Bij de aanbodkant van de markt zijn de bedrijfstakken met bepaalde kenmerken aan bod. De
structuur heeft te maken met de omgeving van een onderneming. Het aantal ondernemingen is een
structuurkenmerk wat inspeelt op het gedrag. Bij de SGR-methode probeert de wederzijdse
beïnvloeding van de structuur van bedrijfstakken en het gedrag van ondernemers te verklaren.
Structure (structuurkenmerken), conduct (ondernemersgedrag) en performance (resultaat).
Bedrijven hebben verschillende structuurkenmerken:
Aantal aanbieders
Dit is belangrijk voor het interne concurrentieproces tussen aanbieders. Veel aanbieders zorgt voor
weinig marktmacht. Dit kun je meten door de concentratiegraad te meten.
Aard van het product
Je hebt homogene en heterogene producten. Homogene producten zijn producten die volgens de
afnemer geen onderlinge verschillen vertonen. Bij heterogene producten zijn het producten die op
dezelfde markt worden afgezet maar volgens de afnemers wel verschil hebben. Door
productdifferentiatie bestaan er veranderingen in de technische eigenschappen van een bestaand
product. Ook kan er een productinnovatie zijn. Dan wordt het bestaande product vervangen door
nieuwe producten.
Bij commodity services lijkt een voortbrenging in veel opzichten op de massaproductie van
homogene goederen. Bij langwaardige producten verbruiken ondernemers zeer veel grondstoffen en
voegen daar zelf weinig waarde aan toe.
Kostenstructuur van productie
De verhouding tussen constante en variabele kosten zijn heel belangrijk. Ook de kostenpatronen
tussen grote en kleine ondernemingen in een bedrijfstak zijn belangrijk.
Toetreding barrières
Vaste hoge kosten is een flinke toetreding barrière, omdat investeerders hoge investeringen moeten
maken. Productheterogeniteit zorgt er ook voor, deelsegmenten van bedrijven zorgen dat hun
klanten zich aan hen vestigen. Voor en achterwaartse integratie zorgt ervoor dat bedrijven zich in
verschillende bedrijfstakken en bedrijfskolommen bevinden. Ook een strategische overcapaciteit
maken ondernemingen alleen gebruik van extra capaciteit als andere ondernemingen dreigen de
markt binnen te komen. Hierdoor zal de prijs sterk dalen, omdat beide ondernemingen veel aanbod
op de markt zetten. Hierdoor zullen we toetreders hoge aanloopkosten hebben en grote verliezen
lijden.
Kenmerken van de vraag
De afzet kan groeien als de marktaandelen gelijk blijven. Ondernemers hoeven daarom ook geen
prijsconcessies te doen. Hierdoor is de interne concurrentie minder. Op de verkopersmarkt is een
hoge groei, maar de concurrentie is dan ook relatief klein.
Concentratie van afnemers en leveranciers
De marktmacht van de afnemers is groter naarmate de concentratie groter is. Ze kunnen dan sterk
onderhandelen over de prijs.
Consumentenproducten:
Grote ondernemingen die rechtstreeks aan consumenten leveren noemen we nutsbedrijven.
Buitenlandse afzet:
De productie is onder te verdelen in een open sector en een beschermde sector. De open sector
bestaat uit ondernemingen die veel van hun producten op de buitenlandse markt afzetten. De
beschermde sector bestaat uit ondernemingen die uitsluitend op binnenlandse markten actief zijn.
structuur heeft te maken met de omgeving van een onderneming. Het aantal ondernemingen is een
structuurkenmerk wat inspeelt op het gedrag. Bij de SGR-methode probeert de wederzijdse
beïnvloeding van de structuur van bedrijfstakken en het gedrag van ondernemers te verklaren.
Structure (structuurkenmerken), conduct (ondernemersgedrag) en performance (resultaat).
Bedrijven hebben verschillende structuurkenmerken:
Aantal aanbieders
Dit is belangrijk voor het interne concurrentieproces tussen aanbieders. Veel aanbieders zorgt voor
weinig marktmacht. Dit kun je meten door de concentratiegraad te meten.
Aard van het product
Je hebt homogene en heterogene producten. Homogene producten zijn producten die volgens de
afnemer geen onderlinge verschillen vertonen. Bij heterogene producten zijn het producten die op
dezelfde markt worden afgezet maar volgens de afnemers wel verschil hebben. Door
productdifferentiatie bestaan er veranderingen in de technische eigenschappen van een bestaand
product. Ook kan er een productinnovatie zijn. Dan wordt het bestaande product vervangen door
nieuwe producten.
Bij commodity services lijkt een voortbrenging in veel opzichten op de massaproductie van
homogene goederen. Bij langwaardige producten verbruiken ondernemers zeer veel grondstoffen en
voegen daar zelf weinig waarde aan toe.
Kostenstructuur van productie
De verhouding tussen constante en variabele kosten zijn heel belangrijk. Ook de kostenpatronen
tussen grote en kleine ondernemingen in een bedrijfstak zijn belangrijk.
Toetreding barrières
Vaste hoge kosten is een flinke toetreding barrière, omdat investeerders hoge investeringen moeten
maken. Productheterogeniteit zorgt er ook voor, deelsegmenten van bedrijven zorgen dat hun
klanten zich aan hen vestigen. Voor en achterwaartse integratie zorgt ervoor dat bedrijven zich in
verschillende bedrijfstakken en bedrijfskolommen bevinden. Ook een strategische overcapaciteit
maken ondernemingen alleen gebruik van extra capaciteit als andere ondernemingen dreigen de
markt binnen te komen. Hierdoor zal de prijs sterk dalen, omdat beide ondernemingen veel aanbod
op de markt zetten. Hierdoor zullen we toetreders hoge aanloopkosten hebben en grote verliezen
lijden.
Kenmerken van de vraag
De afzet kan groeien als de marktaandelen gelijk blijven. Ondernemers hoeven daarom ook geen
prijsconcessies te doen. Hierdoor is de interne concurrentie minder. Op de verkopersmarkt is een
hoge groei, maar de concurrentie is dan ook relatief klein.
Concentratie van afnemers en leveranciers
De marktmacht van de afnemers is groter naarmate de concentratie groter is. Ze kunnen dan sterk
onderhandelen over de prijs.
Consumentenproducten:
Grote ondernemingen die rechtstreeks aan consumenten leveren noemen we nutsbedrijven.
Buitenlandse afzet:
De productie is onder te verdelen in een open sector en een beschermde sector. De open sector
bestaat uit ondernemingen die veel van hun producten op de buitenlandse markt afzetten. De
beschermde sector bestaat uit ondernemingen die uitsluitend op binnenlandse markten actief zijn.