concurrentie: dreiging van toetreders en substituten.
De interne concurrentie bestaat uit de hevigheid afhankelijk van:
Aantal ondernemingen en hun grootte, aantal producten en de verschillen er tussen,
kostenstructuur, technische ontwikkeling, concurrentie van buitenland.
Grote bedrijven kunnen vaak goedkoper produceren dan kleine bedrijven en hebben dus een
voordeel, de verschillen in producten/ productdifferentiatie is het veranderen van je product
dat er een verschil in zit in verhouding tot de andere producten dit kan zorgen voor
klantbinding > jou product heeft iets wat andere producten niet hebben. Om het te winnen
van andere concurrenten moet je marktaandeel winnen dit doe je door nieuwe producten te
lanceren en te zorgen voor klantbinding door middel van productdifferentiatie en reclame.
Bedrijven met een kleine kapitaalgoederen voorraad kunnen makkelijker op een
veranderende vraag inspelen.
Externe concurrentie hevigheid hangt af van:
De grootte van de afnemers en de grootte van de leveranciers, kleine bedrijven zullen sneller
akkoord gaan met een prijstijging dan grote bedrijven. Die grote bedrijven hebben meer
macht om nee te zeggen dan die kleine bedrijven want als die grote bedrijven door die
prijsstijging het ergens anders gaan kopen lopen ze veel omzet mis, bij die kleine bedrijven is
dat minder (afnemers)
Zijn er weinig leveranciers is de concurrentie hoog want overstappen is dan lastig.
(leveranciers)
Potentiele concurrentie hevigheid hangt af van:
Toe en uittreders en substitutiegoederen.
