Bijzondere overeenkomsten
College 1: 14 Februari
Inleiding
• “Overeenkomsten”
o Wilsovereenstemming is essentieel: wilsautonomie
▪ = Vrije willen laten samenklikken
▪ Gevolg: zult elke keer voor elk contract moeten bepalen wat de regels zijn
o Benoemde contracten: met naam benoemd in de wet
▪ Om te vermijden dat je bij bv koop van een brood een hele discussie moet hebben =
wetgever heeft standaardset van regels voorzien die je wellicht als modaliteit zult willen
▪ Focus contract onderhandeling verschuift naar wat je ‘anders’ wilt: er is een basis set van
regels en je kunt in een concreet geval iets extra voorzien of iets sluiten
▪ Oud BW, boek III
▪ Vb: arbeidsrecht, huwelijksvermogensrecht…
▪ Gemene verbintenissenrecht:
• Algemeen vragen over totstandkoming, wilsgebreken, bewijs, ontbinding…:
o Die uitgangspunten staan in het gemene verbintenissenrecht tenzij er een lex
specialis is hierover dan primeert deze
• Hoe weten we welke regels gelden?
o 1. Kijken naar standaardregels
o 2. Kijken naar de overeenkomst: wat zijn de partijen overeengekomen, zijn ze
ergens van afgeweken?
o 3. Nog niet geregelde aspecten in standaardregels of overeenkomst?
▪ Terugvallen op gemene verbintenissenrecht
o Onbenoemde overeenkomsten/sui generis
▪ Geen typenzwang in overeenkomstenrecht: kunt overeenkomsten maken waarvoor de
wet geen specifieke set van regels voorziet
▪ Bijvoorbeeld Leasing
• Een wagen leasen: tegen een partij zeggen ‘koop deze auto, die ik wil en dan zal
ik die gedurende 4j gebruiken, u er elke maand voor betalen, en op het einde van
die 4j kan je dat goed aankopen’
o Ovk die lijkt op huur, maar wagen is specifiek voor u gekocht, en u kunt die
wagen ook nog eens verwerven
o Welke regels gelden dan?
▪ 1. Kijken naar het contract: wat zijn partijen overeengekomen,
▪ 2. Kijken naar het gemene verbintenissenrecht
▪ 3. Kijken of er elementen zijn van andere benoemde overeenkomsten
• Bv in dit voorbeeld bevat de leasing elementen van huur:
o Analogie toepassing van benoemde overeenkomsten
waar er grote gelijkenissen mee zijn
1
, o Gemengde overeenkomsten
▪ Voorbeeld: bouwaanneming
• Je wilt huis bouwen en sluit contract met een aannemer maar dit is gemengd:
o Enerzijds aspecten van koop: aannemer zal cement, stenen enzo kopen… en
aan u ‘doorverkopen’
o Anderzijds aspecten van aanneming: aannemer doet effectief dingen met
die stenen enzo
▪ 3 opties:
• 1. Sui generis: het is een onbenoemde overeenkomst op zicht: te veel mix we
zien het niet meer
• 2. Combinatietheorie: niet zo hard gemixt: ‘ik zie nog stukjes koop en stukjes
aanneming’ = op stukjes koop ‘koop’ toepassen en op stukjes aanneming
‘aanneming’
• 3. Absorptieleer: ik zie meer stukjes van aanneming dan van koop
o Wat is dominant: de spons = zuigt al het ‘niet-dominante’ op
o Voorkeur voor deze leer
Overzicht (alle 4 aan bod tijdens examen)
• DEEL I: OVKEN MBT OVERDRACHT EIGENDOM
o Koop
o Kanscontracten
• DEEL II: OVKEN MBT GEBRUIK & GENOT V/E GOED
o Huur
o Lening
o Leasing/licentie
• DEEL III: DIENSTENOVK
o Aanneming
o Bewaargeving
o Lastgeving
o = overeenkomsten die als voorwerp prestaties hebben
• DEEL IV: VASTSTELLINGSOVK (DADING)
o Als er een geschil is, of zal zijn kun je dit oplossen in een overeenkomst
Examen
• Heel veel regels: zullen niet alles overlopen in de les
o Uitzonderingen… te kennen
o Colleges zullen meer focus geven op klemtonen, verbanden en voorbeelden
• Wat kennen: alles wat er in de college is gezegd + cursus
• 3 oefeningensessies: koop huur & aanneming
• Wetboek belangrijker dan bij goederenrecht
`
2
,Inleidende aspecten
• 1. Bescherming zwakke contractparij
o Wilsautonomie en sociale weltvaartmij
▪ Uitgangspunt is de wilsautonomie
▪ Maar met verantwoordelijkheid: hoe groter vrijheid = hoe groter
verantwoordelijkheid
• Je mag doen wat je wilt maar art. 1184 BW: als je contract sluit moet je het
wel respecteren = dwingende kracht OVK
• Mag doen wat je wilt maar art. 1382 BW: als je er schade mee berokkent zul
je deze moeten betalen
▪ Socialisering door de jaren: Napoleon nam gelijkheid tussen burgers aan
• Maar feitelijk zijn burgers niet zo gelijk:
o Het is niet zelden bij de sluiting van een contract dat één partij sterker
