Leerdoelen EBP thema 2.1-2.1
De student kan de 3 basisprincipes van Evidence Based Practice benoemen:
- Bewijs
- Waarde(n) en voorkeur patiënt
- Kennis en ervaring paramedicus
De student is in staat om uit te leggen wat een doelstelling is en kan deze kennis toepassen:
doelstelling:
- Waarom voer je dit artikel uit?
- Wat wil je bereiken met dit onderzoek?
- Wie heeft er belang bij dit onderzoek?
Het onderzoek heeft tot doel het verkrijgen van kennis en inzicht in… bij… zodat…
EBP is het zorgvuldig, expliciet en oordeelkundig gebruik van het beste bewijsmateriaal en de
evidence die op dit moment beschikbaar is, met als doel om beslissingen te nemen samen met
individuele patiënten om zo de kwaliteit van de zorgverlening te verbeteren.
De student is in staat om onderscheid te maken tussen een verklarend, beschrijvend en toetsend
onderzoek en kan deze kennis toepassen.
1. Beschrijvend onderzoek: vooral geïnteresseerd in de bepaalde maten waarin bepaalde
verschijnselen voorkomen, maar niet waarom dat zo is
Bijvoorbeeld: Aantallen bijv vooropleiding
2. verklarend onderzoek: niet alleen geïnteresseerd in de bepaalde mate waar in verschijnselen
voorkomen maar gaat de onderzoeker vooral in op de samenhang tussen de verschijnselen waarbij
de onderzoeker probeert vast te stellen of een bepaald gebeuren een goede verklaring is voor een
bepaalde verandering.
Bijvoorbeeld: bij een dokter komen twee zieke patiënten (patiënt A krijgt medicijnen toegediend
en patiënt B niet). Na een tijdje wordt gekeken of de patiënten beter zijn. Is patiënt A er beter
aan toe dan patiënt B dan verklaren we dat door te zeggen dat dat komt omdat patiënt A
medicijnen heeft gehad
3. toetsend onderzoek: Bij toetsend onderzoek ontstaat op basis van theorie(ën) een bepaalde
verwachting. Deze verwachting wordt ook wel een hypothese genoemd. Die ga je vervolgens
toetsen door middel van onderzoek. Je gaat hiermee dus de hypothese bevestigen of verwerpen.
Bijvoorbeeld: Hoe veel beter doen mbo studenten het dan havo studenten tijdens im.
Verklarend of toetsend -> kijk naar de doestelling (verklaring is meestal het doel vergelijken en
toetsend word er een hypothese genoemd)
, De student kent de verschillende onderzoeksdesign van experimenteel onderzoek en is in staat om
na het lezen te beoordelen welk onderzoeksdesign gebruikt:
1. transversaal onderzoek: Bij transversaal (cross-sectioneel) onderzoek wordt ieder individu in een
groep eenmaal en op hetzelfde tijdstip geobserveerd of gemeten.
2. longitudinaal onderzoek: Bij longitudinaal onderzoek worden de waarnemingen of metingen bij ieder
individu op een aantal achtereenvolgende tijdstippen herhaald.
3. experimenteel onderzoek: bestaat uit een set procedures om relaties tussen variabelen te
onderzoeken.
zuiver experiment: Dat wil zeggen dat het onderzoek zo zuiver mogelijk het effect van de
interventie vaststelt, zonder allerlei storende invloeden (controlegroep + randomisatie)
quasi-experiment: wordt niet gerandomiseerd en het onderzoek wordt niet dubbelblind
uitgevoerd. Wel wordt een groep deelnemers die een specifieke interventie ondergaat,
vergeleken met een controlegroep zonder interventie (het is niet altijd ethisch verantwoord om
te randomiseren)
pre-experiment: Een experiment waarbij geen sprake is van randomisatie en meestal ook niet
van een controlegroep (zonder controlegroep en/of voormeting)
Vakliteratuur kan worden beoordeeld op:
- Redactioneel niveau
- Methodologische niveau
- Statische niveau
- Beoordeling van de validiteit
- Het belang van de resultaten en de toepasbaarheid hiervan
Beoordelen op redactioneel niveau:
- Is de publicatie volledig?
- Zijn de onderdelen van de publicatie inhoudelijk juist?
