100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached 4.2 TrustPilot
logo-home
Summary

Samenvatting Celbiologie 1

Rating
-
Sold
-
Pages
38
Uploaded on
31-08-2022
Written in
2016/2017

Samenvatting van 38 pagina's voor het vak Celbiologie 1 aan de KU Leuven (Celbiologie 1)

Institution
Course











Whoops! We can’t load your doc right now. Try again or contact support.

Written for

Institution
Study
Course

Document information

Uploaded on
August 31, 2022
Number of pages
38
Written in
2016/2017
Type
Summary

Subjects

Content preview

Celbiologie 1 2016 -2017


HFDST 1: STRUCTURELE ORGANISATIE VAN CELLEN

1. Indeling

Prokaryoten Eukaryoten

Geen kern/ celorganellen Wel kern/ celorganellen
 Elk organel omgeven door membraan
vooral bestaande uit lipiden en eiwitten

1 circulair molecule DNA Meerdere lineaire moleculen DNA
(106bp) (107-109bp)

Plasmamembraan omgeven door celwand Plasmamembraan SOMS omgeven door
celwand (bij plantencellen + bevatten
chloroplasten)

Geen cytoskelet Cytoskelet
 Stevigheid binnen in de cel + vorm
 Beweeglijkheid
 Intracellulair transport

1-celligen 1- of meer celligen

 2 belangrijke klassen  Eencelligen
- Archaebacteriën (extreme omgeving) - Eenvoudigste: Gisten
- Eubacteriën (onschadelijke/ziekte) - Amoebes (grote eencelligen)
(sferisch of staafvormig) - Groene algen ( doen aan FS)

 Plantencellen bevatten chloroplasten en
 Vb: Amoeba, cerevisiae (bakkersgist) celwand (dierlijke cellen niet)

2. Evolutie

 Oorspronkelijk: 1 enkel prokaryoot  3 celtypes (eubacteriën, archaebacteriën &
eukaryoten)
 Eukaryote cellen staan evolutionair gezien tussen archaebacteriën en eubacteriën
 Kritische stap in de evolutie: Ontstaan van cellen met celorganellen (door
associatie van een voorlopercel van de eukaryoten met een prokaryoot
ARGUMENTEN:
- Mitochondriën en chloroplasten zijn even groot als bacteriën, hebben eigen
DNA, vermeerderen door te delen en hebben eigen ribosomen die op die
van bacteriën gelijken
 Incorporatie van bacteriën in eukaryote cellen
 Multicellulaire organismen onstonden 1.7 biljoen jaar geleden door associaties van
ééncellige eukaryoten
 Menselijk lichaam: 200 verschillende celtypes, opgedeeld in 5 weefseltypes:
Epitheelweefsel, bindweefsel, bloed, zenuwweefsel en spierweefsel
Bv: Mondepitheel: Epitheel (nauw aan elkaar) + bindweefsel (extra cellulaire
matrix)
 Hedendaags voorbeeld associatie: Groene algen zoals Volvox: Individuele
cellen vormen kolonies (= honderden cellen in een gelatineuse matrix) met
verschillende celspecialisaties en taken


1

,Celbiologie 1 2016 -2017



3. Compartimentalisatie van eukaryote cellen

Voordelen:
 Efficiëntie van biochemische omzettingen stijgt in beperkte ruimte
 Chemische omzettingen die in 2 richtingen kunnen gebeuren dienen gescheiden te
worden (bv. Opbouw en afbraak van vetzuren)
 Sommige organellen eisen een andere pH dan het cytosol voor een optimale
eiwitwerking (bv. Lisosomen in lagere pH)

Nadelen:
 Transportmechanismes nodig om stoffen door membranen te transporteren  E

4. Dierlijke en plantaardige cellen: compartimentalisatie (p5)




4.1 Het plasmamembraan

 Omgeeft de verschillende organellen (dubbel of enkelvoudig)
 Bevat vooral fosolipiden, eiwitten en cholesterol
 Vormt een barrière die in het midden hydrofoob is
 Enkel apolaire moleculen zoals O2 en N2, sommige hormonen en kleine polaire
moleculen kunnen erdoor diffunderen
 Transportmoleculen zorgen ervoor dat grotere gydrofiele moleculen
doorkunnen
 Permeabel voor water
 Cellen in hypotoon milieu (lagere concentratie aan opgeloste stoffen) barsten
 Cellen in hypertoon (hogere concentratie) milieu zullen krimpen
VERKLARING: Water verplaatst zich zodat er in beide compartimenten dezelfde
concentratie aan stoffen is