is: bv als je busticket koopt heb je quasi geen onderhandelingsmacht
o Consumentenrecht sensu lato
▪ Gevolg van die ‘feitelijke ongelijkheid’: dwingende wetsbepalingen
• Bv over bepaling vd prijs, beëindiging vd OVK: om die zwakkere partij te
beschermen
o Die bepalingen worden relatief nietig
• Specifieke, fragmentaire, dwingende bepalingen in principe niet van OO
o Woninghuurwet bv
• Ook aanvullende werking van de goede trouw
▪ Dwingendrechtelijke bescherming
▪ gemRtel bescherming
• zorgvuldigheidsnorm (goede trouw)
o ‘wat zou een BPF in deze concrete situatie doen’
• contractuele en precontractuele informatieplicht
o precontractueel (1382)
▪ meer ter bescherming vd zwakkere partij wie deze ook is
• niet noodzakelijk een consument in de zin van een NP: kan ook een bakker
zijn die een nieuwe bakkerij zou willen bouwen
o Consumentenrecht sensu stricto
▪ Echt ter bescherming vd NPNP: natuurlijke persoon niet-professioneel
• De ‘echte’ consument
• Vooral door Europa gekomen: vanuit idee van eengemaakte markt met
maximale eerlijke concurrentie
o Door ervoor te zorgen dat iedereen op gelijke wijze beschermd wordt
▪ BV WER, consumentenkoop
▪ Afdwingbaarheidsparadox
• Heel beschermende bepalingen
o Bv verboden beding: als je dit in ovk zet = sanctie is de nietigheid
▪ Rechter kan en moet ambtshalve dit beding weren
• Maar in de praktijk vaak zonder tanden in de afdwinging
o Als je grotere aankopen doet valt dit mee: bv dure auto, fiets…
o Maar als je trui koopt en na enkele weken blijkt die kwaliteit slecht: je
zult niet voor een goedkope trui een hele procedure voeren, zult je
veel meer geld kosten
3
, ▪ WER
• Lex specialis: kijken naar toepassingsgebied in het begin vd wet
• Art. I.1 WER = algemene definitiesz
o Wie wordt beschermd: NPNP (= consument)
▪ NP a contrario geen RP: RP valt hier niet onder in principe
▪ Wat is niet-professioneel?
• Quid gemengd gebruik?
• Absorptieleer: kijken naar wat dominant is
o De onderneming
▪ Zeer ruim begrip: elke NP met zelfstandige beroepsactiviteit
▪ Elke RP behalve bepaalden wettelijke uitzonderingen (staat)
▪ Ook organisatie zonder rechtspersoonlijkheid
o Voorwerp: waar heeft de ovk betrekking op
▪ Producten
• Generiek begrip: meest algemene
• Kan gaan over roerende, onroerende goederen en
diensten
• Bijna elk contract valt hier onder = catch all
▪ Goederen
• Lichamelijke roerende goederen
• Bepalingen die spreken over goederen zijn niet van
toepassing bij bv de verkoop van een onroerend goed
▪ Diensten
• Prestaties ongeacht of die diensten betrekking hebben
op roerende of onroerende goederen
• Ook aantal specifieke definities voor specifieke boeken
o Boek I.8: specifieke definities voor boek VI
▪ Naar I.1 en I.8 kijken voor boek 6: I.8 is lex specialis dus
primeert dit
▪ 3 specifieke bepalingen in I.8
• 39°: onderneming
o Andere definitie van 1.I: iets beperkter
o VZW valt hier niet meer onder
o Men is maar een onderneming als men handelt
als onderneming
• 33°: verkoopovk
o Ook al zegt de wet verder niks heeft de verkoop
in principe altijd betrekking op goederen =
lichamelijke roerende goederen
▪ Als je in boek 6 begrip verkoop ziet:
geldt niet voor verkoop onroerende
goederen tenzij anders is aangegeven
o Ovk heeft ook expliciet betrekking op
gemengde contracten huur & aanneming
• 34°: dienstenovk
4
College 1: 14 Februari
Inleiding
• “Overeenkomsten”
o Wilsovereenstemming is essentieel: wilsautonomie
▪ = Vrije willen laten samenklikken
▪ Gevolg: zult elke keer voor elk contract moeten bepalen wat de regels zijn
o Benoemde contracten: met naam benoemd in de wet
▪ Om te vermijden dat je bij bv koop van een brood een hele discussie moet hebben =
wetgever heeft standaardset van regels voorzien die je wellicht als modaliteit zult willen
▪ Focus contract onderhandeling verschuift naar wat je ‘anders’ wilt: er is een basis set van
regels en je kunt in een concreet geval iets extra voorzien of iets sluiten
▪ Oud BW, boek III
▪ Vb: arbeidsrecht, huwelijksvermogensrecht…
▪ Gemene verbintenissenrecht:
• Algemeen vragen over totstandkoming, wilsgebreken, bewijs, ontbinding…:
o Die uitgangspunten staan in het gemene verbintenissenrecht tenzij er een lex
specialis is hierover dan primeert deze
• Hoe weten we welke regels gelden?
