100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached 4.2 TrustPilot
logo-home
Summary

Cellen en Weefsels (T_CELWEEF) volledige samenvatting

Rating
-
Sold
1
Pages
42
Uploaded on
12-06-2022
Written in
2021/2022

Met deze samenvatting haal je een voldoende! Alle leerstof is samengevat inclusief de colleges.

Institution
Course











Whoops! We can’t load your doc right now. Try again or contact support.

Written for

Institution
Study
Course

Document information

Uploaded on
June 12, 2022
File latest updated on
June 12, 2022
Number of pages
42
Written in
2021/2022
Type
Summary

Subjects

Content preview

Cellen en weefsels 2021-2022 Yeliz Aydin


Cellen en weefsels

Inhoud
Biochemie ................................................................................................................................................ 2
College 1: biochemie: Eiwitten (HS 1,2,3) ........................................................................................... 2
College 2: Lipiden en membranen (HS 4,5,6) ...................................................................................... 6
College 3: koolhydraten (HS 7) .......................................................................................................... 10
Celbiologie ............................................................................................................................................. 11
College 1: Celbiologie en tandheelkunde .......................................................................................... 11
College 2: Weefsels ........................................................................................................................... 14
College 3: cel-cel verbindingen ......................................................................................................... 17
College 4: membranen ...................................................................................................................... 19
Fysiologie (E-learning) ........................................................................................................................... 19
Hoofdstuk 1: Bio-elektriciteit ................................................................................................................ 19
Membraanpotentialen ...................................................................................................................... 19
Actiepotentialen ................................................................................................................................ 23
Prikkelvoortgeleiding......................................................................................................................... 25
Hoofdstuk 2: Beweging ......................................................................................................................... 27
Spierweefsel ...................................................................................................................................... 27
Spieractivatie ..................................................................................................................................... 29
Spierkracht ........................................................................................................................................ 30
Spierweefselsoorten.......................................................................................................................... 32
Hoofdstuk 3: Autonoom zenuwstelsel .................................................................................................. 33
Neurotransmitters ............................................................................................................................. 34
Hoofdstuk 4: Endocrien systeem........................................................................................................... 34
Endocriene klieren............................................................................................................................. 35
Hormonen ......................................................................................................................................... 36
Hoofdstuk 5: Bloed ................................................................................................................................ 38
Samenstelling .................................................................................................................................... 38
Gasuitwisseling .................................................................................................................................. 39
Microcirculatie................................................................................................................................... 39
Bloedgroepen .................................................................................................................................... 40
Bloedstolling ...................................................................................................................................... 40




Pagina 1 van 42

,Cellen en weefsels 2021-2022 Yeliz Aydin


Biochemie
College 1: biochemie: Eiwitten (HS 1,2,3)
Uitgangspunt biochemie: elke lichamelijke toestand is te verklaren o.b.v. chemische reacties. Deze reacties
kunnen worden nagebootst in een laboratorium.

Voorbeelden biochemie:

• Spiersamentrekking: vormverandering eiwitten
• Spijsvertering: splitsingsreacties eiwitten, koolhydraten en vetten
• Caries: oplossen van calciumfosfaatzouten (zitten in glazuur)
• Kaakbotontsteking: afbraak van bindweefsel eiwitten

Het belangrijkste principe van de biochemie: ligand-receptor interactie

Ligand-receptor interactie:

- Specifiek, enzymen en hormonen herkennen 1 stof
- Hemoglobine bindt alleen zuurstof
- Werkt volgens het sleutel-slot principe: 1 ligand (signaal) past op 1 bepaalde receptor

Belangrijke structuren in de biochemie:

- Eiwitten: ligand, receptor, product
- Lipiden en membranen: op celmembranen
- Koolhydraten: op receptor en op ligand

Richting van biologische informatiestroom: DNA → RNA → eiwit → fenotype

Cellen hebben zelfde DNA, maar produceren andere eiwitten. Eiwitten bepalen de eigenschappen, dus ook
andere functies. Eiwitten zitten in alle lichaamsdelen. Kenmerken eiwit:

• Onvertakte aminozuurketens
• 20 verschillende aminozuren= bouwstenen van eiwitten
• Aminozuurvolgorde bepaalt driedimensionale vorm (conformatie) → Conformatie bepaalt functie

Basisstructuur van in eiwitten voorkomende aminozuren:

- Alfa-aminozuur: 1 koolstof
- aminogroep: NH2 / NH3+
- Ongeladen waterstof: H (heeft weinig functionele eigenschappen)
- Carbonzuurgroep: COOH / COO-
- Restgroep: R
- Allemaal dezelfde ruimtelijke configuratie: L-aminozuren

Communicatie tussen carbonzuurgroep en aminogroep. De carbonzuurgroep kan een H afstaan aan
aminozuurgroep. Er ontstaat een fysiologisch pH (neutrale pH): zwitterion (NH3+ en COO-)

Zwitterion: aminozuur met een + en – lading (dipolair ion) → pH is neutraal!

Iso-elektrisch punt (PI):

- pH waar aminozuur ongeladen is. Hier is de netto lading 0
- afhankelijk van restgroep
- per aminozuur verschillend
• pH < PI (zuur): heeft veel vrije waterstoffen → aminozuren + geladen
• pH > PI (base): heeft weinig vrije waterstoffen → aminozuren – geladen




Pagina 2 van 42

,Cellen en weefsels 2021-2022 Yeliz Aydin


20 verschillende restgroepen:

1. Zure – → COOH / COO-
2. Basische + → NH2 / NH3+
3. Apolair (hydrofobe aminozuren) → CH3
4. Polair, ongeladen → OH

Aminozuurvolgorde: primaire structuur eiwit, wordt bepaald door basevolgorde DNA

Aminozuren koppelen:

Peptidebinding: tussen carbonzuurgroep en aminogroep. OH van COOH en H van NH3+. Er komt water vrij.

Dipeptide: verbinding tussen 2 aminozuren

Na 18 aminozuren spreek je van polypeptide → bestaat uit 1 aminozuurketen (eiwit, peptide, polypeptide)

Peptidebindingen zitten op zeer regelmatige afstand in keten. Dit is belangrijk voor structuur en opbouw van
een eiwit.

Peptide binding resoneert tussen 2 vormen:

1. Dubbele binding tussen C en O
2. Dubbele binding tussen C en N
- Geen rotatie tussen C en N mogelijk
- Peptidebinding is niet vrij draaibaar, het is een star domein in keten

Draadvormige structuur (= aminozuurketting) wordt driedimensionaal gevormd:

Primair structuur: aminozuurvolgorde

Secundair structuur: waterstofbruggen tussen peptide bindingen

- Waterstofbruggen worden gevormd, alleen tussen N, O, F
- Leidt tot vorming alfa-helix structuur: waterstofbruggen tussen nabijgelegen peptidebindingen, op
regelmatige afstand
- Leidt tot vorming van beta-vouwblad structuur: waterstofbruggen tussen verder weg gelegen
peptidebindingen, niet op regelmatige afstand (lijkt op een gevouwen blad)

Tertiaire structuur: Interacties/bindingen tussen restgroepen van aminozuren. Mogelijke interacties:

1. Tussen apolaire restgroepen:
- Apolair: hydrofoob, zonder ladingsverschil
- hydrofobe binding
- Alle hydrofobe domeinen gaan naar elkaar toe en dit bespaart het eiwit energieverbruik. Vervolgens is
er interactie tussen de overige restgroepen.
- Tussen CH3 → vanderwaalsbindingen (=binding tussen moleculen)

2. Tussen sulfaat / cysteine (S-S) → zwavelbruggen
- covalente binding= atoombinding zonder ladingsverschil, zeer sterke binding en daarom niet gevoelig
voor pH of zoutconcentratie.

3. Tussen OH, NH, FH (polaire restgroepen) → waterstofbruggen
- Polair: hydrofiel, met ladingsverschil
- Elektrostatische verbindingen: bindingen, waarbij + en – elkaar aantrekken. Deze bindingen zijn
makkelijk te verbreken.

5. Tussen zuur (-) en base (+) → zoutbruggen
- Ion binding, met ladingsverschil
- Elektrostatische verbindingen




Pagina 3 van 42

, Cellen en weefsels 2021-2022 Yeliz Aydin


Quarternaire structuur: multi-subunit eiwitten. Verschillende eiwitketens (subunits) samengevoegd in 1
functioneel complex. Subunits worden bijgehouden door interacties restgroepen.

