Natuurkunde
6.1 Rekenvaardigheden
Decimalen = de getallen achter de komma
● 0,650 → 3 decimalen
● 2,30 x 102 → 2 decimalen
Significante cijfers = cijfers die betekenis hebben
● 0,650 → 3 significante cijfers (achterste nul telt wel mee)
● 2,30 x 102 → 3 significante cijfers
Rekenregels
Bij optellen en aftrekken afronden op het minst aantal decimalen:
23 + 26,3 = 49 (0,3 valt weg, omdat 23 geen decimalen heeft)
2,0 + 0,94 = 2,9 (0,04 valt weg, omdat 2,0 één decimaal heeft)
Bij vermenigvuldigen en delen afronden op het minst aantal significante cijfers
(! Uitzondering: wanneer het om een geheel getal gaat (vb: tellen))
4,0 x 3,33 = (13,32) → 13
5 : 7 = (0,71428571) → 0,7
3400 x 2,0 = 6,8 · 103
0,56 : 7640 = 7,3 · 10-5
1. Het aantal significante cijfers is het aantal cijfers waarmee een getal geschreven is, met
uitzondering van de nullen aan de voorzijde.
2. Bij vermenigvuldigen en delen kijk je naar het aantal significante cijfers van de gegevens.
De uitkomst rond je af op het kleinste aantal significante cijfers van de gebruikte getallen.
3. Bij optellen en aftrekken kijk je naar het aantal decimalen. De uitkomst rond je af op
het kleinste aantal decimalen van de gebruikte getallen.
4. Exacte getallen zoals π en aantallen (vb: voorwerpen) tellen niet mee in deze afrondregels.
, Natuurkunde
materialen
3.1 Introductie
moleculen = kleine deeltjes, die bestaan uit atomen
atomen = bouwstenen van moleculen (relatief zware kern + elektronen met een kleine massa)
Eigenschappen van moleculen:
● ze verschillen in grootte
● ze verschillen sterk in massa
● ze trekken elkaar aan (soms zwak, soms sterk)
● - ze bewegen vrij tussen andere moleculen (gas)
- ze trillen en glijden tegen en langs elkaar (vloeistof) hoe warmer de stof, des te
- ze trillen rond een vaste plek des te sneller ze bewegen
dichtheid = het aantal kg per m3 van een stof
Het verband tussen massa, volume en dichtheid is:
In deze formule is 𝜌 de dichtheid (in kg/m3), 𝑚 de massa (in kg) en 𝑉 het volume (in m3)
6.1 Rekenvaardigheden
Decimalen = de getallen achter de komma
● 0,650 → 3 decimalen
● 2,30 x 102 → 2 decimalen
Significante cijfers = cijfers die betekenis hebben
● 0,650 → 3 significante cijfers (achterste nul telt wel mee)
● 2,30 x 102 → 3 significante cijfers
Rekenregels
Bij optellen en aftrekken afronden op het minst aantal decimalen:
23 + 26,3 = 49 (0,3 valt weg, omdat 23 geen decimalen heeft)
2,0 + 0,94 = 2,9 (0,04 valt weg, omdat 2,0 één decimaal heeft)
Bij vermenigvuldigen en delen afronden op het minst aantal significante cijfers
(! Uitzondering: wanneer het om een geheel getal gaat (vb: tellen))
4,0 x 3,33 = (13,32) → 13
5 : 7 = (0,71428571) → 0,7
3400 x 2,0 = 6,8 · 103
0,56 : 7640 = 7,3 · 10-5
1. Het aantal significante cijfers is het aantal cijfers waarmee een getal geschreven is, met
uitzondering van de nullen aan de voorzijde.
2. Bij vermenigvuldigen en delen kijk je naar het aantal significante cijfers van de gegevens.
De uitkomst rond je af op het kleinste aantal significante cijfers van de gebruikte getallen.
3. Bij optellen en aftrekken kijk je naar het aantal decimalen. De uitkomst rond je af op
het kleinste aantal decimalen van de gebruikte getallen.
4. Exacte getallen zoals π en aantallen (vb: voorwerpen) tellen niet mee in deze afrondregels.
, Natuurkunde
materialen
3.1 Introductie
moleculen = kleine deeltjes, die bestaan uit atomen
atomen = bouwstenen van moleculen (relatief zware kern + elektronen met een kleine massa)
Eigenschappen van moleculen:
● ze verschillen in grootte
● ze verschillen sterk in massa
● ze trekken elkaar aan (soms zwak, soms sterk)
● - ze bewegen vrij tussen andere moleculen (gas)
- ze trillen en glijden tegen en langs elkaar (vloeistof) hoe warmer de stof, des te
- ze trillen rond een vaste plek des te sneller ze bewegen
dichtheid = het aantal kg per m3 van een stof
Het verband tussen massa, volume en dichtheid is:
In deze formule is 𝜌 de dichtheid (in kg/m3), 𝑚 de massa (in kg) en 𝑉 het volume (in m3)