,INHOUD
Hoofdstuk 1 | Uitgangspunten Psychodiagnostisch procesmodel .......................................................................... 3
Hoofdstuk 2: Psychodiagnostiek in theorie en praktijk ............................................................................................ 5
Thema 1 || Clusteren & classificeren .................................................................................................................. 6
Thema 2 || Andere psychodiagnostische modellen .......................................................................................... 17
Thema 3 || Psychodiagnostiek in de praktijk van Werving & Selectie (A&O) .................................................... 23
Hoofdstuk 3 | Kwaliteit van de psychodiagnostiek ................................................................................................ 36
Thema 1: Richtlijnen voor het formuleren & toetsen van hypothesen met toepassing BRENT ......................... 37
Thema 2: Richtlijnen voor het kiezen van psychodiagnostisch instrumentarium .............................................. 52
Thema 3: Psychometrische kwaliteitsaspecten van testinstrumenten .............................................................. 58
Thema 4: Richtlijnen voor rapportering en verslaggeving ................................................................................. 70
Hoofdstuk 4: Faire en Cultuurbewuste Psychodiagnostiek.................................................................................... 72
Thema 1 || Dynamisch testen en testmodificatie ............................................................................................. 72
Thema 2 || Cultuurfair psychodiagnostisch handelen: een conditio sine qua non, maar geen
vanzelfsprekendheid .......................................................................................................................................... 74
Thema 2.1. Cultuurfaire psychodiagnostiek In de hulpverlening (A&O, KLP, SPP) .............................................. 74
Thema 2.2 Cultuurfaire psychodiagnostiek bij Werving & Selectie .................................................................... 81
Hoofdstuk 5: Actuele thema’s in de psychodiagnostiek ........................................................................................ 85
Thema 1: Transdiagnostische factoren .............................................................................................................. 85
Thema 2: Assessment van Persoonlijkheid: zinvolheid en mogelijke problemen .............................................. 88
Thema 3: PH als voorspeller van werkprestaties en contraproductief werkgedrag. .......................................... 90
Hoofdstuk 6: Ethische en deontologische aspecten in de psychodiagnostiek ....................................................... 93
2
,SAMENVATTING PSD 2
HOOFDSTUK 1 | UITGANGSPUNTEN PSYCHODIAGNOSTISCH PROCESMODEL
UITGANGSPUNTEN: BRONNEN
• Sterkte punten van andere psychodiagnostische modellen
• Relatie psychodiagnostiek en begeleiding/behandeling
• Beleids- en maatschappelijke ontwikkelingen
• Praktijkervaringen van PD-docenten
• Onderzoek naar kwaliteit van psychodiagnostiek in de praktijk
KWALITEIT IN DE PRAKTIJK
• Vaak weinig systematiek in PSD, te veel infoverzameling
• Vaak geen bruikbare adviezen
• Focus te sterk enkel op cliënt (te weinig op omgeving)
• Te weinig samenwerking
UITGANGSPUNT 1: DE PSYCHODIAGNOSTICUS HANDELT EN DENKT ALS EEN SCIENTIST –
PRACTITIONER
• Scientist – practitioner= als professional in werkveld (“practitioner”) steeds wetenschappelijke
basishouding (“scientist”) hanteren, wetenschappelijk gerichte praktijkwerker
⇒inherent aan procesmodel: door empirische cyclus als basis staat hypothesetoetsend denken centraal
• Je ziet deels in de rol van gedragswetenschapper & samenwerkingspartner, prof. in het werkveld
• Doorheen het hele psychodiagnostische proces hanteert de PD een wetenschappelijke houding:
o Hij formuleert hypothesen o.b.v. beschikbare wetenschappelijke kennis (ook bij toetsingscriteria)
o Hij kiest instrumenten/methoden met goede psychometrische eig.
