§1: Zwart goud
- Fossiele brandstoffen: Verbranding: leveren energie, maar komen veel stoffen vrij die slecht zijn voor milieu.
- Aardgas, aardolie, steenkool.
- Koolstofdioxide draagt bij aan opwarming aarde.
- Zwaveldioxide veroorzaakt zure regen.
- Belangrijk energievoorziening, moeten verstandig mee omgaan en intussen zoeken naar alternatieve energiebronnen.
- Aardolie:
- Ontstaan uit plantenresten die miljoenen jaren diep in aarde onder hoge druk hebben gestaan.
- Grondstof voor maken plastics/wasmiddelen/kleurstoffen/medicijnen.
- > 100.000 verschillende soorten moleculen.
- Zwart goud:
● Groot deel welvaart aardolie/mengsel
● >100.000 verschillende stoffen, mengsel is voor elk soort aardolie verschillend, afhankelijk vindplaats.
- Aardoliefracties: Stoffen dat we aardolie noemen worden verdeeld in 7 mengsels voor kleiner aantal stoffen in
olieraffinaderij, deze mengsels heten aardoliefracties. Hierdoor kun je goed gebruik maken van aardolie als grondstof.
- Gefractioneerde destillatie: Proces dat voor aardoliefracties wordt gebruikt.
§2: Veilig onderzoeken
- Veiligheidsregels:
1: Bril
2: Dichtgeknoopte laboratoriumjas
3: Lange haren bij elkaar binden
4: Neem zo weinig mogelijk spullen mee in
practicumlokaal.
5: Werk rustig/geconcentreerd
6: Houdt aan proefvoorschriften
7: Twijfel nergens aan, vraag altijd docent.
8: Richt reageerbuis nooit op jezelf/anderen.
9: Proef niet van stoffen, tenzij uitdrukkelijk is
toegestaan.
10: Raak stoffen niet aan met handen.
11: Als je moet ruiken aan stoffen, ruik voorzichtig.
12: Eet/drink niet in practicumlokaal.
13: Na practicum goed handen wassen.
Practicumhulpmiddelen→
Gele vlam (pauzevlam) - Kan geen stoffen verhitten.
- Goed zichtbaar→laat je branden als je gasbrander tijdje niet nodig hebt.
Kleurloze vlam - Kleine hoeveelheden stoffen voorzichtig verwarmen
Ruisende vlam (met blauwe kern) - Grote stoffen hoeveelheden verwarmen.
, Kraanwater - Bevat allerlei opgeloste stoffen
Gedestilleerd - Opgeloste stoffen verwijderd.
water - Tamelijk duur
Demiwater - Kraanwater waar alleen kalk uit is gehaald.
- Meest gebruikt op scholen; kraanwater kan storend zijn door opgeloste stoffen/ scholen
gebruiken ook wel gedestilleerd water, maar is tamelijk duur.
- Uitvoeren experiment:
- Handeling: Wat je doet.
- Waarneming: Wat je ziet/hoort/voelt/ruikt.
- Conclusie: Wat je eruit opmaakt.
- Doel experimenten/practicums: Zekere handigheid, je leert: met stoffen om te gaan/ werken met eenvoudige
hulpmiddelen/ gedrag stoffen/ systematisch werken & nadenken.
- Door iets te doen, leer je meer door iets te lezen.
- Verloop natuurwetenschappelijk onderzoek:
- Wat is het probleem?
- Onderzoeksvraag
- Hypothese/aanname
- Ontwerpt experiment om te ontdekken of aanname klopt
- Werkplan maken
- Experiment uitvoeren
- Resultaat experiment kan leiden tot conclusie dat aanname juist was, dan is hypothese voorlopig aanvaard.
- Kan ook zijn dan aanname niet helemaal juist was, dan bedenk je nieuwe hypothese→ga je weer onderzoeken.
- Bij verrichten onderzoek houdt je logboek bij, beschrijft alle onderzoeksstappen in verslag (laat zien hoe onderzoek
is opgezet/beschrijft wat je hebt gedaan + waarnemingen + conclusies).
- Model= Vereenvoudigde weergave werkelijkheid.
§3 stoffen en hun eigenschappen:
- Stof= Iets wat massa heeft.
- Lucht= grotendeels: zuurstof/stikstof.
Stofeigenschappen: Eigenschap die bij stof hoort. Voorbeelden stofeigenschappen: kleur/ geur/ smaak/
oplosbaarheid/ brandbaarheid/ fase bij kamertemp.
- Elke stof heeft unieke combinatie van stofeigenschappen.
- Smeltpunt & kookpunt= Temp. waarbij stof van fase verandert. Wel stofeigenschap, maar bijzondere; stofconstante.
- Stofconstante= Stofeigenschap die je met getal kunt aangeven, gevolgd door eenheid. Bijv. dichtheid.