2

,Celbiologie 1 2016 -2017




4.2 De celwand

 Bij prokaryote cellen is de celmembraan omgeven door een celwand
Bestaat uit een lange aaneenschakeling van suikermoleculen en korte peptiden die
een 3D netwerk vormen
 Bij plantaardige cellen bestaat de celwand uit cellulose (aaneenschakeling van
glucose), eiwitten en andere polysachariden
 Permeabel voor de meeste moleculen
 Verleent stevigheid en voorkomt dat in hypotoon milieu te veel water wordt
opgenomen
 De cel barst niet
  Er ontstaat een druk die ‘turgor’ wordt genoemd
 In beide gevallen is de celwand niet essentieel in isotoon milieu (!)

+ Werking van penicilline

4.3 Het cytosol

 Waterig milieu waarin celorganellen zich bevinden
 Veel kleine en grote moleculen aanwezig  Gedraagt zich eerder als een gel
 Veel biochemische omzettingen (vb. Synthese eiwitten uitgaande van RNA op de
ribosomen (zie verder))

4.4 De kern

 Grootste organel in een eukaryote cel
 Bevat genetische informatie (replicatie en transcriptie vinden hier plaats)
- Samengesteld uit deoxyribonucleïnezuren, omgeven door eiwitten
- DNA verdeeld over meerdere chromosomen
 amengesteld uit DNA, omgeven door eiwitten
 Omgeven door een dubbele membraan (= Nucleaire envelope)
- Buitenste membraan in verbinding met ER (zie verder)
- In membraan zijn grote poriën aanwezig die transport tussen cytosol en
kernvocht mogelijk maken
 Nucleolus aanwezig (niet omgeven door membraan): Hier worden ribosomen
aangemaakt die naar het cytosol worden getransporteerd




3

, Celbiologie 1 2016 -2017




4.5 Mitochondriën

 Staafvormig
 Omgeven door dubbele membraan
- Binnenste membraan: diepe inkepingen: cristae  Oppervlaktevergroting
 Matrix (vloeistof in mitochondriën
 Energiefabriekjes van de cel (ATP (adenosine trifosfaat) gesynthtiseerd)
 Beweging, transportprocessen, chemische omzettingen,… van de cel
 Metabole omzettingen (afbraak vetzuren, stikstofmetabolisme,…)
 Spelen een rol in de apoptose (geprogrameerde celdood)
 Aangenomen dat ze oorspronkelijk bacteriën waren, geïncorporeerd in een EU cel
- Bevatten DNA (weinig tov nucleaire DNA)
- Maar klein # van mitochonriale eiwitten wordt gecodeerd door eigen DNA




4.6 Chloroplasten

 Grote groene organellen
 Enkel in plantencellen en algen
 Dubbele membraan + Thylakoïd membraan  verdeeld in 3 compartimenten
 Staan in voor de fotosynthese
 Ontstaan door incorporatie van een bacterie
- Bevatten eigen DNA



4.7 Endoplasmatisch reticulum

 Netwerk van membranen die een lumen omgeven
 In verbinding met buitenste nuclaire membraan (DNA  RNA  Ribosomen)
 RER
- Synthese eiwitten uitgaande van RNA op ribosomen
- Daarna gaan ze naar het golgi-apparaat
 SER
- Geen ribosomen aanwezig
- Reacties van het lipidenmetabolisme

4.8 Golgi-apparaat

 Bestaat uit opeengestapelde langwerpige ‘zakken’/’platen’
 Omgeven door membraan
 Licht dicht bij het ER


4
$6.65
Get access to the full document:

100% satisfaction guarantee
Immediately available after payment
Both online and in PDF
No strings attached

Get to know the seller
Seller avatar
saradriesen
3.0
(1)

Get to know the seller

Seller avatar
saradriesen Katholieke Universiteit Leuven
Follow You need to be logged in order to follow users or courses
Sold
2
Member since
3 year
Number of followers
2
Documents
3
Last sold
2 year ago

3.0

1 reviews

5
0
4
0
3
1
2
0
1
0

Why students choose Stuvia

Created by fellow students, verified by reviews

Quality you can trust: written by students who passed their tests and reviewed by others who've used these notes.

Didn't get what you expected? Choose another document

No worries! You can instantly pick a different document that better fits what you're looking for.

Pay as you like, start learning right away

No subscription, no commitments. Pay the way you're used to via credit card and download your PDF document instantly.

Student with book image

“Bought, downloaded, and aced it. It really can be that simple.”

Alisha Student

Frequently asked questions