⇒goede validiteit, hoge betrouwbaarheid
o Hij bepaalt op een betrouwbare manier de resultaten v/h onderzoek
⇒ controleerbare besluitvormingen: aan client, collega’s uitleggen hoe je hier tot bekomen bent
(verantwoordelng kunnen uitleggen over denk- en handelwijze)
o Hij beveelt evidence based interventies aan bv. bij ADHD problematiek geen interventies aanbevelen
die niet wetenschappelijk onderbouwd zijn (bijv. dieet volgen)
o Andere
▪ Hij moet theoretische verantwoorde redeneringen kunnen noteren,
▪ Houdt rekening met eventuele foutenbronnen (bv. afgaan op je eerste indruk)
• Evidence based richtlijnen kunnen de PD ondersteunen
UITGANGSPUNT 2: DE PSYCHODIAGNOSTICUS STELT DE CLIËNT STEEDS CENTRAAL
• Oog voor eigenheid, inleven in het perspectief & referentiekader van client
• Voorop stellen behoeften & welzijn cliënt
• Rekening houden met waarden & normen van cliënt
⇒kunnen verschillen; respecteren, mee integreert in diagnostich proces
• Probleemgericht ombuigen naar interventie-/oplossingsgreicht handelen (niet enkel ‘etiket’ plakken)
3
, UITGANGSPUNT 3: DE PSYCHODIAGNOSTICUS HANDELT EN DENKT INTERVENTIEGERICHT
• Psychodiagnostisch onderzoek= niet vrijblijvend, maar staat steeds ifv. v/h formuleren v/e advies op
maat v/d cliënt.
• Diagnose en/of het IB geen doel op zich, maar middel om verantwoorde interventies te kunnen
adviseren/ gepast plan van aanpak te kunnen opstellen (interventiegericht)
• Psychodiagnostisch onderzoek kan ook resulteren in het advies om niet te interveniëren.
(= geen interventies aanraden) Bv. probleemgedrag is soms normaal in de ontwikkeling v/h kind
UITGANGSPUNT 4: DE PSYCHODIAGNOSTICUS HANDELT EN DENKT SYSTEMATISCH
• Psychodiagnostisch procesmodel systematiseert & expliciteert stappen die de PD doorloopt in zijn
denken & handelen → Beschrijft ideale/wenselijke werkwijze (1. Aanmelding -> 2. Intake -> 3. ..)
• Volgen systematische procedure → kwaliteit PSD gegarandeerd → verhoogt betrouwbaarheid
besluitvorming
o Noodzakelijke voorwaarde: Systematische reflectie & evaluatie na elke fase
UITGANGSPUNT 5: DE PSYCHODIAGNOSTICUS HANTEERT EEN TRANSACTIONEEL
REFERENTIEKADER
- Transactioneel referentiekader:
o Functioneren cliënt (klachten, problemen) als resultaat wisselwerking tss omgevingsfactoren &
cliëntgebonden fact. (temperament, PH, kenmerken v/d organisatie)
o Cliënt & omgeving beïnvloeden elkaar wederzijds: door beïnvloeden omgeving, beïnvloedt cliënt
indirect zichzelf
- PD hanteert kader in alle fasen van psychodiagnostisch proces
o Hij zoekt verklaring voor klachten in de afstemming tss de omgeving & cliënt.
▪ Intakefase: verzamelt info over klachten & relevante omgevings-, cliëntgebonden fac.
▪ Opstelling VIB: expliciet aandacht voor onderlinge verbanden tss deze 3 componenten
▪ Formuleren v. hypothesen: m.b.t. deze 3 componenten & hun onderlinge verbanden
▪ Aanbevelingen formuleert om afstemming tss omgeving & cliënt te optimaliseren
UITGANGSPUNT 6: DE PD WERKT CONSTRUCTIEF SAMEN MET DE CLIËNT EN ANDERE
BETROKKENEN
• PD werkt op transparante manier samen met cliënt, uit zich in open communicatie, heldere afspraken &
openheid voor feedback (→ bijsturing), client eerste en laatste woord!
• Basishouding: warmte, empathie, oprechtheid, begrip & respect
o Bouwt goede werkrelatie & behoudt kwaliteit hiervan
o Relatie gebaseerd op gelijkwaardigheid
• PD werkt ook samen met de omgeving bijv. Ouders (ervaringsdeskundige), leerkrachten, werkgevers, …
⇒ kunnen over belangrijke info beschikken, noodzakelijk voor correct & volledig beeld te krijgen
• PD werkt constructief samen met andere disciplines (bijv. psychiater, verpleegkundige, maatschappelijk
werker…) indien nodig (alle relevante info meenemen ifv. besluitvorming)
→ kan binnen multidisciplinair team en/of door het onderhouden v/e professioneel netwerk
4