Prototyping 1- prototypes & productspecs
1 Inleiding pattern industrialisation
1.1 Apparel processen
à Wij gaan alle stappen bekijken die te maken hebben vanaf
het ontwerp, totdat het kledingstuk in de winkel hangt.
DUS: de volledige stappen voor het uitwerken van de collectie
De verschillende stappen:
Ontwerpen van de collectie, het
samenstellen
Ontwerpen van de modellen zelf
Uitwerken van de modellen of
prototypes tem productie
Aankoop van de stoffen
De verkoop
De collectie in productie steken voor
kwaliteitscontrole
Verdelen naar de winkels
à Eenmaal het patroon gemaakt is
moet het ook nog geïndustrialiseerd
worden: naadwaarden moeten worden
toegevoegd enz
à Daarna hebben we een snijpatroon
en kunnen we eraan beginnen.
à Daarna moet je productspecificaties
gaan uitwerken: snijplan, instructies naar het stikken, en instructies in welke volgorde ze het in elkaar
moeten steken (gaan we in detail zien in volgende lessen)
1
, à Het moet goedgekeurd
worden & kwaliteitscontrole
à Kostprijs berekenen:
1. BOM: Bepalen hoeveel stof je nodig hebt je voor een bepaald model & andere materialen
zoals een rits
2. BOL: de tijd dat erin kruipt om het te maken
2 Pattern industrialisation
à TAAK: rok 1
3. Rok 1 knippen & foto van nemen + uploaden op Chamilo
4. Oefenboek en leerpad voor raadplegen!
5. Geknipte delen meebrengen naar de eerste oefenles
à TAAK: rok 2
6. Patroondelen rok 2 knippen & alle voorbereidingen zoals bekleven enz
7. Oefenboek en leerpad voor raadplegen!
8. Delen meebrengen naar fysieke les
Doel van een snijpatroon = uw patronen klaarhebben om op uw stof te plaatsen.
Eigenschappen van snijpatroon:
9. Naadwaarden
10. Symbolen
11. Markeringen
12. Informatie
2.1 Naadwaarden
= afhankelijk van de prijsklasse van het model, afwerking methodes en stofsoort
à Bij duurdere merkkleding moeten ze bv. Rekening houden met de retouches
Bij bepalen van afwerking methode moet m’n rekening houden met:
13. Grondstof
14. De beschikbare machines en hulpstukken
15. Kostprijs
16. Levertermijn
17. Richting van de belijning
2
, Men bepaald dus een standaard naadwaarde die toegepast zal worden (meestal tussen 1cm en 1,5cm
à afhankelijk van de stof).
Berekening van de nodige naadwaarde = naadwaarde + dikte weefsel x Pi
Afwijkingen van de standaardwaardes worden bepaald door de gekozen afwerking of belijning van het
patroon à aangeduid met een knip op het snijpatroon.
2.1.1 Afwerkingen
Gebogen belijning à naadwaarde wordt korter of langer naargelang de bocht hol of bol is.
à komt in rokje 2 aan bod
Randafwerkingen:
18. Zoom met enkele inleg
19. Zoom met dubbele inleg
20. Rolzoom
21. Platte zoom
22. Bies te paard
23. Beleg
24. Tailleband, mouwboorden à meestal naad 1cm
Naadwaardes die afwijken van de standaard bij:
25. Gebogen zomen
26. Ritsen
2.2 Markeringen
= indicaties die de stikster nodig heeft om een model correct te kunnen produceren
à !!! want enige communicatiemiddel met de stikster.
Soorten markeringen:
27. Knipjes à aan de rand gegeven (nooit dieper dan 3 à 4 mm)
28. Boorgaten à binnenin gegeven = klein gaatje in de stof die als indicatie dient à daarom gaat
men het boorgaatje altijd x-aantal cm voor het exacte eindpunt zetten. Bv.: 3 cm voor
eindpunt neep.
Voorbeelden: indicatie voor MR, MV…, waar delen moeten samenkomen, waar de vorm van richting
verandert, waar onderdelen zoals bv zakken geplaatst moeten worden, waar een bewerking eindigt.
2.3 Symbolen
= noodzakelijk om instructies i.v.m. de stof aan te geven
Richting van de stof aangeven door de draadrichting op het snijpatroon aan te duiden.
29. Draadrichting: een deel kan op de stof in 3 richtingen geplaatst worden:
o Rechte draad
o Tegendraad
o Biais (schuine draad)
à Wordt met pijlen aangegeven
à Stof met vleug = lijn met 1 pijl, stof zonder vleug = lijn
met 2 pijlen (stof met vleug is stof die anders is als je ze
omdraait, bv door patroon of velvet)
3
1 Inleiding pattern industrialisation
1.1 Apparel processen
à Wij gaan alle stappen bekijken die te maken hebben vanaf
het ontwerp, totdat het kledingstuk in de winkel hangt.
