basis marketing communicatie
fysiek product: alle eigenschappen die je met je zintuigen kunt waarnemen
uitgebreid product: fysiek product + garantie. levering, service
totaal product: uitgebreid product + prijsstelling en reclame
productmix
de productmix bestaat uit 6 punten
- fysiek product
- assortiment
- merk
- verpakking
- service en garantie
- kwaliteit
welke functie of uitingsvorm van de verpakking van het product
bescherming: bescherming is hoe goed de verpakking van een product beschermd, bij een
breekbaar pakket is de bescherming beter dan bij een verpakking voor eten
beschadiging: verpakking berschermt niet alles producten van glas, maar ook andere
producten tegen breuk, deuken of krassen
diefstal: speciale labeling tegen diefstal
temperatuur: koud houden van diepvriesproducten, juiste temperatuur
vocht: papier karton kunnen zacht worden en producten kunnen schimmelen
handig: makkelijk opstapelen, past makkelijk in de schappen
labelling: op het label van het product staat onder andere de aard en de samenstelling van
het product
gebruiksgemak: gebruiksvriendelijk voor de consument
informatie: informatieve functie, productinformatie, houdbaarheidsdatum, ingrediënten, land
van herkomst
herkenning: imago versterken: zeep is zeep. gewone zeep kan echter luxe zeep worden in
de beleving van de klant. het is ook belangrijk dat je verpakking herkend wordt. daarom staat
altijd wel het merk en de naam van het product op de verpakking
emotionale appeal: het emotional appeal inzetten: met de verpakking kun je een product
bijvoorbeeld luxe of kwaliteit laten uitstraling
convenience goods: waar je weinig over nadenkt, zoals boodschappen doen.
,shopping goods: producten waar je meer bij nadenkt, zoals kleding
specialty goods: je onderzoekt het product eerst goed, bijvoorbeeld als je een auto wilt
kopen
unsought goods: het is onbekend. je wilt er niet over nadenken maar het moet wel
Voorbeelden hiervan zijn doodskist, brandblusapparaat, uitvaartverzekering etc.
, verbruiksgoederen: consumptiegoederen, eten en drinken
gebruiksgoederen: brood, cola, plakband, lijm
gebruiksgoederen zijn: televisie, fiets, auto, meubelen
substitutiegoederen: goederen die uitwisselbaar zijn en in plaats van elkaar kunnen
worden gebruikt
Enkele voorbeelden van substitutiegoederen: in plaats van de auto te gebruiken, kun je
ook de trein nemen. koffie drinken, kun je vervangen door thee drinken.
complementaire goederen: goederen die in aanvulling op elkaar worden gebruikt
Bijvoorbeeld tandpasta en een tandenborstel.
kenmerken van diensten
ontastbaarheid: je kunt het niet vastpakken, diensten hebben geen fysieke
eigenschappen
vergankelijkheid (voorraad is onmogelijk): een dienst is zo lang als deze wordt
aangeboden, als je een wasmachine koopt, staat die er over 5 jaar nog. een dienst is
alleen op het moment dat deze wordt geleverd.
heterogeniteit: omdat diensten zo vergankelijk zijn is het moeilijk er een bepaalde
standaard voor te maken. bijv. een wasmachine gaat 10 jaar mee en wast x liter per
wasbeurt. het is lastig om een prijs voor een dienst te bepalen
interactieve consumptie: de consument bedenkt en creëert samen opdat moment
het product. je eigen topping op een ijsje kiezen bijvoorbeeld
gelijktijdigheid van productie en consumptie: je verbruikt ze op het moment dat
het gebruikt wordt, de docent geeft les over marketing (produceert) en de leerling
leert daarvan (consumeert)
breedte: verschillende artikelgroepen
fysiek product: alle eigenschappen die je met je zintuigen kunt waarnemen
uitgebreid product: fysiek product + garantie. levering, service
totaal product: uitgebreid product + prijsstelling en reclame
productmix
de productmix bestaat uit 6 punten
- fysiek product
- assortiment
- merk
- verpakking
- service en garantie
- kwaliteit
welke functie of uitingsvorm van de verpakking van het product
bescherming: bescherming is hoe goed de verpakking van een product beschermd, bij een
breekbaar pakket is de bescherming beter dan bij een verpakking voor eten
beschadiging: verpakking berschermt niet alles producten van glas, maar ook andere
producten tegen breuk, deuken of krassen
diefstal: speciale labeling tegen diefstal
temperatuur: koud houden van diepvriesproducten, juiste temperatuur
vocht: papier karton kunnen zacht worden en producten kunnen schimmelen
handig: makkelijk opstapelen, past makkelijk in de schappen
labelling: op het label van het product staat onder andere de aard en de samenstelling van
het product
gebruiksgemak: gebruiksvriendelijk voor de consument
informatie: informatieve functie, productinformatie, houdbaarheidsdatum, ingrediënten, land
van herkomst
herkenning: imago versterken: zeep is zeep. gewone zeep kan echter luxe zeep worden in
de beleving van de klant. het is ook belangrijk dat je verpakking herkend wordt. daarom staat
altijd wel het merk en de naam van het product op de verpakking
emotionale appeal: het emotional appeal inzetten: met de verpakking kun je een product
bijvoorbeeld luxe of kwaliteit laten uitstraling
convenience goods: waar je weinig over nadenkt, zoals boodschappen doen.
,shopping goods: producten waar je meer bij nadenkt, zoals kleding
specialty goods: je onderzoekt het product eerst goed, bijvoorbeeld als je een auto wilt
kopen
unsought goods: het is onbekend. je wilt er niet over nadenken maar het moet wel
Voorbeelden hiervan zijn doodskist, brandblusapparaat, uitvaartverzekering etc.
, verbruiksgoederen: consumptiegoederen, eten en drinken
gebruiksgoederen: brood, cola, plakband, lijm
gebruiksgoederen zijn: televisie, fiets, auto, meubelen
substitutiegoederen: goederen die uitwisselbaar zijn en in plaats van elkaar kunnen
worden gebruikt
Enkele voorbeelden van substitutiegoederen: in plaats van de auto te gebruiken, kun je
ook de trein nemen. koffie drinken, kun je vervangen door thee drinken.
complementaire goederen: goederen die in aanvulling op elkaar worden gebruikt
Bijvoorbeeld tandpasta en een tandenborstel.
kenmerken van diensten
ontastbaarheid: je kunt het niet vastpakken, diensten hebben geen fysieke
eigenschappen
vergankelijkheid (voorraad is onmogelijk): een dienst is zo lang als deze wordt
aangeboden, als je een wasmachine koopt, staat die er over 5 jaar nog. een dienst is
alleen op het moment dat deze wordt geleverd.
heterogeniteit: omdat diensten zo vergankelijk zijn is het moeilijk er een bepaalde
standaard voor te maken. bijv. een wasmachine gaat 10 jaar mee en wast x liter per
wasbeurt. het is lastig om een prijs voor een dienst te bepalen
interactieve consumptie: de consument bedenkt en creëert samen opdat moment
het product. je eigen topping op een ijsje kiezen bijvoorbeeld
gelijktijdigheid van productie en consumptie: je verbruikt ze op het moment dat
het gebruikt wordt, de docent geeft les over marketing (produceert) en de leerling
leert daarvan (consumeert)
breedte: verschillende artikelgroepen