100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached 4.2 TrustPilot
logo-home
Summary

Samenvatting GS tijdvakken + kenmerkende aspecten

Rating
-
Sold
-
Pages
16
Uploaded on
14-06-2022
Written in
2021/2022

Het docuement bevat een overzicht van alle tijdvakken en periode's met de bijbehorende kenmerkende aspecten. De verschille periode's zijn van elkaar te onderscheiden door het kleurgebruik.

Level
Course










Whoops! We can’t load your doc right now. Try again or contact support.

Written for

Institution
Secondary school
Level
Course
School year
6

Document information

Uploaded on
June 14, 2022
Number of pages
16
Written in
2021/2022
Type
Summary

Subjects

Content preview

Kenmerkende aspecten per tijdvak / periode


1 Tijd van jagers en boeren tot 3000 v.Chr. prehistorie
1. De levenswijze van jager-verzamelaars
Duidelijke rolverdeling mannen (jagen) en vrouwen (verzamelen) en kleine groepen.
Nomadisch bestaan: van plek naar plek zwerven i.v.m. het tekort aan voedsel bij langdurig verblijf.
Er is ook kunst gevonden uit deze tijd: ter ere van de goden.

2. Het ontstaan van landbouw en landbouwsamenlevingen
Rond 10000 v.C. ontstond in het gebied van de halve maan een landbouwsamenleving incl. het
temmen van wilde dieren. Oorzaken: klimaatverandering (ijstijd  milder klimaat), aantal wilde
dieren nam af en meer mensen gevoed d.m.v. landbouw. Sedentaire levenswijze .
3. Het ontstaan van de eerste stedelijke gemeenschappen
3500 v.C. ontstaan eerste stedelijke beschaving: niet iedereen hoefde meer boer te zijn door vruchtbare
riviergebieden en akkers moesten beschermd worden tegen rivier (dammen, dijken)  niet iedereen
meer boer = landbouw stedelijke samenleving . Ontstaan handel, nijverheid en (spijker)schrift.
Godsdienst is polytheïstisch en mythologisch wereldbeeld.
2 Tijd van Grieken en Romeinen 3000 v.Chr. – 500 oudheid
4. De ontwikkeling van wetenschappelijk denken en het denken over burgerschap en
politiek in de Griekse stadstaat
6 v.C. filosofen ontwikkelen rationeel-wetenschappelijke manier van denken. Wetenschappen:
wiskunde & natuurkunde (Archimedes en Pythagoras) en medisch (Hippocrates). Filosofen: Plato
(idealisme), Aristoteles (zichtbare werkelijkheid) en Socrates (tegen democratie).
Griekenland was niet één land, maar bestond uit veel steden met eigen bestuur, leger, geld en cultuur.
Zo’n stad met omliggend platteland is een stadstaat (polis).
Athene: monarchie (macht bij koning), aristocratie (macht bij groep aanzienlijken), tirannie (macht
bij alleenheerser) en democratie (macht ligt bij volk).

5. De groei in het Romeinse imperium waardoor de Grieks-Romeinse cultuur zich in
Europa verspreidde
500 v.C. Romeinen stichten Republiek en Rome werd aristocratie met senaat . Expansie in Europa,
Noord-Afrika en West-Azië. Rijk gaat van tirannie naar keizerrijk . Na veel burgeroorlog enkele
jaren Pax Romana. Romeinse rijk sterk vanwege organisatie, leger en respect voor overwonnen
volkeren. Ontstaan Grieks-Romeinse cultuur en verspreiding d.m.v. expansie. Volkeren
werden geromaniseerd. Einde: machtsstrijd, Germanen & epidemieën zorgen voor verdeling van het
Romeinse Rijk .
Romanisering: de hoogontwikkelde Grieks-Romeinse beschaving verspreidt zich over Europa
6. De klassieke vormentaal van de Grieks-Romeinse cultuur
Grieken wilden volmaakte schoonheid uitbeelden (Goden). Dorische stijl = sober. Ionische stijl = iets
versierde zuilen . Korintische stijl = uitgebreid versierd. Tempelbouw.
Romeinen wilden realistisch uitbeelden. Tempels, openbare gebouwen, aquaduct, theaters; afgeleid
van de Griekse vormentaal.

, 7. De confrontatie tussen de Grieks-Romeinse cultuur en de Germaanse cultuur van
Noordwest-Europa
Germanen leefden in Noordwest-Europa in een landbouwsamenleving zonder schrift; leger was
ongeorganiseerd en geen wapenuitrusting. Toch winnen ze de eerste slag door terrein voordeel. Vanaf
3 n.C. dringen ze het Romeinse Rijk binnen.
8. De ontwikkeling van het jodendom en het christendom als de eerste monotheïstische
godsdiensten

kenmerken jodendom christendom
ontstaan 15e eeuw v.Chr. 1e eeuw n.Chr.
God Jahweh God
belangrijkste profeet Mozes Jezus
heilig boek Tenach Bijbel
regels Thora en Tien geboden Tien geboden


3 Tijd van monniken en ridders 500 - 1000 vroege middeleeuwen
9. Het ontstaan en de verspreiding van de islam
Islam: 1 God is Allah. Koran is heilig boek en Mohammed is profeet.
Volgelingen = moslims en jihad = streven naar verspreiding van de islam. Islam verspreidt snel in
Midden-Oosten en Noord-Afrika.
650: onrust door stichting dynastie; verspreiding in soennieten (voor) en sjiieten (tegen).
Sterke verspreiding door taaiheid, paarden, eenheid en tolerantie naar christendom en jodendom. Later
uit elkaar vallen in staatjes bestuurd door sultan/emir .