Welke aminozuren zijn belangrijk? Hoe belangrijker eiwit, hoe beter dit geconserveerd (altijd op dezelfde plek
in een keten voorkomen) is in de aminozuurfrequentie tussen verschillende organismen (dus hoe vaker deze
aminozuren overeenkomen, hoe belangrijker eiwit).

BLAST: Basic Linear Alignment Search Tool → vergelijken verschillende aminozuurfrequenties

Belang glycerine: Restgroep bestaat uit: 1 H → Scherpe bochten zijn belangrijk voor de vorming van tertiaire
structuur. Om deze bocht te kunnen maken, is glycerine nodig, omdat glycerine R = H.

Belang cysteine en methionine: Restgroep bestaat uit: S → kan covalente binding vormen met andere
sulfaatgroepen (+ O2 krijg je covalente zwavelbrugverbinding → covalente binding is een sterke binding en
daarom belangrijk voor de vorming van tertiaire structuur.

- Zwavel bevattende aminozuren: cysteine en methionine
- Metabolisme van zwavelbevattende aminozuren (vrijkomen van zwavel) → slechte adem

Componenten eiwitten:

- Aminozuren
- Heemgroep: subgroep met ijzer ion, die zuurstof in hemoglobine kan binden. Door positieve lading ijzer
ion kunnen elektronen overgedragen worden (redox).
- Koolhydraten: dienen o.a. voor herkenning

Eiwitten worden in de spijsverteringssysteem omgezet in koolhydraten en vervolgens in vetten. reactie kan niet
omgekeerd plaatsvinden, daarom zijn eiwitten heel belangrijk.
Omzetting: Eiwit → Koolhydraat → Vet

Hongeroedeem: door een tekort aan eiwitten in het bloed (ondervoeding), is de osmotische waarde in het
bloed lager dan in weefselvocht (OSM: van laag naar hoog), waardoor vocht de bloedvaten uittreden en hoopt
uiteindelijk op in de organen, waardoor een opgeblazen buik kan ontstaan.

Beperkende factor bij het maken van eiwitten: stikstof N(voor ammonia NH3) → mensen kunnen stikstof uit de
atmosfeer niet gebruiken. Alleen klaverbladen kunnen N2 omzetten in NH3.

Eiwitten en voeding:

- essentiële aminozuren: 8 (binnenkrijgen met voeding, voornamelijk in dierlijke producten)
- semi-essentieel: 6
- niet-essentieel: 6

lactoferrine komt voor in melk van de koe en moedermelk. Zij hebben dezelfde tertiaire structuur, maar
andere primaire structuur. Dit kan leiden tot problemen bij de vertering → vertering: je krijgt kleine losse
peptiden en omdat de primaire structuur verschilt, leidt dit tot problemen.

Prionen: eiwitten in onze hersenen. Deze eiwitten kunnen bij besmetting van vorm veranderen.

- Besmettelijke prionen kunnen aan gezonde prionen binden → gezonde prionen raken besmet →
besmettelijke prionen zijn slecht afbreekbaar en kunnen vervolgens ophopen in de hersenen.
- Veevoer wordt verhit, om schadelijke bacteriën dood te maken. Dit moet gebeuren bij een hoog
temperatuur, zodat de tertiaire structuur van de prionen wordt beinvloed, zodat er geen ziektes bij de
mensen optreden (doordat dieren door veevoer besmet raken).




Pagina 4 van 42

Get to know the seller

Seller avatar
Reputation scores are based on the amount of documents a seller has sold for a fee and the reviews they have received for those documents. There are three levels: Bronze, Silver and Gold. The better the reputation, the more your can rely on the quality of the sellers work.
yelizaydin Universiteit van Amsterdam
Follow You need to be logged in order to follow users or courses
Sold
59
Member since
3 year
Number of followers
34
Documents
13
Last sold
2 months ago

4.2

15 reviews

5
8
4
4
3
2
2
0
1
1

Recently viewed by you

Why students choose Stuvia

Created by fellow students, verified by reviews

Quality you can trust: written by students who passed their tests and reviewed by others who've used these notes.

Didn't get what you expected? Choose another document

No worries! You can instantly pick a different document that better fits what you're looking for.

Pay as you like, start learning right away

No subscription, no commitments. Pay the way you're used to via credit card and download your PDF document instantly.

Student with book image

“Bought, downloaded, and aced it. It really can be that simple.”

Alisha Student

Frequently asked questions