o 1. Kijken naar standaardregels
o 2. Kijken naar de overeenkomst: wat zijn de partijen overeengekomen, zijn ze
ergens van afgeweken?
o 3. Nog niet geregelde aspecten in standaardregels of overeenkomst?
▪ Terugvallen op gemene verbintenissenrecht
o Onbenoemde overeenkomsten/sui generis
▪ Geen typenzwang in overeenkomstenrecht: kunt overeenkomsten maken waarvoor de
wet geen specifieke set van regels voorziet
▪ Bijvoorbeeld Leasing
• Een wagen leasen: tegen een partij zeggen ‘koop deze auto, die ik wil en dan zal
ik die gedurende 4j gebruiken, u er elke maand voor betalen, en op het einde van
die 4j kan je dat goed aankopen’
o Ovk die lijkt op huur, maar wagen is specifiek voor u gekocht, en u kunt die
wagen ook nog eens verwerven
o Welke regels gelden dan?
▪ 1. Kijken naar het contract: wat zijn partijen overeengekomen,
▪ 2. Kijken naar het gemene verbintenissenrecht
▪ 3. Kijken of er elementen zijn van andere benoemde overeenkomsten
• Bv in dit voorbeeld bevat de leasing elementen van huur:
o Analogie toepassing van benoemde overeenkomsten
waar er grote gelijkenissen mee zijn
1
, o Gemengde overeenkomsten
▪ Voorbeeld: bouwaanneming
• Je wilt huis bouwen en sluit contract met een aannemer maar dit is gemengd:
o Enerzijds aspecten van koop: aannemer zal cement, stenen enzo kopen… en
aan u ‘doorverkopen’
o Anderzijds aspecten van aanneming: aannemer doet effectief dingen met
die stenen enzo
▪ 3 opties:
• 1. Sui generis: het is een onbenoemde overeenkomst op zicht: te veel mix we
zien het niet meer
• 2. Combinatietheorie: niet zo hard gemixt: ‘ik zie nog stukjes koop en stukjes
aanneming’ = op stukjes koop ‘koop’ toepassen en op stukjes aanneming
‘aanneming’
• 3. Absorptieleer: ik zie meer stukjes van aanneming dan van koop
o Wat is dominant: de spons = zuigt al het ‘niet-dominante’ op
o Voorkeur voor deze leer
Overzicht (alle 4 aan bod tijdens examen)
• DEEL I: OVKEN MBT OVERDRACHT EIGENDOM
o Koop
o Kanscontracten
• DEEL II: OVKEN MBT GEBRUIK & GENOT V/E GOED
o Huur
o Lening
o Leasing/licentie
• DEEL III: DIENSTENOVK
o Aanneming
o Bewaargeving
o Lastgeving
o = overeenkomsten die als voorwerp prestaties hebben
• DEEL IV: VASTSTELLINGSOVK (DADING)
o Als er een geschil is, of zal zijn kun je dit oplossen in een overeenkomst
Examen
• Heel veel regels: zullen niet alles overlopen in de les
o Uitzonderingen… te kennen
o Colleges zullen meer focus geven op klemtonen, verbanden en voorbeelden
• Wat kennen: alles wat er in de college is gezegd + cursus
• 3 oefeningensessies: koop huur & aanneming
• Wetboek belangrijker dan bij goederenrecht
`
2
,Inleidende aspecten
• 1. Bescherming zwakke contractparij
o Wilsautonomie en sociale weltvaartmij
▪ Uitgangspunt is de wilsautonomie
▪ Maar met verantwoordelijkheid: hoe groter vrijheid = hoe groter
verantwoordelijkheid
• Je mag doen wat je wilt maar art. 1184 BW: als je contract sluit moet je het
wel respecteren = dwingende kracht OVK
• Mag doen wat je wilt maar art. 1382 BW: als je er schade mee berokkent zul
je deze moeten betalen
▪ Socialisering door de jaren: Napoleon nam gelijkheid tussen burgers aan
• Maar feitelijk zijn burgers niet zo gelijk:
o Het is niet zelden bij de sluiting van een contract dat één partij sterker
is: bv als je busticket koopt heb je quasi geen onderhandelingsmacht
