Weekdoelen 4.2
1. De essentiële eigenschappen van geluid uitleggen, en hoe deze worden toegepast
bij het maken van een echo.
Bij echoscopie wordt er gebruik gemaakt van de reflecties van geluid: echo’s. Geluid is een
trilling, het aantal trillingen per seconde (sinusoïden) wordt uitgedrukt in hertz. Ultrageluid is
geluid met een frequentie boven het bereik van menselijke oor (>20 000 hertz).
De basis van echoscopie berust op het principe dat bij emissie van ultrageluid in weefsel
het geluid terugkaatst. Het verschil in samenstelling van weefsels bepaald de intensiteit van
het terugontvangen van signaal. De tijdsduur van het terugkaatsen bepaald de diepte van
weefsels. Op basis van de intensiteit en de tijdsduur wordt een beeld gevormd.
Het geluid wordt gegenereerd door de piëzo-elektrische kristallen in de transducer. Piëzo
kristallen genereren een trilling (veroorzaakt ultrageluid), wanneer er een elektrische puls
doorheen gaat. Andersom genereren piëzo kristallen een elektrische puls wanneer er
trillingen worden ontvangen.
De eerste echoscopie werd weergegeven in een lijn
(unidimensionaal). Dit werd A-mode (amplitude) genoemd.
Daarna kwamen tweedimensionale echo’s mogelijk
(B-mode; brightness). Lengte x breedte.
M-mode is een 2D afbeelding van de A-mode x tijd,
waardoor bewegende beelden worden afgebeeld.
Wanneer geluid terugkaatst van een bewegende reflector, komt het anders terug
(doppler-principe)
Echodens = een anatomische structuur die veel geluid terugkaatst (wit; bot)
Echolucent = een anatomische structuur die weinig geluid terugkaatst, en veel doorlaat
(zwart; water)
Echogeen = grijstinten; longen, lever
Axiale resolutie = mate waarin het echosysteem twee achter elkaar gelegen reflectoren kan
afbeelden.
Laterale resolutie = mate waarin het echosysteem twee naast elkaar geleden reflectoren
kan afbeelden.
Temporele resolutie = mate waarin het echosysteem bewegende reflectoren kan afbeelden.
, In de verloskunde wordt het meest gebruik gemaakt van transducers met een frequentie
tussen de 2,5 en 8 MHz. Hoe hoger de frequentie, des te beter de resolutie. Een lagere
frequentie heeft een betere penetratie, omdat de geluidsgolven een bredere sinusoïde
hebben, en dus minder snel ’uitdoven’. Een optimaal beeldkwaliteit, is door een goed balans
te vinden tussen resolutie en penetratie. Bij een persoon met een meer buikvet zal dan een
lagere frequentie worden gekozen dan bij een dun persoon.
- Depth/diepte; met depth bepaalt de gebruiker de tijdsduur van de terugkaatsing.
- Focus; ‘akoestische lens’. De focus moet ingesteld worden op het niveau waarin de
onderzoeker het meest geïnteresseerd is.
- Zoom; als de afbeelding vergroot wordt in real time noem je het pre-write zoom. Als
je een stilstaande afbeelding inzoomt in het post-write zoom.
- Gain; de mate waarin het terugontvangen geluid versterkt wordt. Hoe dieper de
reflector, des te meer het geluid verzwakt zal zijn. Daarom is het noodzakelijk om dit
te compenseren, en wordt versterkt: time gain compensation (TGC) of sensitivity time
control (STC). De gain is optimaal wanneer vocht volledig zwart is, en bot volledig
wit.
Een artefact is een weergave in het beeld die niet overeenkomt met de
werkelijke anatomie.
Akoestische schaduw: Dit is een hypo-echogeen gebied achter een sterk
absorberende/reflecterende structuur. Dit is het sterkst wanneer het
ultrageluid een structuur loodrecht treft.
Drop-out artefact: Deze is verwant aan de akoestische
schaduw, maar ontstaat bij onvoldoende penetratie. Het
ultrageluid penetreert door absorptie in het weefsel dat
dichter bij de transducer ligt en er blijft onvoldoende
ultrageluid over om structuren op de gewenste diepte af
te beelden. Bij drop-out is er dieper in het weefsel geen
beeldvorming meer, bij de akoestische schaduw is dit
wel mogelijk.
Versterking artefact: Het effect dat wanneer het
ultrageluid door weefsel met weinig absorptie gaat (bijvoorbeeld water), de structuren die
hierachter liggen met meer intensiteit worden afgebeeld. Dit komt doordat in het
achterliggende gebied meer ultrageluid beschikbaar is om gereflecteerd te worden. De
reflecties van het ultrageluid uit dit gebied hebben dus meer intensiteit en daarmee krijgt het
beeld een intenser wit aspect. In de verloskunde wordt dit effect gebruikt wanneer de uterus
wordt afgebeeld achter de volle blaas via abdominale echoscopie.
Doppler effect
Effect dat de toon verandert met het naderen of verwijderen van de geluidsbron.
