1. 1 Cel van Schwan
2 grijze stof
3 optisch chiasme
4 superanormale prikkel
5 oversprong gedrag
2. B
3. F
4. C
5. D Calciumionen binden aan troponine waardoor de bindingsplaatsen voor myosine vrijkomen
op de actine-filamenten.
6. C De zwarte vlekjes bevinden zich steeds op iets andere plaatsen in het gezichtsveld. In het
glasachtig lichaam kunnen eiwitklonters (mouches volantes of floaters) bewegen in de
vloeistof.
7. B
8. C
9. C
10. vetrijk voedsel leidt tot verlaging van het GnT-4a gehalte met als gevolg minder Glut2-
transporteiwit in het celmembraan
daardoor minder glucose-opname en minder ATP-vorming, waardoor K+-poorten niet sluiten
waardoor (er geen verandering van de membraanpotentiaal plaatsvindt en) er minder
Ca2+ wordt opgenomen
wat nodig is voor de secretie/exocytose van insuline
11. Er ontstaat hyperpolarisatie omdat er meer positieve ionen zijn
12. C
13. C
14. E
15. A
16. , stimulering, remming, transport
17. Doordat er meer testosteron is gemaakt wordt er minder FSH gemaakt. Doordat FSH wordt
geremd wordt er minder ABP gemaakt, waardoor er minder testosteron wordt gemaakt en
dat heeft als gevolg dat er onvruchtbaarheid is
18. Bewering 2, omdat in het reageerbuis met de osteoblasten wordt meer testosteron gemaakt
dus stimuleert deze stof de testosteron
19. Petidehormoon in cytoplasma binas 89 B
20. De doelwitcellen moeten normaal reageren op testosteron
21. Honger
22. De werksters verzamelen het eten omdat ze een duidelijke hiërarchische rolverdeling
hebben met verschillen groenen (werksters/dar/koningin)
23. 2
24. Bewering 3 is juist omdat de verschillende soorten, verschillen in erfelijke eigenschappen
hebben en dat is de oorzaak voor het verschil in gedrag.
2 grijze stof
3 optisch chiasme
4 superanormale prikkel
5 oversprong gedrag
2. B
3. F
4. C
5. D Calciumionen binden aan troponine waardoor de bindingsplaatsen voor myosine vrijkomen
op de actine-filamenten.
6. C De zwarte vlekjes bevinden zich steeds op iets andere plaatsen in het gezichtsveld. In het
glasachtig lichaam kunnen eiwitklonters (mouches volantes of floaters) bewegen in de
vloeistof.
7. B
8. C
9. C
10. vetrijk voedsel leidt tot verlaging van het GnT-4a gehalte met als gevolg minder Glut2-
transporteiwit in het celmembraan
daardoor minder glucose-opname en minder ATP-vorming, waardoor K+-poorten niet sluiten
waardoor (er geen verandering van de membraanpotentiaal plaatsvindt en) er minder
Ca2+ wordt opgenomen
wat nodig is voor de secretie/exocytose van insuline
11. Er ontstaat hyperpolarisatie omdat er meer positieve ionen zijn
12. C
13. C
14. E
15. A
16. , stimulering, remming, transport
17. Doordat er meer testosteron is gemaakt wordt er minder FSH gemaakt. Doordat FSH wordt
geremd wordt er minder ABP gemaakt, waardoor er minder testosteron wordt gemaakt en
dat heeft als gevolg dat er onvruchtbaarheid is
18. Bewering 2, omdat in het reageerbuis met de osteoblasten wordt meer testosteron gemaakt
dus stimuleert deze stof de testosteron
19. Petidehormoon in cytoplasma binas 89 B
20. De doelwitcellen moeten normaal reageren op testosteron
21. Honger
22. De werksters verzamelen het eten omdat ze een duidelijke hiërarchische rolverdeling
hebben met verschillen groenen (werksters/dar/koningin)
23. 2
24. Bewering 3 is juist omdat de verschillende soorten, verschillen in erfelijke eigenschappen
hebben en dat is de oorzaak voor het verschil in gedrag.