100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached 4.2 TrustPilot
logo-home
Summary

Literatuursamenvatting Inleiding Privaatrecht

Rating
-
Sold
-
Pages
53
Uploaded on
19-09-2022
Written in
2020/2021

Complete samenvatting van de verplichte literatuur van het vak Inleiding Privaatrecht.

Institution
Course











Whoops! We can’t load your doc right now. Try again or contact support.

Written for

Institution
Study
Course

Document information

Uploaded on
September 19, 2022
Number of pages
53
Written in
2020/2021
Type
Summary

Subjects

Content preview

Week 1
Hoofdstuk I - vermogensrechten




1.1.1 goed, zaak, registergoed
Goederen: alle zaken en alle vermogensrechten (art. 3:1 BW).
- vorderingsrecht (art. 3:94 BW)

Zaken: de voor menselijke beheersing vatbare stoffelijke objecten (art. 3:2 BW).
- onroerende zaak (art. 3:89 BW) → alle onroerende zaken zijn registergoederen.

Vermogensrecht: een goed, maar geen zaak.

,1.2.1 Absolute en relatieve rechten
Relatief recht: een rechtsbetrekking tussen twee bepaalde personen → schuldeiser en
schuldenaar.

Absoluut recht: een recht dat jegens iedereen kan worden gehandhaafd.
- exclusiviteit: de eigenaar behoeft niet te dulden dat een ander van de zaak gebruik maakt.
- Niet onbeperkt:
- Hinder (art. 5:37 BW)
- Misbruik van bevoegdheid/recht (art. 3:13 BW)
- Publiekrecht (‘’sociale eigendom’’)
- zaaksgevolg (droit de suite): het recht blijft op de zaak rusten, ook al raakt zij in
andere handen. → HR Blaauboer/Berlips
- Prioriteitsregel → maar: dubbele rechten op levering (art. 3:298 BW)
- Separatisme: faillissement als ‘’lakmoesproef’’

→ revindicatie door de eigenaar (art. 5:2 BW)

Absoluut recht op een zaak:
- Moet individueel bepaald zijn (Texeira de Mattos)
- Omvat bestanddelen (art. 3:4 BW)
- Wat niet zonder schade kan worden losgemaakt
- Wat er naar verkeersopvattingen bij hoort


1.2.3 Individualisering
Het individualiseringsprincipe: dat op enigerlei wijze valt uit de maken op welke goederen het
eigendomsrecht betrekking heeft.

1.2.4 Eenheidsbeginsel
Art. 5:3 BW: ‘’voor zover de wet niet anders bepaalt, is de eigenaar van een zaak eigenaar van al
haar bestanddelen.’’

Om deel uit te maken wat als bestanddeel heeft te gelden, bevat art. 3:4 BW twee criteria: de
verkeersopvatting en een zeer hechte fysieke binding.
1. al hetgeen volgens verkeersopvatting onderdeel van een zaak uitmaakt, is bestanddeel van
die zaak.
2. een zaak die met een hoofdzaak zodanig verbonden wordt dat zij daarvan niet kan worden
afgescheiden zonder dat beschadiging van betekenis wordt toegebracht aan een der zaken,
wordt bestanddeel van de hoofdzaak,

Het eenheidsbeginsel is beperkt tot zakelijke rechten.

1.2.5 Beperkte rechten
Beperkt recht (art. 3:8 BW): een recht dat is afgeleid uit een meer omvattend recht, hetwelk met het
beperkte recht is bezwaard.

Bij de vestiging van beperkte rechten kan de eigenaar slechts kiezen uit de in de wet limitatief
opgesomde typen (gesloten stelsel van beperkte rechten).
- Gebruiksrechten: die de beperkt gerechtigde bepaalde bevoegdheden tot gebruik geven.
- Zekerheidsrechten: die ertoe strekken de rechthebbende meer zekerheid te verlenen bij het
verhaal van zijn vorderingsrecht.

,Een beperkt recht is steeds een absoluut recht en meestal ook een zakelijk recht.
1.2.6 Prioriteit van het oudste beperkte recht en gelijkwaardigheid van vorderingsrechten
Botsing van twee beperkte rechten
→ het oudere beperkte recht gaat vóór.
Wanneer (bijvoorbeeld) vruchtgebruik van latere datum is dan het (bijvoorbeeld) hypotheekrecht, het
vruchtgebruik tenietgaat en de hypotheekhouder het huis onbelast kan verkopen.

Botsing van vorderingsrechten
→ De schuldeisers worden uit de opbrengst van het vermogen voldaan naar
evenredigheid van ieders vordering (art. 3:277 BW; paritas creditorum).

