Samenvatting maatschappijleer hoofdstuk 1
Begrippen:
(§1 )
Individu: een persoon
Collectief: een groep mensen
Maatschappelijke vraagstukken: een situatie wanneer er een zoektocht is naar oplossingen in zo’n
situatie. We spreken van een maatschappelijk vraagstuk als:
1. Grote groepen in de samenleving de gevolgen ervan ondervinden.
2. Tegengestelde belangen meespelen
3. Een gemeenschappelijke oplossing nodig is
Compromis: een overeenkomst waarbij alle partijen iets toegeven
Waarden: uitgangspunten of principes die mensen belangrijk vinden in hun leven een daarom willen
nastreven
Idealen: zaken die je graag zou willen bereiken in je leven
Normen: opvattingen over hoe je je op grond van een bepaalde waarde behoort te gedragen
Macroniveau: op grootschalig niveau
Microniveau: op kleinschalig niveau (ofwel individueel niveau)
Belang: het voor- of nadeel dat iemand ergens bij heeft
Sociaaleconomische positie: je plaats in de maatschappij (wordt bepaald door opleiding, niveau, werk
etc)
Dilemma: een lastige keuze uit twee of meer alternatieven die allemaal duidelijke nadelen hebben
Dynamiek van de samenleving: het constant veranderen van normen, waarden en belangen. De
dynamiek van de samenleving is afhankelijk van:
1. De plaats -> in Nepal bestaat een kastensysteem, in Nederland niet. Door het kastenstelsel
zijn mensen vanaf hun geboorte ongelijk aan elkaar. Deze ongelijkheid ervaren Nepalezen als
een normale situatie
2. De tijd -> In Nederland is zondag ook een dag geworden waarop mensen kunnen gaan
winkelen of erop uit trekken. Vroeger bestond de Wet op de zondagsrust en gingen veel
mensen op zondag naar de kerk.
3. De groep -> rechts-radicale jongeren zetten zich af tegen de pluriforme samenleving. Meer
internationaal georiënteerde jongeren zien culturele uitwisseling juist al een verrijking van
Nederland.
Macht: het vermogen om het gedrag van anderen dwingend te beïnvloeden.
Gezag: bevoegdheid om ergens beslissingen over te nemen
Formele macht: macht die berust op regels en wetten.
Begrippen:
(§1 )
Individu: een persoon
Collectief: een groep mensen
Maatschappelijke vraagstukken: een situatie wanneer er een zoektocht is naar oplossingen in zo’n
situatie. We spreken van een maatschappelijk vraagstuk als:
1. Grote groepen in de samenleving de gevolgen ervan ondervinden.
2. Tegengestelde belangen meespelen
3. Een gemeenschappelijke oplossing nodig is
Compromis: een overeenkomst waarbij alle partijen iets toegeven
Waarden: uitgangspunten of principes die mensen belangrijk vinden in hun leven een daarom willen
nastreven
Idealen: zaken die je graag zou willen bereiken in je leven
Normen: opvattingen over hoe je je op grond van een bepaalde waarde behoort te gedragen
Macroniveau: op grootschalig niveau
Microniveau: op kleinschalig niveau (ofwel individueel niveau)
Belang: het voor- of nadeel dat iemand ergens bij heeft
Sociaaleconomische positie: je plaats in de maatschappij (wordt bepaald door opleiding, niveau, werk
etc)
Dilemma: een lastige keuze uit twee of meer alternatieven die allemaal duidelijke nadelen hebben
Dynamiek van de samenleving: het constant veranderen van normen, waarden en belangen. De
dynamiek van de samenleving is afhankelijk van:
1. De plaats -> in Nepal bestaat een kastensysteem, in Nederland niet. Door het kastenstelsel
zijn mensen vanaf hun geboorte ongelijk aan elkaar. Deze ongelijkheid ervaren Nepalezen als
een normale situatie
2. De tijd -> In Nederland is zondag ook een dag geworden waarop mensen kunnen gaan
winkelen of erop uit trekken. Vroeger bestond de Wet op de zondagsrust en gingen veel
mensen op zondag naar de kerk.
3. De groep -> rechts-radicale jongeren zetten zich af tegen de pluriforme samenleving. Meer
internationaal georiënteerde jongeren zien culturele uitwisseling juist al een verrijking van
Nederland.
Macht: het vermogen om het gedrag van anderen dwingend te beïnvloeden.
Gezag: bevoegdheid om ergens beslissingen over te nemen
Formele macht: macht die berust op regels en wetten.