Nederlands Theorie Formuleren
Standaardfoutenlijst:
1. Dubbelop
- 1.1: Onjuiste herhaling
Als een vast voorzetsel ten onrechte twee keer wordt gebruikt, is dat een onjuiste
herhaling.
- 1.2: Tautologie
Als hetzelfde twee keer wordt gezegd met verschillende woorden van dezelfde
woordsoort (synoniemen), heet dat een tautologie.
- 1.3: Pleonasme
Bij een pleonasme wordt een deel van de betekenis van een woord of een
woordgroep nog eens door een ander woord uitgedrukt. Dat andere woord is
meestal van een andere woordsoort.
- 1.4: Contaminatie
Als twee woorden of uitdrukkingen worden verward en ten onrechte worden
vermengd, heet dat een contaminatie.
- 1.5: Dubbele ontkenning
In zinnen met een werkwoord dat al een ontkennend karakter heeft wordt soms
ten onrechte een tweede ontkenning toegevoegd.
2. Fouten met verwijswoorden
- 2.1: Onjuist verwijswoord
Om vast te stellen welk verwijswoord je moet gebruiken, bepaal je eerst het
antecedent. Daarna kies je met behulp van het schema een correct verwijswoord.
antecedent persoonlijk bezittelijk aanwijzend betrekkelijk
mannelijk hij, hem zijn, z’n deze, die die
vrouwelijk zij, ze haar deze, die die
onzijdig het zijn, z’n dit, dat dat
meervoudig ow – zij, ze hun deze, die die
lv – hen
na vz – hen
mwv – hun
De woorden op de volgende uitgangen zijn vrouwelijk:
- heid - de - st - iek - theek
- ing - ij - te - sis - uur
- schap - nis - ie - teit - vrouwelijke personen
Standaardfoutenlijst:
1. Dubbelop
- 1.1: Onjuiste herhaling
Als een vast voorzetsel ten onrechte twee keer wordt gebruikt, is dat een onjuiste
herhaling.
- 1.2: Tautologie
Als hetzelfde twee keer wordt gezegd met verschillende woorden van dezelfde
woordsoort (synoniemen), heet dat een tautologie.
- 1.3: Pleonasme
Bij een pleonasme wordt een deel van de betekenis van een woord of een
woordgroep nog eens door een ander woord uitgedrukt. Dat andere woord is
meestal van een andere woordsoort.
- 1.4: Contaminatie
Als twee woorden of uitdrukkingen worden verward en ten onrechte worden
vermengd, heet dat een contaminatie.
- 1.5: Dubbele ontkenning
In zinnen met een werkwoord dat al een ontkennend karakter heeft wordt soms
ten onrechte een tweede ontkenning toegevoegd.
2. Fouten met verwijswoorden
- 2.1: Onjuist verwijswoord
Om vast te stellen welk verwijswoord je moet gebruiken, bepaal je eerst het
antecedent. Daarna kies je met behulp van het schema een correct verwijswoord.
antecedent persoonlijk bezittelijk aanwijzend betrekkelijk
mannelijk hij, hem zijn, z’n deze, die die
vrouwelijk zij, ze haar deze, die die
onzijdig het zijn, z’n dit, dat dat
meervoudig ow – zij, ze hun deze, die die
lv – hen
na vz – hen
mwv – hun
De woorden op de volgende uitgangen zijn vrouwelijk:
- heid - de - st - iek - theek
- ing - ij - te - sis - uur
- schap - nis - ie - teit - vrouwelijke personen