Representeren/symboliseren: met telbare representaties zoals vingers, met
cijfersymbolen.
Elementair getalbegrip: het verkennen van de verschillende betekenissen en functies van
getallen en het verkennen van de opbouw van getallen.
Voorbeeld:
Boodschappen doen en een euro gevonden, nu vraagt Floortje af hoeveel appels kan zij
hiervan kopen.
Kinderen willen weten hoe dingen in elkaar zitten en hebben van nature een onderzoekende
houding.
In het begin gaat tellen niet altijd goed maar ze gebruiken wel rekenen bij bijvoorbeeld
spelletjes als verstoppertje. Blz.37
Betekenis volle situaties hierin vindt wiskundige oriëntatie. Deze situatie is een rijke
leeromgeving zoals een huishoek.
Dan kunnen ze vragen stellen als: Hoeveel borden zijn er nodig, Hoelang duurt het nog
voordat het eten klaar is?
De zone van de naaste ontwikkeling de leerkracht zorgt dat hierbij aansluit. Dit is wat
leerlingen net nog niet kunnen maar met begeleiding wel.
Een- een- relatie: gaat het om de een op een koppeling bijvoorbeeld: er zijn evenveel
traktaties als kinderen, voor ieder potje is er een dekseltje. Spelletjes als ganzenbord dragen
hieraan bij.
Elementair getalbegrip Ontwikkel zich langs de volgende niveaus:
- Context gebonden tellen en rekenen: betekenisgeving
- Object gebonden tellen en rekenen
- Formeel, puur tellen en rekenen
Drie ontwikkelingsniveaus van tellen en rekenen:
-
Rekenontwikkeling in kaart brengen door peilings-spelletjes:
Spelletjes zoals:
- Rupsenspel, muizenrace, boekjes lezen, wie het meeste gooit.
, Rekenen tot 10:
1. Verkort tellen: doortellen of terugtellen
2. Positioneren: getallen plaatsen op de getal ij/ telrij kennen
3. Telsituatie gaan over in optel-aftreksituaties
4. Getal kennis, kennen van splitsingen
5. Betekenis geven aan optellen en aftrekken
Basis voor rekenen tot 10:
- Splitsen: leerlingen leren de relaties tussen de getallen kennen en deze relaties
gebruiken bij het rekenen.
Spelletjes waarbij deel is afgedekt, wat moet erbij om 6 te krijgen. Als ik er 5 heb
liggen.
Ze leren dat de hoeveelheid 8 te verdelen is in 5 en 3. Voorbeelden: blz. 66
Optellen en aftrekken: (blz. 67)
1. Tellend rekenen
1-2-3-4-5-6-7-8-
2. Structurerend rekenen
5-6-7-8
3. Formeel rekenen
5+3=8
Bij het rekenen van tot 10 twee modellen belangrijk (blz. 68):
- Groepjesmodel: vb. vingerbeelden en turven
- Lijnmodel: kralenketting, getallenlijn.
Betekenis verlenen erbij/ eraf, door middel van bus verhalen.
- In- en uitstappen van de bus, hierbij is de bus een context en model voor optellen en
aftrekken.
Mathematiseren: vertalen van de situatie dit kan door modelcontext in te zetten.
Memoriseren door:
- Tweelingsgetallen
- Vrienden van 10: 5+5, 7+3, 8+2.
cijfersymbolen.
Elementair getalbegrip: het verkennen van de verschillende betekenissen en functies van
getallen en het verkennen van de opbouw van getallen.
Voorbeeld:
Boodschappen doen en een euro gevonden, nu vraagt Floortje af hoeveel appels kan zij
hiervan kopen.
Kinderen willen weten hoe dingen in elkaar zitten en hebben van nature een onderzoekende
houding.
In het begin gaat tellen niet altijd goed maar ze gebruiken wel rekenen bij bijvoorbeeld
spelletjes als verstoppertje. Blz.37
Betekenis volle situaties hierin vindt wiskundige oriëntatie. Deze situatie is een rijke
leeromgeving zoals een huishoek.
Dan kunnen ze vragen stellen als: Hoeveel borden zijn er nodig, Hoelang duurt het nog
voordat het eten klaar is?
De zone van de naaste ontwikkeling de leerkracht zorgt dat hierbij aansluit. Dit is wat
leerlingen net nog niet kunnen maar met begeleiding wel.
Een- een- relatie: gaat het om de een op een koppeling bijvoorbeeld: er zijn evenveel
traktaties als kinderen, voor ieder potje is er een dekseltje. Spelletjes als ganzenbord dragen
hieraan bij.
Elementair getalbegrip Ontwikkel zich langs de volgende niveaus:
- Context gebonden tellen en rekenen: betekenisgeving
- Object gebonden tellen en rekenen
- Formeel, puur tellen en rekenen
Drie ontwikkelingsniveaus van tellen en rekenen:
-
Rekenontwikkeling in kaart brengen door peilings-spelletjes:
Spelletjes zoals:
- Rupsenspel, muizenrace, boekjes lezen, wie het meeste gooit.
, Rekenen tot 10:
1. Verkort tellen: doortellen of terugtellen
2. Positioneren: getallen plaatsen op de getal ij/ telrij kennen
3. Telsituatie gaan over in optel-aftreksituaties
4. Getal kennis, kennen van splitsingen
5. Betekenis geven aan optellen en aftrekken
Basis voor rekenen tot 10:
- Splitsen: leerlingen leren de relaties tussen de getallen kennen en deze relaties
gebruiken bij het rekenen.
Spelletjes waarbij deel is afgedekt, wat moet erbij om 6 te krijgen. Als ik er 5 heb
liggen.
Ze leren dat de hoeveelheid 8 te verdelen is in 5 en 3. Voorbeelden: blz. 66
Optellen en aftrekken: (blz. 67)
1. Tellend rekenen
1-2-3-4-5-6-7-8-
2. Structurerend rekenen
5-6-7-8
3. Formeel rekenen
5+3=8
Bij het rekenen van tot 10 twee modellen belangrijk (blz. 68):
- Groepjesmodel: vb. vingerbeelden en turven
- Lijnmodel: kralenketting, getallenlijn.
Betekenis verlenen erbij/ eraf, door middel van bus verhalen.
- In- en uitstappen van de bus, hierbij is de bus een context en model voor optellen en
aftrekken.
Mathematiseren: vertalen van de situatie dit kan door modelcontext in te zetten.
Memoriseren door:
- Tweelingsgetallen
- Vrienden van 10: 5+5, 7+3, 8+2.