10. De vrijwel volledige vervanging in West-Europa van de agrarisch-urbane cultuur door
een zelfvoorzienende agrarische cultuur, georganiseerd via hofstelsel en horigheid
Steden van Romeinse rijk verdwenen, platteland is autarkisch en leven is onveilig.
Ontstaan horigheid: boeren mogen van de landheer het land niet verlaten.
Hofstelsel; op het domein van landheren liggen hoeves waar boeren herendiensten deden in ruil voor
bescherming.
11. Het ontstaan van feodale verhoudingen in het bestuur
Karel de Grote kreeg een groot rijk in Europa, door een eed van trouw bond hij adel aan zich.
Feodalisme: een gebied/ambt werd geleend aan vazal/leenman die een eed van trouw zwoer aan
zijn leenheer. Karel verdeelde zijn rijk in graafschappen en hertogdommen, waar
de graven en hertogen zijn vazallen waren.
Feodale stelsel / leenstelsel:
Leenheer  leengebied (bestuur, belasting, rechtspraak, verdediging tegen indringers van buiten) 
leenman  eed van trouw militaire diensten  leenheer
12. De verspreiding van het christendom in geheel Europa
Keizer Theodosius I maakt aan eind 4e eeuw het christelijk geloof staatsgodsdienst in Romeinse Rijk.
Het wordt door diverse vorsten en geestelijkheid gebruikt als middel om eenheid te creëren: een
gemeenschappelijk geloof zorgt voor meer saamhorigheid en minder onderlinge conflicten.
 Adel en christelijke geestelijkheid werken nauw samen op bestuurs-, en economisch en
levensbeschouwelijk gebied.
Tweezwaardenleer: geestelijke macht en wereldlijke macht.

, Monniken en nonnen (missionarissen) trokken rond om anderen te kerstenen.
Karel de Grote erkende christendom.
Na 1000 drong het christendom door in heel Europa, waarbij het deels het heidense geloof had
overgenomen: godinnen leefden voort in heiligen.

4 Tijd van steden en staten 1000 - 1500 late en hoge middeleeuwen
13. De opkomst van handel en ambacht die de basis legde voor het herleven van een
agrarisch-urbane samenleving
Einde aan de plunderingen (van bv. Vikingen) & toename voedsel (drieslagstelsel, ijzeren werktuig,
gebruik van paarden) zorgde het opbloeien van steden (Hanze) aan rivieren met slechte wegen,
kronkelige straatjes, stadsmuren en slechte hygiëne.
Voedseloverschot werd verkocht op de markt, waar ook ambacht was. Handel zorgde ook voor
geldeconomie.

14. De opkomst van de stedelijke burgerij en de toenemende zelfstandigheid van steden
Iedere stad had stadsrechten (recht op eigen bestuur en rechtspraak) en in ruil voor
de privileges werd er belasting betaald.
Gilde = beroepsgroep.
Veel boeren vertrekken naar steden vanwege geen herendiensten en werkgelegenheid.
Burgerij is rijk vanwege handel en ambacht.
 Macht van stad neemt toe, er ontstaan zelfs onafhankelijke stadstaten

15. Het begin van staatsvorming en centralisatie
Het ontstaan van een centraal bestuur en nationale wetgeving vanuit een hoofdstad door een vorst en
alle ambtenaren = ontstaan staat. Burgers zijn hierin belangrijk. Mogelijk
door geldeconomie (belasting), militaire macht en ambtenarenapparaat.
Succes in Frankrijk (Staten-Generaal) en Engeland, mislukt in Duitsland en rond 1430 een deels
succes in NL.
Magna carta: macht koning beperkt, parlement bestaande uit 3 standen controleert.
16. Het conflict in de christelijke wereld over de vraag of de wereldlijke dan wel de
geestelijke macht het primaat behoorde te hebben
In de strijd wie het primaat behoorde te hebben gaf paus Gregorius VII keizer Hendrik een ban,
waarmee de keizers in 1122 afstand deden van de investituur. Paus bepaalde het geloof en stelde
de inquisitie op om de ketters te vervolgen. Afspraken tussen keizer en paus: bisschop heeft
wereldlijke en geestelijke taak, keizer mag bisschop wereldlijk benoemen en paus geestelijk.
17. De expansie van de christelijke wereld naar buiten toe, onder andere in de vorm van
kruistochten
D.m.v. een kruistocht naar o.a. Jeruzalem verspreidde het christendom (expansie). Jeruzalem werd
bloederig veroverd van de Moslims, maar later is deze weer terug veroverd. Moslims en christenen
voeren overal strijd.
Doel kruistochten:
- Terugdringen van de Turkse invallen in het Byzantijnse Rijk
- Bevrijden van het Heilige Land Palestina van de islam
$8.38
Get access to the full document:

100% satisfaction guarantee
Immediately available after payment
Both online and in PDF
No strings attached

Get to know the seller
Seller avatar
julietschepers22

Get to know the seller

Seller avatar
julietschepers22
Follow You need to be logged in order to follow users or courses
Sold
0
Member since
3 year
Number of followers
0
Documents
8
Last sold
-

0.0

0 reviews

5
0
4
0
3
0
2
0
1
0

Recently viewed by you

Why students choose Stuvia

Created by fellow students, verified by reviews

Quality you can trust: written by students who passed their tests and reviewed by others who've used these notes.

Didn't get what you expected? Choose another document

No worries! You can instantly pick a different document that better fits what you're looking for.

Pay as you like, start learning right away

No subscription, no commitments. Pay the way you're used to via credit card and download your PDF document instantly.

Student with book image

“Bought, downloaded, and aced it. It really can be that simple.”

Alisha Student

Frequently asked questions