o Consumentenrecht sensu lato
▪ Gevolg van die ‘feitelijke ongelijkheid’: dwingende wetsbepalingen
• Bv over bepaling vd prijs, beëindiging vd OVK: om die zwakkere partij te
beschermen
o Die bepalingen worden relatief nietig
• Specifieke, fragmentaire, dwingende bepalingen in principe niet van OO
o Woninghuurwet bv
• Ook aanvullende werking van de goede trouw
▪ Dwingendrechtelijke bescherming
▪ gemRtel bescherming
• zorgvuldigheidsnorm (goede trouw)
o ‘wat zou een BPF in deze concrete situatie doen’
• contractuele en precontractuele informatieplicht
o precontractueel (1382)
▪ meer ter bescherming vd zwakkere partij wie deze ook is
• niet noodzakelijk een consument in de zin van een NP: kan ook een bakker
zijn die een nieuwe bakkerij zou willen bouwen
o Consumentenrecht sensu stricto
▪ Echt ter bescherming vd NPNP: natuurlijke persoon niet-professioneel
• De ‘echte’ consument
• Vooral door Europa gekomen: vanuit idee van eengemaakte markt met
maximale eerlijke concurrentie
o Door ervoor te zorgen dat iedereen op gelijke wijze beschermd wordt
▪ BV WER, consumentenkoop
▪ Afdwingbaarheidsparadox
• Heel beschermende bepalingen
o Bv verboden beding: als je dit in ovk zet = sanctie is de nietigheid
▪ Rechter kan en moet ambtshalve dit beding weren
• Maar in de praktijk vaak zonder tanden in de afdwinging
o Als je grotere aankopen doet valt dit mee: bv dure auto, fiets…
o Maar als je trui koopt en na enkele weken blijkt die kwaliteit slecht: je
zult niet voor een goedkope trui een hele procedure voeren, zult je
veel meer geld kosten
3
, ▪ WER
• Lex specialis: kijken naar toepassingsgebied in het begin vd wet
• Art. I.1 WER = algemene definitiesz
o Wie wordt beschermd: NPNP (= consument)
▪ NP a contrario geen RP: RP valt hier niet onder in principe
▪ Wat is niet-professioneel?
• Quid gemengd gebruik?
• Absorptieleer: kijken naar wat dominant is
o De onderneming
▪ Zeer ruim begrip: elke NP met zelfstandige beroepsactiviteit
▪ Elke RP behalve bepaalden wettelijke uitzonderingen (staat)
▪ Ook organisatie zonder rechtspersoonlijkheid
o Voorwerp: waar heeft de ovk betrekking op
▪ Producten
• Generiek begrip: meest algemene
• Kan gaan over roerende, onroerende goederen en
diensten
• Bijna elk contract valt hier onder = catch all
▪ Goederen
• Lichamelijke roerende goederen
• Bepalingen die spreken over goederen zijn niet van
toepassing bij bv de verkoop van een onroerend goed
▪ Diensten
• Prestaties ongeacht of die diensten betrekking hebben
op roerende of onroerende goederen
• Ook aantal specifieke definities voor specifieke boeken
o Boek I.8: specifieke definities voor boek VI
▪ Naar I.1 en I.8 kijken voor boek 6: I.8 is lex specialis dus
primeert dit
▪ 3 specifieke bepalingen in I.8
• 39°: onderneming
o Andere definitie van 1.I: iets beperkter
o VZW valt hier niet meer onder
o Men is maar een onderneming als men handelt
als onderneming
• 33°: verkoopovk
o Ook al zegt de wet verder niks heeft de verkoop
in principe altijd betrekking op goederen =
lichamelijke roerende goederen
▪ Als je in boek 6 begrip verkoop ziet:
geldt niet voor verkoop onroerende
goederen tenzij anders is aangegeven
o Ovk heeft ook expliciet betrekking op
gemengde contracten huur & aanneming
• 34°: dienstenovk
4