Samenvatting Aardrijkskunde Hoofdstuk 1,2 – Zuid-Amerika
Paragraaf 1.1
Latijns-Amerika behoort tot Midden-Amerika en niet tot Zuid-Amerika.
De grens tussen Midden-Amerika en Zuid-Amerika ligt tussen Panama en Colombia.
Zuid-Amerika is in te delen in verschillende hoogtezones;
Het Andesgebergte > heeft noord-zuid ligging >
gemiddelde hoogte boven 4.000 meter >
gebergte bevat veel vulkanen
Tropisch laagland > oostzijde Andesgebergte >
drie grote rivieren;
o Orinoco
o Amazone
o Paraguay/Paraná
Hooglandgebieden
o Hoogland van Guyana
o Hoogland van Brazilië
Altiplano > hoogvlakte met gemiddelde hoogte
van 4.000 meter
Plateau van Patagonië > hoogvlakte tussen 500
en 1.500 meter
Atacamatrog > evenwijdig aan Andesgebergte
Stereotiepe beeld: beeld dat niet is gebaseerd op diepgaande kennis, maar op basis van
bekende cultuurelementen en nieuwsberichten.
De perceptie: het beeld dat iemand van de werkelijkheid heeft > vanuit die perceptie maak je
een soort kaart in je hoofd van een bepaald gebied, een mental map
Soorten geografische kenmerken;
Ligging
Landschappelijke kenmerken
Bevolkingskenmerken
Interne en externe relaties
Paragraaf 1.2
Zuid-Amerikaanse klimaatfactoren;
Breedteligging
Zeestromen
Drukgebieden
Windpatronen
Ligging van gebergten
Breedteligging en drukgebieden
Zuid-Amerika ligt in tropische luchtstreek > grote invalshoek van de zon > altijd warm > lucht
stijgt op > ontstaat lagedrukgebied > opstijgende lucht koelt af > condenseert > wolken met
neerslag.
ITCZ: de intertropische convergentiezone = het lagedrukgebied
ITCZ schuift mee met seizoensbeweging van de zon > in de zomer boven de evenaar > in de
winter onder de evenaar > er komen tropische klimaten met één of twee natte en droge
perioden per jaar voor.
, Windpatronen en ligging van gebergten
Oostkant Z.A. is de passaat aanlandig > de wind is vochtig en zorgt aan de loefzijde van het
kustgebergte van Brazilië voor stuwingsregens.
Zuidelijke langs oostkust geen kustgebergte > vochtige lucht komt verder landinwaarts tot
aan oostzijde Andes.
Invloed zeestromen
De warme (zuid-equatoriale) zeestroom splitst zich in tweeën door ver uitstekende oostpunt
Brazilië > Kaap Frio (bij Rio de Janeiro) zorgt ervoor dat deze warme stroom wordt afgebogen
richting zee > hierdoor kan koude (Falkland)stroom vanuit het zuiden tot Kaap Frio
doordringen
Westzijde Z.A. > door Andesgebergten en aflandige passaatwinden reikt de invloed van de
zee aan westkant minder landinwaarts dan langs oostkust.
Er heerst een gematigd zeeklimaat aan de loefzijde van de bergen in het zuiden van Z.A.
Aan lijzijde van de bergen heersen ook steppe- en woestijnklimaten
In het zuiden komen winters met zeer lage temperaturen voor > de poolwind neemt heel
koude lucht mee; deze heten pamperos.
De “normale situatie” > zuidoostpassaten stuwen warm oppervlaktewater richting westen,
van Z.A. af > welt voor westkust houd water op > weinig verdamping en neerslag > koude
water is rijk van voedingsstoffen > visserij is daarom belangrijke bron van inkomsten voor
westerlanden Z.A. (Peru, Ecuador, Chili)
El Niño
Elke 3 tot 8 jaar is alles anders voor ongeveer 3 maanden > minder sterk hogedrukgebied
boven Z.A. neemt passaatwind af > oppervlaktewater wordt niet meer naar het westen
geblazen > welt geen koud water meer op langs westkust > wordt zelfs warm water
aangevoerd > dit verschijnsel het El Niño.
Er gaat nu neerslag vallen in droge gebieden aan westkant > gevolgen hiervan kunnen
desastreus zijn > aardverschuivingen, modderstromen, overstromingen > ook minder
inkomsten uit visserij.
Tropische plantengroei
Grootste deel Z.A bestaat uit tropisch regenwoud (ook wel selva genoemd) > altijd warm >
veel neerslag
Amazone is het grootste regenwoud ter wereld.
De bodem van een regenwoud > maar een dunne humuslaag > veel bacteriën in bodem >
zetten humus om in mineralen > worden deels opgenomen door planten > maar door veel
regen is er veel uitspoeling > weinig mineralen en humus blijven achter in bodem > de bodem
Paragraaf 1.1
Latijns-Amerika behoort tot Midden-Amerika en niet tot Zuid-Amerika.