- Fossiele brandstoffen: Verbranding: leveren energie, maar komen veel stoffen vrij die slecht zijn voor milieu.
- Aardgas, aardolie, steenkool.
- Koolstofdioxide draagt bij aan opwarming aarde.
- Zwaveldioxide veroorzaakt zure regen.
- Belangrijk energievoorziening, moeten verstandig mee omgaan en intussen zoeken naar alternatieve energiebronnen.
- Aardolie:
- Ontstaan uit plantenresten die miljoenen jaren diep in aarde onder hoge druk hebben gestaan.
- Grondstof voor maken plastics/wasmiddelen/kleurstoffen/medicijnen.
- > 100.000 verschillende soorten moleculen.
- Zwart goud:
● Groot deel welvaart aardolie/mengsel
● >100.000 verschillende stoffen, mengsel is voor elk soort aardolie verschillend, afhankelijk vindplaats.
- Aardoliefracties: Stoffen dat we aardolie noemen worden verdeeld in 7 mengsels voor kleiner aantal stoffen in
olieraffinaderij, deze mengsels heten aardoliefracties. Hierdoor kun je goed gebruik maken van aardolie als grondstof.
- Gefractioneerde destillatie: Proces dat voor aardoliefracties wordt gebruikt.
§2: Veilig onderzoeken
- Veiligheidsregels:
1: Bril
2: Dichtgeknoopte laboratoriumjas
3: Lange haren bij elkaar binden
4: Neem zo weinig mogelijk spullen mee in
practicumlokaal.
5: Werk rustig/geconcentreerd
6: Houdt aan proefvoorschriften
7: Twijfel nergens aan, vraag altijd docent.
8: Richt reageerbuis nooit op jezelf/anderen.
9: Proef niet van stoffen, tenzij uitdrukkelijk is
toegestaan.
10: Raak stoffen niet aan met handen.
11: Als je moet ruiken aan stoffen, ruik voorzichtig.
12: Eet/drink niet in practicumlokaal.
13: Na practicum goed handen wassen.
Practicumhulpmiddelen→
Gele vlam (pauzevlam) - Kan geen stoffen verhitten.
- Goed zichtbaar→laat je branden als je gasbrander tijdje niet nodig hebt.
Kleurloze vlam - Kleine hoeveelheden stoffen voorzichtig verwarmen
Ruisende vlam (met blauwe kern) - Grote stoffen hoeveelheden verwarmen.
, Kraanwater - Bevat allerlei opgeloste stoffen
Gedestilleerd - Opgeloste stoffen verwijderd.
water - Tamelijk duur
Demiwater - Kraanwater waar alleen kalk uit is gehaald.
- Meest gebruikt op scholen; kraanwater kan storend zijn door opgeloste stoffen/ scholen
gebruiken ook wel gedestilleerd water, maar is tamelijk duur.
- Uitvoeren experiment:
- Handeling: Wat je doet.
- Waarneming: Wat je ziet/hoort/voelt/ruikt.
- Conclusie: Wat je eruit opmaakt.
- Doel experimenten/practicums: Zekere handigheid, je leert: met stoffen om te gaan/ werken met eenvoudige
hulpmiddelen/ gedrag stoffen/ systematisch werken & nadenken.
- Door iets te doen, leer je meer door iets te lezen.
- Verloop natuurwetenschappelijk onderzoek:
- Wat is het probleem?
- Onderzoeksvraag
- Hypothese/aanname
- Ontwerpt experiment om te ontdekken of aanname klopt
- Werkplan maken
- Experiment uitvoeren
- Resultaat experiment kan leiden tot conclusie dat aanname juist was, dan is hypothese voorlopig aanvaard.
- Kan ook zijn dan aanname niet helemaal juist was, dan bedenk je nieuwe hypothese→ga je weer onderzoeken.
- Bij verrichten onderzoek houdt je logboek bij, beschrijft alle onderzoeksstappen in verslag (laat zien hoe onderzoek
is opgezet/beschrijft wat je hebt gedaan + waarnemingen + conclusies).
- Model= Vereenvoudigde weergave werkelijkheid.
§3 stoffen en hun eigenschappen:
- Stof= Iets wat massa heeft.
- Lucht= grotendeels: zuurstof/stikstof.
Stofeigenschappen: Eigenschap die bij stof hoort. Voorbeelden stofeigenschappen: kleur/ geur/ smaak/
oplosbaarheid/ brandbaarheid/ fase bij kamertemp.
- Elke stof heeft unieke combinatie van stofeigenschappen.
- Smeltpunt & kookpunt= Temp. waarbij stof van fase verandert. Wel stofeigenschap, maar bijzondere; stofconstante.
- Stofconstante= Stofeigenschap die je met getal kunt aangeven, gevolgd door eenheid. Bijv. dichtheid.