Weekdoelen 3.1
1. De anatomische-topografische terminologie op de juiste manier gebruiken.
- Caudaal = in de richting van de staart
- Craniaal = in de richting van het hoofd
- Proximaal = in de richting van een
aanhechtingspunt
- Distaal = van een aanhechtingspunt af
- Ventraal = de buikzijde
- Dorsaal = de rugzijde
- Lateraal = in buitenwaartse richting van de
lengte-as (zijkant)
- Dexter = rechts
- Sinister = links
- Anterior = de voorkant
- Posterior = de achterkant
- Mediaal = in de richting van de lengte-as
van het lichaam
- Lateraal = buitenwaartse richting van de
lengte-as van het lichaam
Snijvlakken:
- Sagittaal vlak = verdeelt lichaam in
een linker en rechter gedeelte
- Frontaal vlak = verdeelt het lichaam in
een ventraal en dorsaal gedeelte
- Transversaal vlak = scheidt het
bovenste en onderste gedeelte van het
lichaam
, 2. De botten, exclusief die van de handen en voeten, benoemen en aanwijzen.
Kraakbeen
Hyalien kraakbeen (foetaal schedel)
- Gewrichten en borstbeen
- Transparant en melkachtig
Elastisch kraakbeen
- Neus en oren
- Veel elastische vezels
Vezelig kraakbeen
- Aanhechting pezen en bot
- Dicht vezelrijk bindweefsel
De bekken
Os sacrum
- Promontorium (voorzijde sacrum)
Os Ilium
- Spina iliaca anterior superior
Os pubis
- Pubic symphysis (verbinding os pubis)
Os ischium
- Spina ischiadica
Os coccyx
Ossa coxae = os pubis, ischii en ileum
Gewrichten
Sacro-iliacale gewrichten verbinden ossa coccygis met het os sacrum
Ligamenten
Sacroiliac ligament
Sacrospinous ligament
Sacrotuberous ligament