Bloed en Hart
Ons bloed bestaat uit bloedplasma en bloedcellen.
Het bloed vervoert zuurstof en voedingsstoffen naar de cellen van je spieren en andere
organen. Voedingsstoffen als vitaminen en glucose, gaan in je dunne darm door de
darmwand en lossen op in het bloedplasma. Het bloedplasma vervoert ook afvalstoffen van
de cellen naar je nieren en longen, die de afvalstoffen uitscheiden.
Een deel van de bloedcellen heten witte bloedcellen.
Deze cellen bestrijden ziekteverwekkers die in je lichaam zijn binnengekomen.
De meeste bloedcellen zijn rode bloedcellen.
Zij vervoeren zuurstof en zorgen voor de kleur van het bloed, doordat ze het rode,
ijzer bevattende hemoglobine bevatten. Als rode bloedcellen door de longen
stromen, hecht zuurstof zich aan hemoglobine. In de organen laat het zuurstof weer
los. Zuurstof kan dan, net als de voedingsstoffen, in de cellen worden opgenomen.
Soorten bloedvaten
1. Slagaders
Ze vervoeren bloed naar je organen. Het hart pompt het bloed in de longslagader en
de aorta. De aorta is de grootste slagader van je lichaam. Vanaf de aorta vertakken
kleinere slagaders naar je organen (behalve de longen). Een slagader wordt genoemd
naar het orgaan waar het bloed naartoe gaat, bijv. nierslagader. Het bloed in de aders
stroomt snel en de bloeddruk is hoog. Dat betekent dat het bloed hard tegen de
wand duwt. De wand van de slagader is dan ook dik en gespierd. Bij je polsen kun je
voelen hoe het bloed door je slagaders stroomt. De polsslag ontstaat doordat je hart
afwisselend samentrekt en ontspant.
2. Haarvaten
In je organen vertakken de slagaders zich tot steeds kleinere bloedvaten. De kleinste
vertakkingen van de slagaders zijn de haarvaten. De bloeddruk in de haarvaten is laag
en het bloed stroomt langzaam. Haarvaten hebben heel dunne wanden met kleine
gaatjes. De cellen krijgen zuurstof en voedingsstoffen vanuit de haarvaten. De
afvalstoffen van de cellen gaan de haarvaten in. 3. Aders
De haarvaten komen bij elkaar in de aders. De aders voeren het bloed vanaf de
organen weer terug naar je hart. Ze zijn genoemd naar het orgaan waar het bloed
vandaan komt. Zo stroomt het bloed van de longen door de longaders naar het hart.
De bloeddruk in de aders is laag en het bloed stroomt langzaam. De wanden van de
aders zijn dun en slap. Om het bloed de goede kant op te laten stromen bevatten veel
aders kleppen. De kleppen laten het bloed door als het de goede kant op stroomt,
maar sluiten als het bloed terugstroomt. Alle aders behalve de longaders, komen uit
in 2 grote aders, de holle aders, deze komen uit in het hart.
Ons bloed bestaat uit bloedplasma en bloedcellen.
Het bloed vervoert zuurstof en voedingsstoffen naar de cellen van je spieren en andere
organen. Voedingsstoffen als vitaminen en glucose, gaan in je dunne darm door de
darmwand en lossen op in het bloedplasma. Het bloedplasma vervoert ook afvalstoffen van
de cellen naar je nieren en longen, die de afvalstoffen uitscheiden.
Een deel van de bloedcellen heten witte bloedcellen.
Deze cellen bestrijden ziekteverwekkers die in je lichaam zijn binnengekomen.
De meeste bloedcellen zijn rode bloedcellen.
Zij vervoeren zuurstof en zorgen voor de kleur van het bloed, doordat ze het rode,
ijzer bevattende hemoglobine bevatten. Als rode bloedcellen door de longen
stromen, hecht zuurstof zich aan hemoglobine. In de organen laat het zuurstof weer
los. Zuurstof kan dan, net als de voedingsstoffen, in de cellen worden opgenomen.
Soorten bloedvaten
1. Slagaders
Ze vervoeren bloed naar je organen. Het hart pompt het bloed in de longslagader en
de aorta. De aorta is de grootste slagader van je lichaam. Vanaf de aorta vertakken
kleinere slagaders naar je organen (behalve de longen). Een slagader wordt genoemd
naar het orgaan waar het bloed naartoe gaat, bijv. nierslagader. Het bloed in de aders
stroomt snel en de bloeddruk is hoog. Dat betekent dat het bloed hard tegen de
wand duwt. De wand van de slagader is dan ook dik en gespierd. Bij je polsen kun je
voelen hoe het bloed door je slagaders stroomt. De polsslag ontstaat doordat je hart
afwisselend samentrekt en ontspant.
2. Haarvaten
In je organen vertakken de slagaders zich tot steeds kleinere bloedvaten. De kleinste
vertakkingen van de slagaders zijn de haarvaten. De bloeddruk in de haarvaten is laag
en het bloed stroomt langzaam. Haarvaten hebben heel dunne wanden met kleine
gaatjes. De cellen krijgen zuurstof en voedingsstoffen vanuit de haarvaten. De
afvalstoffen van de cellen gaan de haarvaten in. 3. Aders
De haarvaten komen bij elkaar in de aders. De aders voeren het bloed vanaf de
organen weer terug naar je hart. Ze zijn genoemd naar het orgaan waar het bloed
vandaan komt. Zo stroomt het bloed van de longen door de longaders naar het hart.
De bloeddruk in de aders is laag en het bloed stroomt langzaam. De wanden van de
aders zijn dun en slap. Om het bloed de goede kant op te laten stromen bevatten veel
aders kleppen. De kleppen laten het bloed door als het de goede kant op stroomt,
maar sluiten als het bloed terugstroomt. Alle aders behalve de longaders, komen uit
in 2 grote aders, de holle aders, deze komen uit in het hart.