1.2.7 Vermogensrechten in het faillissement
In geval van faillissement wordt het vermogen van de failliet te gelde gemaakt om uit de opbrengst de
gezamenlijke schuldeisers zoveel mogelijk te voldoen. Hierbij melden zij hun vordering aan bij de
faillissementscurator, die de opbrengst van het te gelde gemaakte vermogen, na aftrek van de kosten
(netto) onder hen verdeeld.

1.2.8 Vervagende grenzen
De onderscheidingen die aan de orde kwamen (absoluut/relatief; zakelijk/persoonlijk; beperkt
recht/vorderingsrecht) vormen geen ondoordringbare scheidsmuur die het bestaan van
overgangsvormen onmogelijk maakt.

1.2.9 Relativering van een absoluut recht; ‘roerend goed heeft geen gevolg’
Bij een absoluut recht, volgt het recht de zaak ook al raakt dit in handen van een ander. Eigendom
van een roerende zaak is echter in zoverre ‘relatief’ dat het onder omstandigheden ‘gevolg’ mist. Wie
een roerende zaak kwijtraakt, kan zijn eigendomsrecht soms niet vervolgen onder een derde die de
zaak te goede trouw verkreeg (art. 3:86 BW).

1.2.10 Een relatief recht met absolute trekken
Wanneer een uit een overeenkomst voortvloeiend en voor overgang vatbaar recht in zodanig verband
staat met een aan de schuldeiser toebehorend goed dat hij bij dat recht slechts belang heeft, zolang
hij het goed behoudt, dan gaat het recht over op degene die het goed onder bijzondere titel verkrijgt
(art. 6:251 BW).

1.2.11 Invloed van het prioriteitsbeginsel ten aanzien van vorderingsrechten
Vorderingsrechten zijn gelijkwaardig, ongeacht de datum van hun ontstaan.

Art. 3:298 BW: ‘’Vervolgen twee of meer schuldeisers ten aanzien van één goed met elkaar botsende
rechten op levering, dan gaat in hun onderlinge verhouding het oudste recht op levering voor, tenzij
uit de wet, uit de aard van hun rechten, of uit de eisen van redelijkheid en billijkheid anders
voortvloeit.’’

, Hoofdstuk II - De totstandkoming van obligatoire overeenkomsten
2.1 Inleiding
Verbintenis: vermogensrechtelijke rechtsbetrekking waarbij de ene partij (schuldeiser/crediteur) tot
een prestatie gerechtigd is, waartoe de ander (schuldenaar/debiteur) verplicht is.
- prestatie: geven (koop); doen (arbeidsovereenkomst); dulden (toestaan gebruik); nalaten (iets
niet doen).
Soms ontstaat een verbintenis rechtstreeks uit de wet. Een andere keer verwijst de wet naar een bron
waaruit verbintenissen kunnen voortvloeien.




Overeenkomst: een meerzijdige rechtshandeling, komt tot stand door aanbod en aanvaarding. (art.
6:213 BW)
- Typen overeenkomsten:
- verbintenisscheppende (ontstaan van verbintenissen)
- Eenzijdig: maar voor één partij verbintenissen (schenking) = altijd om niet -
gevolg bijvoorbeeld: geen ontbinding
- Meerzijdig: voor beide partijen verbintenissen (koop, ruil, huur) = meestal om
baat, soms om niet: uitlenen zonder vergoeding
- liberatoire (tenietgaan verbintenissen)
- familierechtelijke (huwelijk)
- bewijsovereenkomst : een overeenkomst waarbij partijen vastleggen hoe bepaalde
feiten tussen hen moeten worden bewezen.

Get to know the seller

Seller avatar
Reputation scores are based on the amount of documents a seller has sold for a fee and the reviews they have received for those documents. There are three levels: Bronze, Silver and Gold. The better the reputation, the more your can rely on the quality of the sellers work.
jenniferbunnik Universiteit van Amsterdam
Follow You need to be logged in order to follow users or courses
Sold
42
Member since
3 year
Number of followers
27
Documents
20
Last sold
2 months ago

4.0

7 reviews

5
3
4
1
3
3
2
0
1
0

Recently viewed by you

Why students choose Stuvia

Created by fellow students, verified by reviews

Quality you can trust: written by students who passed their tests and reviewed by others who've used these notes.

Didn't get what you expected? Choose another document

No worries! You can instantly pick a different document that better fits what you're looking for.

Pay as you like, start learning right away

No subscription, no commitments. Pay the way you're used to via credit card and download your PDF document instantly.

Student with book image

“Bought, downloaded, and aced it. It really can be that simple.”

Alisha Student

Frequently asked questions