Hoofdstuk 1: Algemene inleiding
Wat is recht
1. Het geheel van gedragsregels en normen
o Gedragsregels = vertelt ons wat wel en niet mag opgelegd door de overheid
2. Doel is het maatschappelijke leven ordenen chaos
3. Opgelegd door de overheid
o Contracten niet opgesteld door overheid, maar overheid zegt verplicht na te komen
4. Afdwingbaar
o Overheidsinstelling die alles controleren en bestraffen
Indelingen van het recht
Privaatrecht – publiekrecht
Privaatrecht Publiekrecht
o Verhouding tussen de burgers o Tussen overheden of overheid tot
onderling burgers
1. Burgerlijk recht 1. Staatsrecht
2. Gerechtelijk privaatrecht = Grondwettelijk recht
= Burgerlijk procesrecht 2. Administratief recht
3. Internationaal privaatrecht = Bestuursrecht
3. Strafrecht
4. Strafprocesrecht
5. Fiscaal recht
Je kan niet alles in één categorie steken, soms behoren ze tot meerdere categorieën!
Andere indelingen
o Objectieve – subjectieve recht
Objectieve = recht op basis van wetgeving of rechtsregels
Subjectieve = aansprakelijkheid van het objectieve
o Materieel – formeel recht
Materieel = de regels op zich
Formeel = hoe die regels toepassen/bestraffen
De bronnen van het recht
1. Wetgeving “sensu lato”
o Internationale verdragen en beslissingen
Recht van Europese Unie Internationale verdragen tussen
staten
1) Richtlijnen Internationale wetgeving soms
= verplicht in eigen wetgeving voorrang op onze nationale
2) Verordeningen wetgeving
= verplicht voor alle lidstaten
3) Besluiten
, = voor één staat, bedrijf,
persoon
o Nationale wetgeving: Grondwet
Meest fundamentele wet
2 belangrijkste wijzigingen grondwet = stemrecht & federalisering
1) Inrichting van staat = wetgevende, uitvoerende (=overheid), rechtelijke
2) Rechten en vrijheden
3) Wijzigen van de grondwet (3 stappen)
a) Voor heziening vatbaar verklaren = een goede reden waarom je
de grondwet wilt veranderen, stemmen in het Parlement
b) Verkiezingen = kijken wat de bevolking vind van de nieuwe
mogelijke grondwet => parlement dat verkozen wordt om
grondwet te herzien (= Constituanten)
c) Effectieve wijziging = 2/3 van Parlement akkoord
o Nationale wetgeving: Wet “sensu stricto”
Wetgevende macht
Parlement = Kamer en Senaat (minder belangrijk)
Wet tot stand komen
Bicamerale procedure Monocamerale procedure
- Senaat, Kamer en regering kan 1) Initiatief
initiatief nemen = parlementsleden
- Probleem: bepaalde (Wetvoorstel) of
initiatieven bleven jarenlang regering (Wetsontwerp)
tussen senaat en kamer heen 2) Raad van State
en weer gaan = juridisch taalkundig advies
3) Commissie
- Vroeger => bestond alleen de = aanpassen/ controleren
wetten en geen decreten (zie 4) Kamer
afb) = amenderen (= kleine
aanpassen)
+ goedkeuren
5) Koning
= bekrachtigen (wetgevende
macht)
+ afkondigen (uitvoerende
macht)
6) Belgische Staatsblad
= 10 dagen na publicatie wet
geldig
o Regionaal niveau: Decreten
Wetten op niveau van Gemeenschappen en Gewesten
Brussel Hoofdstedelijk Gewest = geen decreten, maar ordonnanties
Soorten decreten
1. Taalgebieden = Nederlandstalig, Franstalig, Duitstalig en Tweetalig