De student kan de 3 basisprincipes van Evidence Based Practice benoemen:
- Bewijs
- Waarde(n) en voorkeur patiënt
- Kennis en ervaring paramedicus
De student is in staat om uit te leggen wat een doelstelling is en kan deze kennis toepassen:
doelstelling:
- Waarom voer je dit artikel uit?
- Wat wil je bereiken met dit onderzoek?
- Wie heeft er belang bij dit onderzoek?
Het onderzoek heeft tot doel het verkrijgen van kennis en inzicht in… bij… zodat…
EBP is het zorgvuldig, expliciet en oordeelkundig gebruik van het beste bewijsmateriaal en de
evidence die op dit moment beschikbaar is, met als doel om beslissingen te nemen samen met
individuele patiënten om zo de kwaliteit van de zorgverlening te verbeteren.
De student is in staat om onderscheid te maken tussen een verklarend, beschrijvend en toetsend
onderzoek en kan deze kennis toepassen.
1. Beschrijvend onderzoek: vooral geïnteresseerd in de bepaalde maten waarin bepaalde
verschijnselen voorkomen, maar niet waarom dat zo is
Bijvoorbeeld: Aantallen bijv vooropleiding
2. verklarend onderzoek: niet alleen geïnteresseerd in de bepaalde mate waar in verschijnselen
voorkomen maar gaat de onderzoeker vooral in op de samenhang tussen de verschijnselen waarbij
de onderzoeker probeert vast te stellen of een bepaald gebeuren een goede verklaring is voor een
bepaalde verandering.
Bijvoorbeeld: bij een dokter komen twee zieke patiënten (patiënt A krijgt medicijnen toegediend
en patiënt B niet). Na een tijdje wordt gekeken of de patiënten beter zijn. Is patiënt A er beter
aan toe dan patiënt B dan verklaren we dat door te zeggen dat dat komt omdat patiënt A
medicijnen heeft gehad
3. toetsend onderzoek: Bij toetsend onderzoek ontstaat op basis van theorie(ën) een bepaalde
verwachting. Deze verwachting wordt ook wel een hypothese genoemd. Die ga je vervolgens
toetsen door middel van onderzoek. Je gaat hiermee dus de hypothese bevestigen of verwerpen.
Bijvoorbeeld: Hoe veel beter doen mbo studenten het dan havo studenten tijdens im.
Verklarend of toetsend -> kijk naar de doestelling (verklaring is meestal het doel vergelijken en
toetsend word er een hypothese genoemd)
, De student kent de verschillende onderzoeksdesign van experimenteel onderzoek en is in staat om
na het lezen te beoordelen welk onderzoeksdesign gebruikt:
1. transversaal onderzoek: Bij transversaal (cross-sectioneel) onderzoek wordt ieder individu in een
groep eenmaal en op hetzelfde tijdstip geobserveerd of gemeten.
2. longitudinaal onderzoek: Bij longitudinaal onderzoek worden de waarnemingen of metingen bij ieder
individu op een aantal achtereenvolgende tijdstippen herhaald.
3. experimenteel onderzoek: bestaat uit een set procedures om relaties tussen variabelen te
onderzoeken.
zuiver experiment: Dat wil zeggen dat het onderzoek zo zuiver mogelijk het effect van de
interventie vaststelt, zonder allerlei storende invloeden (controlegroep + randomisatie)
quasi-experiment: wordt niet gerandomiseerd en het onderzoek wordt niet dubbelblind
uitgevoerd. Wel wordt een groep deelnemers die een specifieke interventie ondergaat,
vergeleken met een controlegroep zonder interventie (het is niet altijd ethisch verantwoord om
te randomiseren)
pre-experiment: Een experiment waarbij geen sprake is van randomisatie en meestal ook niet
van een controlegroep (zonder controlegroep en/of voormeting)
Vakliteratuur kan worden beoordeeld op:
- Redactioneel niveau
- Methodologische niveau
- Statische niveau
- Beoordeling van de validiteit
- Het belang van de resultaten en de toepasbaarheid hiervan
Beoordelen op redactioneel niveau:
- Is de publicatie volledig?
- Zijn de onderdelen van de publicatie inhoudelijk juist?