OG 5: Belevenissen op de pediatrie
Leerdoel 1: Bespreek de theorie van Piaget
Piaget zag kinderen als actieve kenniszoekers, ze zijn volgens haar nieuwsgierig over de
wereld en willen dingen leren kennen. Hierdoor kan het kind vanaf de adolescentie over de
mogelijkheid om over fenomenen na te denken die niet fysisch aanwezig zijn. (= abstract
denken)
De cognitieve ontwikkeling ontstaan uit de acties van het kind. Het leert op basis van
aangeboren reflexen, onder controle van interne mentale representatie (de schema’s zijn
eerst erg verbonden aan specifieke prikkel , later complexer aan losstaande objecten, door
assimilatie en accommodatie). De veranderingen gebeuren sprongsgewijs
Stadiatheorie:
1 Sensorimotorisch stadium (0-2 jaar)
2 Pre-operationeel stadium (2-7jaar)
3 Concreet operationeel stadium (7-11 jaar)
4 Formeel operationeel stadium( vanaf 11 jaar)
Leerdoel 2: Bespreek de kenmerken van het baby-denken
Sensorimotorisch stadium: vooral bezig met waarnemingen en acties en de interactie
hiertussen. We ontwikkelen hier het corticaal reageren. Eerst zijn actief beperkt tot
lichaamsbewegingen, later betrekking tot voorwerpen en krijgt inzicht in vorm van zijn acties.
Meer inzicht in basisconcepten (tijd, ruimte en causaliteit)).
Taalverwerving
- eerste woorden verwijzen naar een concreet object (bv. Mama)
- woorden voor handelingen. (bv. Op, pakken)
- eerste twee-woord zinnen (bv. Mama pakken)
Fantasiespel
- doen alsof (autogeluid maken tijdens het spelen)
- andere voorwerpen hetzelfde geluid toekennen.
Indirecte imitatie
- gedrag van andere imiteren
- het waargenomen gedrag mentaal vastleggen en later reproduceren
Intelligent handelen
- peuter wilt deur openmaken handen leegmaken
- in eerder stadia probleem word eerst opgelost door uitproberen maar lukt niet
Objectpermanentie
- besef dat een voorwerp blijft bestaan.
- startpunt van scheidingsangst (vanaf 8-9 maanden)
Leerdoel 3: Bespreek de kenmerken van het peuter-kleuter denken
Pre-operationeel stadium. Denken van kind neemt toe, houden van fantasiespellen,
voorwerpen gaan betekenis krijgen, gebeurtenissen begrijpen, proberen te verklaren. Kennis
is gebaseerd op uiterlijk van dingen en niet op de kennis van de onderliggende principes.
Logisch denken ontbreekt.
Leerdoel 1: Bespreek de theorie van Piaget
Piaget zag kinderen als actieve kenniszoekers, ze zijn volgens haar nieuwsgierig over de
wereld en willen dingen leren kennen. Hierdoor kan het kind vanaf de adolescentie over de
mogelijkheid om over fenomenen na te denken die niet fysisch aanwezig zijn. (= abstract
denken)
De cognitieve ontwikkeling ontstaan uit de acties van het kind. Het leert op basis van
aangeboren reflexen, onder controle van interne mentale representatie (de schema’s zijn
eerst erg verbonden aan specifieke prikkel , later complexer aan losstaande objecten, door
assimilatie en accommodatie). De veranderingen gebeuren sprongsgewijs
Stadiatheorie:
1 Sensorimotorisch stadium (0-2 jaar)
2 Pre-operationeel stadium (2-7jaar)
3 Concreet operationeel stadium (7-11 jaar)
4 Formeel operationeel stadium( vanaf 11 jaar)
Leerdoel 2: Bespreek de kenmerken van het baby-denken
Sensorimotorisch stadium: vooral bezig met waarnemingen en acties en de interactie
hiertussen. We ontwikkelen hier het corticaal reageren. Eerst zijn actief beperkt tot
lichaamsbewegingen, later betrekking tot voorwerpen en krijgt inzicht in vorm van zijn acties.
Meer inzicht in basisconcepten (tijd, ruimte en causaliteit)).
Taalverwerving
- eerste woorden verwijzen naar een concreet object (bv. Mama)
- woorden voor handelingen. (bv. Op, pakken)
- eerste twee-woord zinnen (bv. Mama pakken)
Fantasiespel
- doen alsof (autogeluid maken tijdens het spelen)
- andere voorwerpen hetzelfde geluid toekennen.
Indirecte imitatie
- gedrag van andere imiteren
- het waargenomen gedrag mentaal vastleggen en later reproduceren
Intelligent handelen
- peuter wilt deur openmaken handen leegmaken
- in eerder stadia probleem word eerst opgelost door uitproberen maar lukt niet
Objectpermanentie
- besef dat een voorwerp blijft bestaan.
- startpunt van scheidingsangst (vanaf 8-9 maanden)
Leerdoel 3: Bespreek de kenmerken van het peuter-kleuter denken
Pre-operationeel stadium. Denken van kind neemt toe, houden van fantasiespellen,
voorwerpen gaan betekenis krijgen, gebeurtenissen begrijpen, proberen te verklaren. Kennis
is gebaseerd op uiterlijk van dingen en niet op de kennis van de onderliggende principes.
Logisch denken ontbreekt.