DUS: de volledige stappen voor het uitwerken van de collectie
De verschillende stappen:
Ontwerpen van de collectie, het
samenstellen
Ontwerpen van de modellen zelf
Uitwerken van de modellen of
prototypes tem productie
Aankoop van de stoffen
De verkoop
De collectie in productie steken voor
kwaliteitscontrole
Verdelen naar de winkels
à Eenmaal het patroon gemaakt is
moet het ook nog geïndustrialiseerd
worden: naadwaarden moeten worden
toegevoegd enz
à Daarna hebben we een snijpatroon
en kunnen we eraan beginnen.
à Daarna moet je productspecificaties
gaan uitwerken: snijplan, instructies naar het stikken, en instructies in welke volgorde ze het in elkaar
moeten steken (gaan we in detail zien in volgende lessen)
1
, à Het moet goedgekeurd
worden & kwaliteitscontrole
à Kostprijs berekenen:
1. BOM: Bepalen hoeveel stof je nodig hebt je voor een bepaald model & andere materialen
zoals een rits
2. BOL: de tijd dat erin kruipt om het te maken
2 Pattern industrialisation
à TAAK: rok 1
3. Rok 1 knippen & foto van nemen + uploaden op Chamilo
4. Oefenboek en leerpad voor raadplegen!
5. Geknipte delen meebrengen naar de eerste oefenles
à TAAK: rok 2
6. Patroondelen rok 2 knippen & alle voorbereidingen zoals bekleven enz
7. Oefenboek en leerpad voor raadplegen!
8. Delen meebrengen naar fysieke les
Doel van een snijpatroon = uw patronen klaarhebben om op uw stof te plaatsen.
Eigenschappen van snijpatroon:
9. Naadwaarden
10. Symbolen
11. Markeringen
12. Informatie
2.1 Naadwaarden
= afhankelijk van de prijsklasse van het model, afwerking methodes en stofsoort
à Bij duurdere merkkleding moeten ze bv. Rekening houden met de retouches
Bij bepalen van afwerking methode moet m’n rekening houden met:
13. Grondstof
14. De beschikbare machines en hulpstukken
15. Kostprijs
16. Levertermijn
17. Richting van de belijning
2
, Men bepaald dus een standaard naadwaarde die toegepast zal worden (meestal tussen 1cm en 1,5cm
à afhankelijk van de stof).
Berekening van de nodige naadwaarde = naadwaarde + dikte weefsel x Pi
Afwijkingen van de standaardwaardes worden bepaald door de gekozen afwerking of belijning van het
patroon à aangeduid met een knip op het snijpatroon.
2.1.1 Afwerkingen
Gebogen belijning à naadwaarde wordt korter of langer naargelang de bocht hol of bol is.
à komt in rokje 2 aan bod
Randafwerkingen:
18. Zoom met enkele inleg
19. Zoom met dubbele inleg
20. Rolzoom
21. Platte zoom
22. Bies te paard
23. Beleg
24. Tailleband, mouwboorden à meestal naad 1cm
Naadwaardes die afwijken van de standaard bij:
25. Gebogen zomen
26. Ritsen
2.2 Markeringen
= indicaties die de stikster nodig heeft om een model correct te kunnen produceren
à !!! want enige communicatiemiddel met de stikster.
Soorten markeringen:
27. Knipjes à aan de rand gegeven (nooit dieper dan 3 à 4 mm)
28. Boorgaten à binnenin gegeven = klein gaatje in de stof die als indicatie dient à daarom gaat
men het boorgaatje altijd x-aantal cm voor het exacte eindpunt zetten. Bv.: 3 cm voor
eindpunt neep.
Voorbeelden: indicatie voor MR, MV…, waar delen moeten samenkomen, waar de vorm van richting
verandert, waar onderdelen zoals bv zakken geplaatst moeten worden, waar een bewerking eindigt.
2.3 Symbolen
= noodzakelijk om instructies i.v.m. de stof aan te geven
Richting van de stof aangeven door de draadrichting op het snijpatroon aan te duiden.
29. Draadrichting: een deel kan op de stof in 3 richtingen geplaatst worden:
o Rechte draad
o Tegendraad
o Biais (schuine draad)
à Wordt met pijlen aangegeven
à Stof met vleug = lijn met 1 pijl, stof zonder vleug = lijn
met 2 pijlen (stof met vleug is stof die anders is als je ze
omdraait, bv door patroon of velvet)
3
