100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached 4.2 TrustPilot
logo-home
Summary

Samenvatting Conservatiebiologie (G0N23C)

Rating
-
Sold
3
Pages
42
Uploaded on
10-07-2022
Written in
2021/2022

Bevat alle informatie uit de powerpoints, lessen en handboek. Ik heb hiermee een 16/20 gehaald.

Institution
Course











Whoops! We can’t load your doc right now. Try again or contact support.

Written for

Institution
Study
Course

Document information

Uploaded on
July 10, 2022
Number of pages
42
Written in
2021/2022
Type
Summary

Subjects

Content preview

H1: Inleiding tot biodiversiteit
1. Oorsprong van begrip biodiversiteit
Biologische diversiteit= variatie tussen levende organismen  diversiteit tussen soorten, binnen
soorten en ecosystemen

ECOSYSTEMEN ZIJN BELANGRIJK  EVOLUEREN IN NATUURLIJKE MILIEU

2. Biodiversiteit in historisch perspectief
AARDE IS 4.5 MILJARD JAAR OUD  EERSTE LEVEN IS 3.5 MILJARD JAAR GELEDEN ONTSTAAN

 Soortenrijkdom langzaam gestegen
 Cambrische explosie (O2 door cyanobacterien): ontstaan meer soorten
 Speciatierate= 1-2 nieuwe soorten per million species per year  op basis van fossielen
 Biodiversiteit is dynamisch: soorten komen en gaan
 5 massa-extincties door T-veranderingen  dino’s uitgestorven op grens krijt en tertiair
 Soorten hebben houdbaarheidsdatum: na aantal jaar niet langer aangepast aan habitat 
achtergrondextinctie= 1-2 extincties per million species per year (E/MSY)  zoogdieren: 1
E/MSY

3. Hoeveel soorten?
 8.6 miljoen soorten  2 miljoen soorten beschreven

Soortenrijkdom binnen taxon schatten:

1. Asymptoot van soortcurve: temporele accumulatie  bekende vogelsoorten
2. Extrapolatie vanuit goed geïnventariseerde regio (lijn vanuit nulpunt)  bekende insecten
 Hogere taxonomische niveaus hebben asymptoot al lang bereikt
 Aantal klassen, orden en families weten  aantal soorten bepalen uit extrapolatie

Biodiversiteit hot spot= gebieden met extreem hoge soortenrijkdom (tropen + meditteraan klimaat)

A. Nooit geleden onder ijstijd
B. Grote landmassa’s  meer soorten (eilandtheorie)
C. Winter overleven: kenmerken ontwikkelen die evolutionair kostelijk zijn

4. Extinctie en de mens
Overkill hypothesis= verdwijnen van veel soorten is te wijten aan overbejaging door mens

 Antropogene extinctie: jagen + habitatdestructie (startte 50.000 jaar geleden)
 Kolonisatie over extinctie grote zoogdieren leggen: perfecte match
 Periode van lage T komt ook overeen met extinctiegolf  ook plausibele hypothese
(soorten zouden gelijkmatig uitsterven; niet geval)
 Soorten niet uitgeroeid in Afrika  hebben kunnen co-evolueren

4 extinctiegolven:

1) Afrika + SE Azië
2) Europa + Azië + Australië
3) Amerika

1

, 4) Nieuw-zeeland + Madagascar + Antillianen + Oceanische eilanden

 Oceanische eilanden zijn gevoelig voor extincties:
1) Artefact: eilanden pas afgelopen 500 jaar gekoloniseerd door mens  extincties
nauwkeurig te volgen
2) Naïeve fauna door geen predatoren  vleugelloos, ground nesting, tam
3) Oorspronkelijke afwezigheid grote herbivoren (geit, schaap, rund)
 Extincties gefaciliteerd door exoten (kat, rat, geit)

Gemiddelde levensduur soort: 29.000 jaar voor zoogdieren +
30.000 jaar voor vogels

Planetaire grens= overschrijden grenzen  verhoogd risico
voor onomkeerbare klimaatverandering op grote schaal

Living Planet Index (LPI)= berekent gemiddelde grootte van
populaties van soorten tussen 1970 (referentie) en huidig jaar
 populatiegroottes dalen voor soorten uitsterven!

 Gevoelig voor populaties die erg in omvang
afnemen + geen effect als generalisten toenemen en specialisten afnemen

5. De belangrijkste oorzaken van extinctie
Evil quintet= oorzaken van verlies aan biodiversiteit  verdwijnen leefgebieden + invasieve soorten
+ vervuiling + overbejaging en -bevissing + klimaatsverandering

A. Intrinsieke zeldzaamheid

Sommige soorten zijn van nature zeldzaam:

a) Lokale talrijkheid of populatiegrootte
(aantal individuen)  demografie
b) Regionale talrijkheid of verspreiding 
distributie
c) Habitatspecificiteit  ecologie


B. Habitatverlies en -fragmentati e

 EXPANSIE LANDBOUWARIAAL IS
BELANGRIJKSTE REDEN VOOR VERLIES SOORTEN
1) Afnemende fragmentoppervlakte
2) Toenemende ruimtelijke isolatie van fragmenten
3) Toenemende hoeveelheid randhabitat

C. Verlies van habitatkwaliteit door vervuiling

Biomagnificatie= organische verbindingen gaan ophopen in vetweefsel van organismen en
uiteindelijk in toppredatoren  DDT heeft effect op kalkafzetting eierschalen roofvogelsoorten
(minder dikke schalen)

Atmosferische depositie N: overbemesting (NH3) + verbranding fossiele brandstoffen (NOx)  25
kg/jaar  nefast voor plantensoortenrijkdom (veel concurrentie)

