Evolutie
Samenvatting BS1 t/m BS7
1. Indeling van de levende
natuur
Het leven op aarde
De ontwikkeling van levensvormen gedurende miljarden jaren heeft geleid tot
een enorme biodiversiteit (verscheidenheid aan organismen).
• Voor overzicht over al die soorten gebruikt men een ordeningssysteem.
– Systematici en taxonomen ordenen en benoemen groepen organismen en
onderzoeken de genetische verwantschap -> moleculaire eigenschappen zijn
doorslaggevend.
Op basis van de vergelijking van de bouw van ribosomen bestaat de
hoofdindeling
van alle
levensvormen
uit drie
domeinen:
bacteriën,
archaea en
eukaryoten.
, Indeling van de domeinen
Bacteriën en archaea behoren tot de prokaryoten: eencellige organismen met
ribosomen, zonder inwendige membranen, celkern of andere organellen.
--> DNA ligt los in cytoplasma. (eenvoudig gebouwd)
Eukaryoten = organismen met cellen met een celkern, dubbele membranen en
celorganellen --> DNA ligt in de celkern. (complexe gebouwd)
Criteria voor indeling
Biologen delen organismen in op basis van moleculaire eigenschappen en op
uiterlijke kenmerken (bijv. celtype, aantal cellen, aanwezigheid celwand).
• Organismen kunnen organische en anorganische stoffen uit milieu opnemen.
Organische stoffen:
- meestal afkomstig van organismen
- relatief grote, ingewikkeld gebouwde moleculen
- de moleculen bevatten een of meer atomen koolstof, waterstof en zuurstof
- bijv. glucose, zetmeel, eiwitten, vetten
Anorganische stoffen:
- komen voor in organismen en in de levenloze natuur
- kleine, eenvoudig gebouwde moleculen
- bijv. koolstofdioxide, water, keukenzout, zuurstof
• Organismen zijn in te delen in autotrofe en heterotrofe organismen (voeding)
Autotrofe organismen:
- kunnen organische stoffen maken uit anorganische stoffen (zelfvoedend)
- nemen anorganische stoffen op uit hun milieu
- organismen die chlorofyl bevatten, zijn autotroof (bijv. cyanobacteriën)
Heterotrofe organismen:
- hebben andere organismen nodig als voedsel
- nemen organische en anorganische stoffen op uit hun milieu
Binaire naamgeving
Samenvatting BS1 t/m BS7
1. Indeling van de levende
natuur
Het leven op aarde
De ontwikkeling van levensvormen gedurende miljarden jaren heeft geleid tot
een enorme biodiversiteit (verscheidenheid aan organismen).
• Voor overzicht over al die soorten gebruikt men een ordeningssysteem.
– Systematici en taxonomen ordenen en benoemen groepen organismen en
onderzoeken de genetische verwantschap -> moleculaire eigenschappen zijn
doorslaggevend.
Op basis van de vergelijking van de bouw van ribosomen bestaat de
hoofdindeling
van alle
levensvormen
uit drie
domeinen:
bacteriën,
archaea en
eukaryoten.
, Indeling van de domeinen
Bacteriën en archaea behoren tot de prokaryoten: eencellige organismen met
ribosomen, zonder inwendige membranen, celkern of andere organellen.
--> DNA ligt los in cytoplasma. (eenvoudig gebouwd)
Eukaryoten = organismen met cellen met een celkern, dubbele membranen en
celorganellen --> DNA ligt in de celkern. (complexe gebouwd)
Criteria voor indeling
Biologen delen organismen in op basis van moleculaire eigenschappen en op
uiterlijke kenmerken (bijv. celtype, aantal cellen, aanwezigheid celwand).
• Organismen kunnen organische en anorganische stoffen uit milieu opnemen.
Organische stoffen:
- meestal afkomstig van organismen
- relatief grote, ingewikkeld gebouwde moleculen
- de moleculen bevatten een of meer atomen koolstof, waterstof en zuurstof
- bijv. glucose, zetmeel, eiwitten, vetten
Anorganische stoffen:
- komen voor in organismen en in de levenloze natuur
- kleine, eenvoudig gebouwde moleculen
- bijv. koolstofdioxide, water, keukenzout, zuurstof
• Organismen zijn in te delen in autotrofe en heterotrofe organismen (voeding)
Autotrofe organismen:
- kunnen organische stoffen maken uit anorganische stoffen (zelfvoedend)
- nemen anorganische stoffen op uit hun milieu
- organismen die chlorofyl bevatten, zijn autotroof (bijv. cyanobacteriën)
Heterotrofe organismen:
- hebben andere organismen nodig als voedsel
- nemen organische en anorganische stoffen op uit hun milieu
Binaire naamgeving