Naamvallen
Rese schema:
mn. vr. on. mv. Uitgangen bn alleen als vetgedrukte gebruikt is
Nominativ (ow) r e s e E E E N
Genitiv (bez.) s (s) r s (s) r N N N N
Dativ (mvw) m r m n (n) N N N N
Akkusativ (lvw) n e s e N E E N
Letter= nul uitgang bij ein, kein, mein, dein, sein, ihr, unser, euer, ihr, Ihr
Er kauft einen blauen Tisch
Er kauft blaue Tische
Er kauft mein blaues Buch
Stappen:
1. Probeer zin te vertalen
2. Is het woord mn-vr-on-mv?
3. Is er een voorzetsel?
Ja = Kijk voorzetseltabel om te kijken welke naamval gebruikt moet worden
Nee = kan ik het zinsdeel vervangen door:
1) Hij? (ow) -> 1e
2) Aan hem? (mvw) -> 3e
1) Hem? (lvw of tijdsbep.) -> 4e
Voorzetsels + 3 Voorzetsels + 4 Voorzetsels + 3 of 4
Aus (uit) Durch (door) An (aan)
Bei (bij) Für (voor) Auf (op)
Mit (met) Ohne (zonder) Hinter (achter)
Nach (naar) Um (om) Neben (naast)
Seit (sinds) Bis (tot) In (in, naar)
Von (van) Gegen (tegen) Uber (over)
Zu (naar) Unter (onder)
Vor (voor)
Zwischen (tussen)