2

, D. Overexploitati e

Radiotechnologie van WWII  veel vis vangen  1992: complete crash van kabeljauwpopulaties

Overbejaging: soorten in gigantische hoeveelheden  tot extinctie gedreven

E. Invasie van exoti sche soorten (enemy release)

Japanse duizendknoop + groene halsbandparkiet + Chinese wolhandkrab

6. Kwantificeren van extinctierisico
IUCN Red list= evalueert individuele soorten en kijkt of ze bedreigd zijn 10% soorten op aarde
bedreigd

a) Least concern  v=0
b) Near threatened  v=1
c) Vulnerable  v=2
d) Endangered  v=3 threatened
e) Critically endangered  v=4
f) Extinct  v=5

7. Biodiversiteit in onze regio
INBO= evalueert toestand van soorten in Vlaanderen  gebundeld in Rode lijsten

 Meest bedreigde soorten: landbouw en voedselarme milieus
 Enige plaats waar biodiversiteit standhoudt: natuurreservaten

8. Onderschatten biodiversiteitscrisis
1) Shifting baseline= elke generatie meet crisis in relatie tot beperkte perspectief 
veranderingen in eigen leven als maatstaf voor inschatten ernst situatie
2) Regime shifts= ecosystemen gestabiliseerd door terugkoppelingssystemen  bufferen
systeem tegen omgevingsveranderingen (niet duidelijk zien dat ecosysteem onder stress
staat)
3) Extinctieschuld= soorten + populaties reeds virtueel uitgestorven  veel individuen van
soort waargenomen (inteelt + gebrek aan partners + ongeschikt milieu  geen reproductie)


H2: Habitatfragmentatie
1. Wat is habitatfragmentatie?
Evil quintet= oorzaken van verlies aan biodiversiteit  verdwijnen leefgebieden + invasieve soorten
+ vervuiling + overbejaging en -bevissing + klimaatsverandering

Habitatfragmentatie= uiteenvallen van aaneengesloten stukken habitat in kleine en ruimtelijk
geïsoleerde fragmenten

a) Afnemende fragmentoppervlakte
b) Uiteenvallen in kleinere fragmenten
c) Toenemende ruimtelijke isolatie van fragmenten
d) Toenemende hoeveelheid randhabitat


3

, Randhabitat= deel van habitat in contact met omgeving/ landschapsmatrix

 Habitatverlies en -fragmentatie gaan vaak samen!
 Oorzaken habitatverlies: urbanisatie (18%) + landbouw (45%)
 Vlaamse natuurgebieden (3-4%)  Nagoya: zouden 17% oppervlakte voor natuur
moeten houden!
 90% natuurclusters <1ha  moeilijk biodiversiteit handhaven

a) Reductie populatiegrootte
b) Minder uitwisseling individuen tussen fragmenten door isolatie
c) Ongeschikt worden van deel habitatfragmenten door randeffecten
d) Verhoogde extinctiekans van kleine, geïsoleerde populaties

Semi-natuurlijke habitats= als mens stopt met heide te beheren zal er eiken-berkenbos groeien 
mens moet nog aanwezig zijn

 Heide is degradatiegebied van eiken-berkenbos (gebruikt voor hout)  fragmenteren
door stoppen van beheer
 Kalkgraslanden verdwenen door aanplanten Pinus + spontane successie

2. Pionierstudies: soortenrijkdom van Oceanische
eilanden
A. Soort-oppervlakte relati es

“EILANDEN MET EEN GROTERE OMTREK HEBBEN EEN GROTER AANTAL
SOORTEN”

“EILANDEN DICHTER BIJ VASTELAND HEBBEN ER MEER SOORTEN MEE
GEMEEN DAN EILANDEN VER VAN VASTELAND”

Relatie tussen soorten en oppervlakte van eiland: Log S = z log A + log
c
 Positieve lineaire relatie tussen soortenrijkdom + oppervlakte op eiland
 Z-waarde is redelijk constant!

Vasteland curve= concentrische gebieden bestuderen op vasteland  soortenrijkdom uitzetten in
functie van oppervlakte: lineaire relatie

VASTELANDCURVES ZIJN MINDER STEIL DAN EILANDCURVES!  eilanden lijden minder aan
randeffecten!

 Grote eilanden meer soortenrijk dan kleinere eilanden  meer verschillende niches/ habitat
heterogeniteit
 Oppervlakte op zich verklaart soortenrijkdom!

Kleine eilanden bevatten kleine populaties:

a) Gevoeliger voor extinctie
b) Kunnen niet gered worden door migratie bij isolatie

Reddingseffect= helling van S-A curve is afhankelijk van isolatie van eilandengroep


4

Get to know the seller

Seller avatar
Reputation scores are based on the amount of documents a seller has sold for a fee and the reviews they have received for those documents. There are three levels: Bronze, Silver and Gold. The better the reputation, the more your can rely on the quality of the sellers work.
freyavandeneynde16 Katholieke Universiteit Leuven
Follow You need to be logged in order to follow users or courses
Sold
134
Member since
3 year
Number of followers
44
Documents
17
Last sold
2 weeks ago

4.3

7 reviews

5
3
4
3
3
1
2
0
1
0

Recently viewed by you

Why students choose Stuvia

Created by fellow students, verified by reviews

Quality you can trust: written by students who passed their tests and reviewed by others who've used these notes.

Didn't get what you expected? Choose another document

No worries! You can instantly pick a different document that better fits what you're looking for.

Pay as you like, start learning right away

No subscription, no commitments. Pay the way you're used to via credit card and download your PDF document instantly.

Student with book image

“Bought, downloaded, and aced it. It really can be that simple.”

Alisha Student

Frequently asked questions