100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached 4.2 TrustPilot
logo-home
Summary

Chemie Blok 1.1 Samenvatting

Rating
1.0
(1)
Sold
2
Pages
20
Uploaded on
07-11-2015
Written in
2013/2014

Samenvatting chemie van blok 1.1. De hoorcolleges en de syllabus zijn samengevat in 4 hoofdstukken.

Institution
Course











Whoops! We can’t load your doc right now. Try again or contact support.

Written for

Institution
Study
Course

Document information

Uploaded on
November 7, 2015
Number of pages
20
Written in
2013/2014
Type
Summary

Subjects

Content preview

Chemie Hoofdstuk 1

§ 1 Inleiding:

Ontleding = Uit elkaar vallen.
Thermolyse = Splitsing onder invloed van hitte.
Hydrolyse = Een splitsing onder invloed van water.
Elektrolyse = Splitsen met behulp van elektrische stroom.
Lyse = Kapot maken.

Elementen zijn stoffen die niet gesplitst kunnen worden. Bijv. waterstof en
zuurstof.
Er zijn 100 elementen. 80 daarvan zijn metalen en 20 zijn niet-metalen.

Chemische symbolen:

Metalen
Na Natrium Ba Barium
K Kalium Ca Calcium
Mg Magnesium M Mangaan
n
Fe IJzer Ni Nikkel
Cu Koper Zn Zink
Pb Lood Sn Tin
Ag Zilver H Kwik
g
Au Gaud Cr Chroom
Pt Platina Al Aluminium

Niet-metalen
H Waterstof C Koolstof
O Zuurstof F Fluor
N Stikstof P Fosfor
Cl Chloor J Jodium
Br Broom Si Silicium
S Zwavel H Helium
e
N Neon Ar Argon
e

Een verbinding zijn stoffen die samengesteld zijn uit twee of meer
elementen. Een verbinding is een stof met eigen eigenschappen.
Een mengsel heeft enkele stoffen los door elkaar met ieder zijn eigen
verschillende eigenschappen.

,Exotherme reacties zijn reacties (omzetting van stoffen) waarbij energie
(vaak warmte) geleverd wordt.
Endotherme reacties zijn reacties waarbij energie toegevoerd moet worden
(vergt warmte).
§ 2 Atoomtheorie:

Een atoom is niet splitsbaar. Dit is het kleinste deeltje van een element.
Een molecuul kun je wel verder splitsen. Het is het kleinste deeltje van een
verbinding. Een molecuul bestaat uit twee of meer atomen. Die mogen van
het zelfde type zijn.

Reactievergelijkingen:
Bij reactievergelijkingen moet de totale massa voor en na een chemische
reactie gelijk zijn.
De chemische reactie is hergroepering van atomen. Bij het kloppend maken
altijd eindigen met het element dat het vaakst voor komt in de formule (dat is
vaak zuurstof).
Als een stof moet reageren met een andere stof en er staat niet bij vermeld
welke dan is dit vaak de formule: .. + O₂ -> CO₂ + H₂O. Bij halfjes wordt dit
vaak verdubbeld.

§ 3 Atoomtheorie II:

Atoom is een massief gevuld deeltje, niet homogeen. Het is grotendeels leeg.
Het kleine deeltje in de kern is de proton. Daarom heen zit het elektron. In de
kern evenveel protonen als elektronen er om heen. Proton en elektron
hebben een tegengestelde lading dus zij trekken elkaar aan. In de kern van
een atoom (behalve H) bevinden zich deeltjes die geen lading hebben maar
wel even zwaar zijn als protonen. Dit zijn neutronen. Zij houden de protonen
in de kern bij elkaar.

Waar Lading Massa
Proton In de kern 1+ 1
Neutron In de kern 0 1
Elektron In de schillen 1- verwaarloosbaar

H(waterstof)-atoom is het kleinste atoom. H-atoom heeft element nummer 1,
want er zit maar 1 proton en 1 elektron in. He-atoom heeft nummer 2. In de
kern heeft het 2 protonen en daarom heen 2 elektronen.
Het aantal protonen bepaald welk nummer element je bent. Het
atoomnummer zegt iets over het aan protonen in de kern en het aantal
elektronen in de schillen. Elk element heeft eigen atomen en een eigen
atoom nummer.

De baan om de protonen en elektronen heet de schil.

,De eerste schil is de K-schil en hier passen twee elektronen in. De tweede
schil is de L schil en hier passen 8 elektronen in. De derde schil is de M-schil
en ook hier passen 8 elektronen in.




Voorbeeld:
M M: Massa getal = Het aantal protonen + neutronen in de kern.
E E: Element dat bedoeld wordt.
A A: Atoomnummer = Het aantal protonen en elektronen.