De grens tussen Midden-Amerika en Zuid-Amerika ligt tussen Panama en Colombia.
Zuid-Amerika is in te delen in verschillende hoogtezones;
Het Andesgebergte > heeft noord-zuid ligging >
gemiddelde hoogte boven 4.000 meter >
gebergte bevat veel vulkanen
Tropisch laagland > oostzijde Andesgebergte >
drie grote rivieren;
o Orinoco
o Amazone
o Paraguay/Paraná
Hooglandgebieden
o Hoogland van Guyana
o Hoogland van Brazilië
Altiplano > hoogvlakte met gemiddelde hoogte
van 4.000 meter
Plateau van Patagonië > hoogvlakte tussen 500
en 1.500 meter
Atacamatrog > evenwijdig aan Andesgebergte
Stereotiepe beeld: beeld dat niet is gebaseerd op diepgaande kennis, maar op basis van
bekende cultuurelementen en nieuwsberichten.
De perceptie: het beeld dat iemand van de werkelijkheid heeft > vanuit die perceptie maak je
een soort kaart in je hoofd van een bepaald gebied, een mental map
Soorten geografische kenmerken;
Ligging
Landschappelijke kenmerken
Bevolkingskenmerken
Interne en externe relaties
Paragraaf 1.2
Zuid-Amerikaanse klimaatfactoren;
Breedteligging
Zeestromen
Drukgebieden
Windpatronen
Ligging van gebergten
Breedteligging en drukgebieden
Zuid-Amerika ligt in tropische luchtstreek > grote invalshoek van de zon > altijd warm > lucht
stijgt op > ontstaat lagedrukgebied > opstijgende lucht koelt af > condenseert > wolken met
neerslag.
ITCZ: de intertropische convergentiezone = het lagedrukgebied
ITCZ schuift mee met seizoensbeweging van de zon > in de zomer boven de evenaar > in de
winter onder de evenaar > er komen tropische klimaten met één of twee natte en droge
perioden per jaar voor.
, Windpatronen en ligging van gebergten
Oostkant Z.A. is de passaat aanlandig > de wind is vochtig en zorgt aan de loefzijde van het
kustgebergte van Brazilië voor stuwingsregens.
Zuidelijke langs oostkust geen kustgebergte > vochtige lucht komt verder landinwaarts tot
aan oostzijde Andes.
Invloed zeestromen
De warme (zuid-equatoriale) zeestroom splitst zich in tweeën door ver uitstekende oostpunt
Brazilië > Kaap Frio (bij Rio de Janeiro) zorgt ervoor dat deze warme stroom wordt afgebogen
richting zee > hierdoor kan koude (Falkland)stroom vanuit het zuiden tot Kaap Frio
doordringen
Westzijde Z.A. > door Andesgebergten en aflandige passaatwinden reikt de invloed van de
zee aan westkant minder landinwaarts dan langs oostkust.
Er heerst een gematigd zeeklimaat aan de loefzijde van de bergen in het zuiden van Z.A.
Aan lijzijde van de bergen heersen ook steppe- en woestijnklimaten
In het zuiden komen winters met zeer lage temperaturen voor > de poolwind neemt heel
koude lucht mee; deze heten pamperos.
De “normale situatie” > zuidoostpassaten stuwen warm oppervlaktewater richting westen,
van Z.A. af > welt voor westkust houd water op > weinig verdamping en neerslag > koude
water is rijk van voedingsstoffen > visserij is daarom belangrijke bron van inkomsten voor
westerlanden Z.A. (Peru, Ecuador, Chili)
El Niño
Elke 3 tot 8 jaar is alles anders voor ongeveer 3 maanden > minder sterk hogedrukgebied
boven Z.A. neemt passaatwind af > oppervlaktewater wordt niet meer naar het westen
geblazen > welt geen koud water meer op langs westkust > wordt zelfs warm water
aangevoerd > dit verschijnsel het El Niño.
Er gaat nu neerslag vallen in droge gebieden aan westkant > gevolgen hiervan kunnen
desastreus zijn > aardverschuivingen, modderstromen, overstromingen > ook minder
inkomsten uit visserij.
Tropische plantengroei
Grootste deel Z.A bestaat uit tropisch regenwoud (ook wel selva genoemd) > altijd warm >
veel neerslag
Amazone is het grootste regenwoud ter wereld.
De bodem van een regenwoud > maar een dunne humuslaag > veel bacteriën in bodem >
zetten humus om in mineralen > worden deels opgenomen door planten > maar door veel
regen is er veel uitspoeling > weinig mineralen en humus blijven achter in bodem > de bodem