Aardrijkskunde samenvatting
Wonen in Nederland
Stedelijke vraagstukken
Reikwijdte: De maximale afstand die iemand bereid is om af te leggen voor een bepaalde
voorziening.
Draagvlak: Iedereen die binnen de reikwijdte woont; of alle potentiële klanten.
Drempelwaarde: Het minimaal aantal klanten dat nodig is om een voorziening rendabel te
houden.
Verzorgingsgebied: Het gebied rond de stad die gebruik maakt van de voorzieningen in de
stad.
Agglomeratie: Een stad met daaraan vastgegroeide randgemeenten, zoals Groningen met
Helpman en Hoogkerk.
Stadsgewest: Plaatsen die functioneel op elkaar betrokken zijn, zoals Groningen met haren
en Eelde-Paterswolde.
Stedelijke zone: Een aantal stadsgewesten die dicht bij elkaar liggen.
Noordervleugel Randstad:
Haarlem, Amsterdam, Almere en Utrecht
Financieel centrum; beurs en hoofdkantoren
Mainport Schiphol
Hoogwaardige cultuur
Onderwijsaanbod
Zuidervleugel Randstad:
Den Haag en Rotterdam
Mainport Rotterdam, Rijnmond
Regeringszetel/ Internationaal strafhof
Buurtprofielen
19e-eeuwse wijk:
- Dicht op elkaar
- Weinig groen
- Smalle straten
- 3 á 4 woonlagen
Vooroorlogse buurt:
- Ruimere opzet (lagere grondprijs)
, - Tuindorp
- Meer groen
Naoorlogse buurt (jaren ’50):
- Woningnood
- Snel en goedkope woningen
- Portiekflats (4 woonlagen)
- Veel openbaar groen
Flatwijk (jaren ’60):
- Grote bevolkingsgroei
- Woningnood nog groot
- Hoge galerijflats
- Brede wegen
- Veel openbaar groen
Woonerven (jaren ’80):
- Gevarieerde woningbouw
- Woonerven
- Eengezinswoningen met tuin
- Veel openbaar groen
Vinex wijk (jaren ’90-nu):
- Eengezinswoningen met tuin
- Minder ruime opzet
- Rechte wegen
- Beperkte voorzieningen
Wijkprofielen
Woningkenmerken: Ouderdom, het woningtype, de ligging ten opzichte van
buurtvoorzieningen, de eigendomsverhouding (koopwoningen of huur), de waarde en de
staat van onderhoud.
Bewonerskenmerken: Huishoudensgrootte, etniciteit, inkomen en de gezinsfase
(bijvoorbeeld jonge stellen met kinderen of ouderen).
Cityvorming: De omvorming van het stadscentrum tot zakencentrum ten koste van de
woongelegenheid.
Ruimtelijke segregatie: Scheiding van groepen in de samenleving op grond van leeftijd,
religie, inkomen of etniciteit.
deels door renovatie (het opknappen en moderniseren van huizen) deels door sloop en
nieuwbouw.
Gentrification: Vestigen van een groep jonge rijke mensen.
Wonen in Nederland
Stedelijke vraagstukken
Reikwijdte: De maximale afstand die iemand bereid is om af te leggen voor een bepaalde
voorziening.
Draagvlak: Iedereen die binnen de reikwijdte woont; of alle potentiële klanten.
Drempelwaarde: Het minimaal aantal klanten dat nodig is om een voorziening rendabel te
houden.
Verzorgingsgebied: Het gebied rond de stad die gebruik maakt van de voorzieningen in de
stad.
Agglomeratie: Een stad met daaraan vastgegroeide randgemeenten, zoals Groningen met
Helpman en Hoogkerk.
Stadsgewest: Plaatsen die functioneel op elkaar betrokken zijn, zoals Groningen met haren
en Eelde-Paterswolde.
Stedelijke zone: Een aantal stadsgewesten die dicht bij elkaar liggen.
Noordervleugel Randstad:
Haarlem, Amsterdam, Almere en Utrecht
Financieel centrum; beurs en hoofdkantoren
Mainport Schiphol
Hoogwaardige cultuur
Onderwijsaanbod
Zuidervleugel Randstad:
Den Haag en Rotterdam
Mainport Rotterdam, Rijnmond
Regeringszetel/ Internationaal strafhof
Buurtprofielen
19e-eeuwse wijk:
- Dicht op elkaar
- Weinig groen
- Smalle straten
- 3 á 4 woonlagen
Vooroorlogse buurt:
- Ruimere opzet (lagere grondprijs)
, - Tuindorp
- Meer groen
Naoorlogse buurt (jaren ’50):
- Woningnood
- Snel en goedkope woningen
- Portiekflats (4 woonlagen)
- Veel openbaar groen
Flatwijk (jaren ’60):
- Grote bevolkingsgroei
- Woningnood nog groot
- Hoge galerijflats
- Brede wegen
- Veel openbaar groen
Woonerven (jaren ’80):
- Gevarieerde woningbouw
- Woonerven
- Eengezinswoningen met tuin
- Veel openbaar groen
Vinex wijk (jaren ’90-nu):
- Eengezinswoningen met tuin
- Minder ruime opzet
- Rechte wegen
- Beperkte voorzieningen
Wijkprofielen
Woningkenmerken: Ouderdom, het woningtype, de ligging ten opzichte van
buurtvoorzieningen, de eigendomsverhouding (koopwoningen of huur), de waarde en de
staat van onderhoud.
Bewonerskenmerken: Huishoudensgrootte, etniciteit, inkomen en de gezinsfase
(bijvoorbeeld jonge stellen met kinderen of ouderen).
Cityvorming: De omvorming van het stadscentrum tot zakencentrum ten koste van de
woongelegenheid.
Ruimtelijke segregatie: Scheiding van groepen in de samenleving op grond van leeftijd,
religie, inkomen of etniciteit.
deels door renovatie (het opknappen en moderniseren van huizen) deels door sloop en
nieuwbouw.
Gentrification: Vestigen van een groep jonge rijke mensen.