Practicum 6: Microscopie.
A) Inleidende begrippen:
*Weefsel = complex van cellen met eenzelfde vorm, functie en/of fysiologische doelstelling.
*Primaire weefsels: 1) Parenchym = vulweefsel, dunne primaire wanden, levende cellen,
opslag van reservestoffen, veel intercellulaire. (Ruimte tss cellen)
2) Collenchym = levende cellen met verdikte primaire wanden,
verdikkingen vaak in hoeken of in lijsten --> stevigheid aan jonge
weefsels in kruidachtige stengels en bladeren.
3) Sclerenchym = afgestorven cellen met secundaire celwanden die
lignine bevatten (!! Rode kleur op coupe), geven sterkte aan de plant
*Transportweefsels:
1. Xyleem: opwaartse waterstroom + opgeloste nutriënten: vaatbundel, tracheeën en
tracheïden.
2. Floeem: sapstroom van assimilaten van source-to-sink : zeefvaten(transport) en
zustercellen (begeleidende cellen).
*Collaterale vaatbundel = een xyleemstreng en floëemstreng naast elkaar gelegen.
*Histologie = weefselleer.
*Meristeem = delingsweefsel bestaande uit stamcellen. Celweefsels die tot celdeling
instaat zijn, ze maken dus nieuwe cellen aan die zorgen voor groei. (zeer jong weefsel)
*primaire meristeem = apicaal meristematisch weefsel
*secundaire meristeem = lateraal meristeem
B) Besproken coupe’s:
1) Primaire wortel: monocotyl – dicotyl.
1A. Wortel van een monocotyl: gele lis (Iris pseudacorus) --> epidermis, schors en een centrale cilinder.
Cellen (blauw): Gevuld met reservevloeistof.
, *endodermis (binneste laag v/d schors): grens met centrale cilinder met als functie de
waterhuishouding, U-vormige lijsten van caspari (suberine) + enkele doorlaatcellen.
*pericyclus: één cellaag dik, waaruit zijwortels ontwikkelen.
*Merg: verhout parenchym
*exarche ontwikkeling: Naar het centrum toe jongste weefsel gevormd (centrale cilinder)
1B. Wortel van een dicotyl: boterbloem (Ranunculus).
A) Inleidende begrippen:
*Weefsel = complex van cellen met eenzelfde vorm, functie en/of fysiologische doelstelling.
*Primaire weefsels: 1) Parenchym = vulweefsel, dunne primaire wanden, levende cellen,
opslag van reservestoffen, veel intercellulaire. (Ruimte tss cellen)
2) Collenchym = levende cellen met verdikte primaire wanden,
verdikkingen vaak in hoeken of in lijsten --> stevigheid aan jonge
weefsels in kruidachtige stengels en bladeren.
3) Sclerenchym = afgestorven cellen met secundaire celwanden die
lignine bevatten (!! Rode kleur op coupe), geven sterkte aan de plant
*Transportweefsels:
1. Xyleem: opwaartse waterstroom + opgeloste nutriënten: vaatbundel, tracheeën en
tracheïden.
2. Floeem: sapstroom van assimilaten van source-to-sink : zeefvaten(transport) en
zustercellen (begeleidende cellen).
*Collaterale vaatbundel = een xyleemstreng en floëemstreng naast elkaar gelegen.
*Histologie = weefselleer.
*Meristeem = delingsweefsel bestaande uit stamcellen. Celweefsels die tot celdeling
instaat zijn, ze maken dus nieuwe cellen aan die zorgen voor groei. (zeer jong weefsel)
*primaire meristeem = apicaal meristematisch weefsel
*secundaire meristeem = lateraal meristeem
B) Besproken coupe’s:
1) Primaire wortel: monocotyl – dicotyl.
1A. Wortel van een monocotyl: gele lis (Iris pseudacorus) --> epidermis, schors en een centrale cilinder.
Cellen (blauw): Gevuld met reservevloeistof.
, *endodermis (binneste laag v/d schors): grens met centrale cilinder met als functie de
waterhuishouding, U-vormige lijsten van caspari (suberine) + enkele doorlaatcellen.
*pericyclus: één cellaag dik, waaruit zijwortels ontwikkelen.
*Merg: verhout parenchym
*exarche ontwikkeling: Naar het centrum toe jongste weefsel gevormd (centrale cilinder)
1B. Wortel van een dicotyl: boterbloem (Ranunculus).