Het GM farmacodynamiek
Farmacodynamiek = wat doet het geneesmiddel met
het lichaam
• Beschrijving van het aangrijpingspunt van het
GM
4 aangrijpingspunten in het lichaam:
• Receptorkanalen
• Ionenkanalen
• Enzymen
• Transporteiwitten
• Beschrijving van het werkingsmechanisme van het GM
– Therapeutisch effect
– Toxisch effect
1 Receptoren
1.1 Receptor 1
Receptoren zijn eiwitten die gebonden zijn aan het celmembraan of het
kernmembraan van een cel.
• Stoffen die zich aan een receptor binden = LIGANDEN
1.2 Receptor 2
Beïnvloeding
• Elke receptor wordt herkend door een Ligand Receptor
celactiviteit
lichaamseigen ligand
– Bv: hormoon, neurotransmitter
• GM lijken vaak op endogene liganden
• GM kunnen zich binden aan 1 type receptor OF verschillende types
receptoren bepaalt de selectiviteit van een GM
1
, 1.3 Receptor 3
Agonist (receptor‐activator) : Werking geneesmiddel op receptor (bijna) gelijk aan
lichaamseigen stof
– Beïnvloed de cel zodanig dat de functie van de cel verandert
(intrinsieke activiteit)
– Volledige agonist = werkt volledig zelfde als lichaamseigen stof
– Partiële agonist = agonist werkt niet volledig zelfde
Antagonist (receptor‐blokker) : Werking geneesmiddel tegenovergesteld aan
lichaamseigen stof
– Binden zich aan receptor
– Leiden niet tot activiteit van de cel
– Blokkeren toegang voor de endogene liganden of agonisten
– Functioneel antagonisme: twee agonisten via twee verschillende
receptoren leiden tot tegenovergesteld effect (2 soorten GM die
we innemen, gaan elkaar tegenwerken via 2 verschillende
receptoren)
2
Farmacodynamiek = wat doet het geneesmiddel met
het lichaam
• Beschrijving van het aangrijpingspunt van het
GM
4 aangrijpingspunten in het lichaam:
• Receptorkanalen
• Ionenkanalen
• Enzymen
• Transporteiwitten
• Beschrijving van het werkingsmechanisme van het GM
– Therapeutisch effect
– Toxisch effect
1 Receptoren
1.1 Receptor 1
Receptoren zijn eiwitten die gebonden zijn aan het celmembraan of het
kernmembraan van een cel.
• Stoffen die zich aan een receptor binden = LIGANDEN
1.2 Receptor 2
Beïnvloeding
• Elke receptor wordt herkend door een Ligand Receptor
celactiviteit
lichaamseigen ligand
– Bv: hormoon, neurotransmitter
• GM lijken vaak op endogene liganden
• GM kunnen zich binden aan 1 type receptor OF verschillende types
receptoren bepaalt de selectiviteit van een GM
1
, 1.3 Receptor 3
Agonist (receptor‐activator) : Werking geneesmiddel op receptor (bijna) gelijk aan
lichaamseigen stof
– Beïnvloed de cel zodanig dat de functie van de cel verandert
(intrinsieke activiteit)
– Volledige agonist = werkt volledig zelfde als lichaamseigen stof
– Partiële agonist = agonist werkt niet volledig zelfde
Antagonist (receptor‐blokker) : Werking geneesmiddel tegenovergesteld aan
lichaamseigen stof
– Binden zich aan receptor
– Leiden niet tot activiteit van de cel
– Blokkeren toegang voor de endogene liganden of agonisten
– Functioneel antagonisme: twee agonisten via twee verschillende
receptoren leiden tot tegenovergesteld effect (2 soorten GM die
we innemen, gaan elkaar tegenwerken via 2 verschillende
receptoren)
2