Het Geneeskundig Proces
H1: Klinisch redeneren binnen het geneeskundig proces
Klinisch redeneercyclus:
o Diagnostische fase
o Therapeutische fase
o Evaluatiefase
Context (type medische professie, tijdvak, locatie, geslacht en leeftijd,
wilsbekwaamheid etc.) belangrijk voor precieze inhoud en vorm
De cyclus kan voltooid zijn na minuten, zoals bij een reanimatie, of
maanden
De diagnostische cyclus vindt plaats tijdens het diagnosticeren:
verzamelen informatie, hypothesen formuleren, onderzoek
Belangrijke vaardigheden in diagnostische fase
o Luisteren en waarnemen
Communicatievaardigheden
Informatie op micro- (gedegen kennis van patiënt), meso-
(diens omgeving) en macroniveau (gezondheidszorg in
algemeen)
o Samenvatten en definiëren van probleem
Overgang naar anamnese na filtering van informatie
o Hypotheses formuleren
Anatomische, pathofysiologische of nosologische benadering
Therapeutische fase
o Start met vaststellen van behandeldoelen (afhankelijk van
hulpvraag)
o Arts kiest best passende behandeloptie afhankelijk van beschikbare
bewijs, dienend aan behandeldoel en zoveel mogelijk bewezen
effectief
o Kennis van therapeutische principes is van belang
o Evidence-based practice: zoeken naar best passende ‘bewijs’ voor
specifieke patiënt
Evaluatiefase
o Behandeldoelen, bijwerkingen, of het effectief, draaglijk en
praktisch is
o Bij chronische patiënten: begeleiden en monitoren
o Soms zijn andere hulpverleners betrokken
H2: Symptomen, klachten… en dan? (Premedische fase)
Symptoom: sensatie waarbij je denkt aan een medisch probleem als
oorzaak
Klacht
o Inhoudsaspect: wat de klager letterlijk zegt
o Betrekkingsaspect: heeft te maken met bedoeling van klager met
meedelen van klacht (hulpvraag?)
Normaal vs. afwijkend (klacht) hangt af van persoonlijkheid, tijd, cultuur
etc.
, Medicalisering: de westerse biomedische cultuur beïnvloedt het ervaren
van en klagen over klachten door aan alledaagse sensaties een medisch
label te hangen
Disease mongering: proces waarbij grenzen tussen ziek en niet-ziek
worden opgerekt om zo nieuwe afzetmarkten te creëren
Non-diseases: ‘ziektebeelden’ waarvoor farmaceutische middelen tegen
de bijbehorende klachten bestaan, zoals veroudering, kaalheid
Illness vs. disease
o Illness: betekenis van klachten (als afwijkend bestempeld) voor
leven van patiënt, inclusief angsten, bedenkingen etc.
o Disease: medische verklaring van artsen voor de klachten van de
patiënt in de zin van objectiveerbare en meetbare biomedische
afwijkingen van het normale fysiologische functioneren
Medical gaze (medische manier van kijken) past minder goed op klachten
als hoofdpijn, moeheid of duizeligheid
Oude gezondheidsdefinitie van WHO dat iemand met een lichte klacht al
ziek is
Positieve gezondheid neemt factoren mee die op een positieve manier
bijdragen aan een gezond leven, bijvoorbeeld veerkracht
Ziektegedrag is aangeleerd gedrag, dat aan het klagen, het ziektegevoel
en het ziektegedrag individuele vorm en kleur geeft
o Onderdeel van coping
Beïnvloed door kennis en begrip over ontstaan van ziekte
o Komt vaak voort uit angst of onzekerheid
o Soms levert het voordeel op voor patiënt: ziektewinst
Klachten kunnen worden veroorzaakt door:
o Ziekte
o Emotie en stress
o Normale fluctuaties in fysiologische processen
Waarneming: selectie waarbij een sensatie als symptoom wordt benoemd
o Selectieve aandacht
Door familieleden met ziekte of mediaberichten
o Negatieve affectiviteit
Persoonlijkheidseigenschap waarbij iemand een grote neiging
heeft negatieve emoties te ervaren (angst, depressiviteit,
boosheid)
Ziektecognities/percepties/opvattingen: gedachten en interpretaties van
symptomen of ziekte
o Beïnvloeden emotionele reacties
o Kunnen betrekking hebben op aard van aandoening, oorzaak,
gevolgen, duur en controleerbaarheid
Common sense model: samenhangend model van cognities
o (Representatie/percepties -> coping -> appraisal (zowel fysiek als
emotioneel))
Attributies: over oorzaak
o Veroorzaakt soms disfunctionele gedachten
Self-efficacy (NL: stevigheid): mate waarin individu zichzelf in staat acht
invloed uit te oefenen op eigen klachten