O (zuurstof) atoom heeft 8 protonen, 8 neutronen en 8 elektronen.
schrijfwijze is dan:
16
O
8

Isotopen zijn verschillende atomen van het zelfde element. Er zit alleen een
verschil in massa, dus de neutronen.
Voorbeeld:
Er zijn twee soorten chloor atomen: 35 37
CL CL
17 17
De eerste komt het vaakst voor (75%) (25%)
[ Vaak wordt het gemiddelde genomen: 3x35=105+37=142:4=35.5 ->
35,5
CL
17 ]


§ 4 Ionvorming:

Edelgassen is een speciale groep met 8 elektronen in de buitenste schil,
behalve He die heeft er 2. De andere atomen streven hier ook na.
Voorbeeld:
Natrium + Fluor
Na K L M
11 2 8 1 beide willen graag: K L
2 8
F K L M
9 2 7

, Als dit gebeurt dan is het geen volledig atoom meer. Na heeft nu 11 protonen
en 10 elektronen. De netto lading is 1+ geworden. Dit deeltje heet nu Na⁺
ion. Het fluordeeltje is F⁻ ion geworden.
- Een deeltje met evenveel protonen in de kern als elektronen in de schillen is
een atoom.
- Een deeltje met meer protonen in de kern dan elektronen in de schil is een
positief ion, zoals Na.
- Een deeltje met meer elektronen in de schillen dan protonen in de kern is
een negatief ion, zoals F.
De aantrekkingskracht tussen positieve en negatieve ionen heeft ionbinding.

Elektronenconfiguratie = Verdeling elektronen over de schillen.
Lading = Valentie

Metaalatomen staan alleen maar elektronen af en kunnen alleen positieve
ionen vormen. Negatieve metaalionen bestaan niet. Door de isotopen is kan
zijn dat sommige metalen verschillende ionen hebben, zoals Fe²⁺ en Fe³⁺.
Atomen van niet-metalen kunnen positieve en negatieve ionen vormen.

De buitenste schil van een atoom heet de valentieschil. De elektronen in die
schil heten valentie-elektronen.

Verbindingen zijn vaak gevormd uit positieve metaalionen en negatieve niet-
metaal ionen. De formules van de verbindingen vinden we door de
verhouding positieve en negatieve ionen zo te kiezen dat de netto lading 0 is.
Voorbeeld:
Natriumchloride: Na⁺ + Cl¯ -> NaCl
Zinkbromide: Zn²⁺ + Br¯ (2x) -> ZnBr₂
Kaliumoxide: K⁺ (2x) + O²¯ -> K₂O

§ 6 Atoombinding (= covalentiebinding):

Een atoombinding/covalentiebinding is een binding tussen niet-metalen
onderling. Een atoombinding betekend dat er een gedeeld elektronenpaar is
gevormd.
Voorbeeld:
H-atoom heeft 1 elektron in de schil. Dit is te weinig, hij wil op de edelgassen
lijk dus hij wil 2 elektronen in de schil. De twee H-atomen naderen elkaar en
de elektronen gaan delen. Ze hebben nu allebei een elektron die al van hun
zelf was en een elektron die ze delen. Op die manier hebben ze beide twee
elektronen in de schil.
Covalentie is het aantal gedeelde paren dat je met je buren vormt. Dus
hoeveel je tekort komt.
Als je 3 elektronen tekort komt, moet je ook 3 keer paren (delen). Je
covalentie is dan 3.

Reviews from verified buyers

Showing all reviews
7 year ago

1.0

1 reviews

5
0
4
0
3
0
2
0
1
1
Trustworthy reviews on Stuvia

All reviews are made by real Stuvia users after verified purchases.

Get to know the seller

Seller avatar
Reputation scores are based on the amount of documents a seller has sold for a fee and the reviews they have received for those documents. There are three levels: Bronze, Silver and Gold. The better the reputation, the more your can rely on the quality of the sellers work.
JAYY Hanzehogeschool Groningen
Follow You need to be logged in order to follow users or courses
Sold
83
Member since
10 year
Number of followers
58
Documents
52
Last sold
11 months ago

3.3

12 reviews

5
0
4
7
3
3
2
0
1
2

Recently viewed by you

Why students choose Stuvia

Created by fellow students, verified by reviews

Quality you can trust: written by students who passed their tests and reviewed by others who've used these notes.

Didn't get what you expected? Choose another document

No worries! You can instantly pick a different document that better fits what you're looking for.

Pay as you like, start learning right away

No subscription, no commitments. Pay the way you're used to via credit card and download your PDF document instantly.

Student with book image

“Bought, downloaded, and aced it. It really can be that simple.”

Alisha Student

Frequently asked questions