Hoge frequentie = hoge toon
Lage frequentie = lage toon
Verder weg = lager
Dichterbij = hoger
1. De essentiële eigenschappen van geluid uitleggen, en hoe deze worden toegepast
bij het maken van een echo.
Bij echoscopie wordt er gebruik gemaakt van de reflecties van geluid: echo’s. Geluid is een
trilling, het aantal trillingen per seconde (sinusoïden) wordt uitgedrukt in hertz. Ultrageluid is
geluid met een frequentie boven het bereik van menselijke oor (>20 000 hertz).
De basis van echoscopie berust op het principe dat bij emissie van ultrageluid in weefsel
het geluid terugkaatst. Het verschil in samenstelling van weefsels bepaald de intensiteit van
het terugontvangen van signaal. De tijdsduur van het terugkaatsen bepaald de diepte van
weefsels. Op basis van de intensiteit en de tijdsduur wordt een beeld gevormd.
Het geluid wordt gegenereerd door de piëzo-elektrische kristallen in de transducer. Piëzo
kristallen genereren een trilling (veroorzaakt ultrageluid), wanneer er een elektrische puls
doorheen gaat. Andersom genereren piëzo kristallen een elektrische puls wanneer er
trillingen worden ontvangen.
De eerste echoscopie werd weergegeven in een lijn
(unidimensionaal). Dit werd A-mode (amplitude) genoemd.
Daarna kwamen tweedimensionale echo’s mogelijk
(B-mode; brightness). Lengte x breedte.
M-mode is een 2D afbeelding van de A-mode x tijd,
waardoor bewegende beelden worden afgebeeld.
Wanneer geluid terugkaatst van een bewegende reflector, komt het anders terug
(doppler-principe)
Echodens = een anatomische structuur die veel geluid terugkaatst (wit; bot)
Echolucent = een anatomische structuur die weinig geluid terugkaatst, en veel doorlaat
(zwart; water)
Echogeen = grijstinten; longen, lever
Axiale resolutie = mate waarin het echosysteem twee achter elkaar gelegen reflectoren kan
afbeelden.
Laterale resolutie = mate waarin het echosysteem twee naast elkaar geleden reflectoren
kan afbeelden.
Temporele resolutie = mate waarin het echosysteem bewegende reflectoren kan afbeelden.
, In de verloskunde wordt het meest gebruik gemaakt van transducers met een frequentie
tussen de 2,5 en 8 MHz. Hoe hoger de frequentie, des te beter de resolutie. Een lagere
frequentie heeft een betere penetratie, omdat de geluidsgolven een bredere sinusoïde
hebben, en dus minder snel ’uitdoven’. Een optimaal beeldkwaliteit, is door een goed balans
te vinden tussen resolutie en penetratie. Bij een persoon met een meer buikvet zal dan een
lagere frequentie worden gekozen dan bij een dun persoon.
- Depth/diepte; met depth bepaalt de gebruiker de tijdsduur van de terugkaatsing.
- Focus; ‘akoestische lens’. De focus moet ingesteld worden op het niveau waarin de
onderzoeker het meest geïnteresseerd is.
- Zoom; als de afbeelding vergroot wordt in real time noem je het pre-write zoom. Als
je een stilstaande afbeelding inzoomt in het post-write zoom.
- Gain; de mate waarin het terugontvangen geluid versterkt wordt. Hoe dieper de
reflector, des te meer het geluid verzwakt zal zijn. Daarom is het noodzakelijk om dit
te compenseren, en wordt versterkt: time gain compensation (TGC) of sensitivity time
control (STC). De gain is optimaal wanneer vocht volledig zwart is, en bot volledig
wit.
Een artefact is een weergave in het beeld die niet overeenkomt met de
werkelijke anatomie.
Akoestische schaduw: Dit is een hypo-echogeen gebied achter een sterk
absorberende/reflecterende structuur. Dit is het sterkst wanneer het
ultrageluid een structuur loodrecht treft.
Drop-out artefact: Deze is verwant aan de akoestische
schaduw, maar ontstaat bij onvoldoende penetratie. Het
ultrageluid penetreert door absorptie in het weefsel dat
dichter bij de transducer ligt en er blijft onvoldoende
ultrageluid over om structuren op de gewenste diepte af
te beelden. Bij drop-out is er dieper in het weefsel geen
beeldvorming meer, bij de akoestische schaduw is dit
wel mogelijk.
Versterking artefact: Het effect dat wanneer het
ultrageluid door weefsel met weinig absorptie gaat (bijvoorbeeld water), de structuren die
hierachter liggen met meer intensiteit worden afgebeeld. Dit komt doordat in het
achterliggende gebied meer ultrageluid beschikbaar is om gereflecteerd te worden. De
reflecties van het ultrageluid uit dit gebied hebben dus meer intensiteit en daarmee krijgt het
beeld een intenser wit aspect. In de verloskunde wordt dit effect gebruikt wanneer de uterus
wordt afgebeeld achter de volle blaas via abdominale echoscopie.
Doppler effect
Effect dat de toon verandert met het naderen of verwijderen van de geluidsbron.
Hoge frequentie = hoge toon
Lage frequentie = lage toon
Verder weg = lager
Dichterbij = hoger