H1: Klinisch redeneren binnen het geneeskundig proces
Klinisch redeneercyclus:
o Diagnostische fase
o Therapeutische fase
o Evaluatiefase
Context (type medische professie, tijdvak, locatie, geslacht en leeftijd,
wilsbekwaamheid etc.) belangrijk voor precieze inhoud en vorm
De cyclus kan voltooid zijn na minuten, zoals bij een reanimatie, of
maanden
De diagnostische cyclus vindt plaats tijdens het diagnosticeren:
verzamelen informatie, hypothesen formuleren, onderzoek
Belangrijke vaardigheden in diagnostische fase
o Luisteren en waarnemen
Communicatievaardigheden
Informatie op micro- (gedegen kennis van patiënt), meso-
(diens omgeving) en macroniveau (gezondheidszorg in
algemeen)
o Samenvatten en definiëren van probleem
Overgang naar anamnese na filtering van informatie
o Hypotheses formuleren
Anatomische, pathofysiologische of nosologische benadering
Therapeutische fase
o Start met vaststellen van behandeldoelen (afhankelijk van
hulpvraag)
o Arts kiest best passende behandeloptie afhankelijk van beschikbare
bewijs, dienend aan behandeldoel en zoveel mogelijk bewezen
effectief
o Kennis van therapeutische principes is van belang
o Evidence-based practice: zoeken naar best passende ‘bewijs’ voor
specifieke patiënt
Evaluatiefase
o Behandeldoelen, bijwerkingen, of het effectief, draaglijk en
praktisch is
o Bij chronische patiënten: begeleiden en monitoren
o Soms zijn andere hulpverleners betrokken
H2: Symptomen, klachten… en dan? (Premedische fase)
Symptoom: sensatie waarbij je denkt aan een medisch probleem als
oorzaak
Klacht
o Inhoudsaspect: wat de klager letterlijk zegt
o Betrekkingsaspect: heeft te maken met bedoeling van klager met
meedelen van klacht (hulpvraag?)
Normaal vs. afwijkend (klacht) hangt af van persoonlijkheid, tijd, cultuur
etc.
, Medicalisering: de westerse biomedische cultuur beïnvloedt het ervaren
van en klagen over klachten door aan alledaagse sensaties een medisch
label te hangen
Disease mongering: proces waarbij grenzen tussen ziek en niet-ziek
worden opgerekt om zo nieuwe afzetmarkten te creëren
Non-diseases: ‘ziektebeelden’ waarvoor farmaceutische middelen tegen
de bijbehorende klachten bestaan, zoals veroudering, kaalheid
Illness vs. disease
o Illness: betekenis van klachten (als afwijkend bestempeld) voor
leven van patiënt, inclusief angsten, bedenkingen etc.
o Disease: medische verklaring van artsen voor de klachten van de
patiënt in de zin van objectiveerbare en meetbare biomedische
afwijkingen van het normale fysiologische functioneren
Medical gaze (medische manier van kijken) past minder goed op klachten
als hoofdpijn, moeheid of duizeligheid
Oude gezondheidsdefinitie van WHO dat iemand met een lichte klacht al
ziek is
Positieve gezondheid neemt factoren mee die op een positieve manier
bijdragen aan een gezond leven, bijvoorbeeld veerkracht
Ziektegedrag is aangeleerd gedrag, dat aan het klagen, het ziektegevoel
en het ziektegedrag individuele vorm en kleur geeft
o Onderdeel van coping
Beïnvloed door kennis en begrip over ontstaan van ziekte
o Komt vaak voort uit angst of onzekerheid
o Soms levert het voordeel op voor patiënt: ziektewinst
Klachten kunnen worden veroorzaakt door:
o Ziekte
o Emotie en stress
o Normale fluctuaties in fysiologische processen
Waarneming: selectie waarbij een sensatie als symptoom wordt benoemd
o Selectieve aandacht
Door familieleden met ziekte of mediaberichten
o Negatieve affectiviteit
Persoonlijkheidseigenschap waarbij iemand een grote neiging
heeft negatieve emoties te ervaren (angst, depressiviteit,
boosheid)
Ziektecognities/percepties/opvattingen: gedachten en interpretaties van
symptomen of ziekte
o Beïnvloeden emotionele reacties
o Kunnen betrekking hebben op aard van aandoening, oorzaak,
gevolgen, duur en controleerbaarheid
Common sense model: samenhangend model van cognities
o (Representatie/percepties -> coping -> appraisal (zowel fysiek als
emotioneel))
Attributies: over oorzaak
o Veroorzaakt soms disfunctionele gedachten
Self-efficacy (NL: stevigheid): mate waarin individu zichzelf in staat acht
invloed uit te oefenen op eigen klachten