Bouwconstructie
1. Algemeen
1.1 inleiding
2. draagstructuren
2.1 inleiding
Inwerkende krachten op gebouw
= optelsom van eigengewicht met mobiele krachten.
➔ Krachten afleiden naar beneden, opwaartse kracht grond even groot!
2.1.1 vlakvormige structuurelementen
Plaat = vlakvormig structuurelement waar de krachten loodrecht inwerken op het vlak.
Schijf = vlakvormig structuurelement waar de krachten loodrecht inwerken op het vlak.
CLT-platen = platen die kruiselings op elkaar verlijmd zijn voor wanden en vloeren. Ze nemen te
trekkrachten op.
2.1.2 lijnvormige structuurelementen
Balk = horizontale staaf met een rechte lengte as, waar de kracht loodrecht op de staaf as gaat
inwerken.
Kolom = verticale staaf met een rechte lengte as die belast wordt door krachten die de staafrichting
volgen.
2.1.3 boogvormige structuurelementen
Boog = gewelfde constructie die een opening gaat overspannen en de krachten van erboven opvangt
en afleidt naar beneden.
Spatkrachten opvangen:
- Dunne steunpunten
- Dikke muren
- Trekstaaf
- Spitbogen met pinakels
2.1.4 gewelf
Gewelf = doorsnee gebogen constructie die een ruimte met een rechthoekige plattegrond gaat
overdekken.
➔ Zijdelingse druk opvangen door gewone of verdikte muren.
Tongewelf = gewelf dat heel de tijd dezelfde vorm behoudt met een halve cirkel als doorsnede
Kruisgewelf = twee tongewelven die loodrecht op elkaar staan.
Koepel = een boog die rond zijn halve as draait.
, 2.2 soorten krachten die op constructie inwerken
Puntlast = belasting grijpt in op één punt, op één oppervlakte. De last wordt niet verdeeld.
Éénparig verdeelde last = belasting wordt verdeeld over de gehele oppervlakte.
2.3 spanning in constructie
Trekspanning = barsten ontstaan door het uit elkaar trekken van een materiaal.
➔ Oplossing: wapening
Drukspanning = barsten ontstaan door het samendrukken van een materiaal.
➔ Materialen kunnen ertegen, toch wapening
Schuifspanning= een spanning dwars op de balk
➔ Oplossing: dwarswapening
Buigspanning = door het samendrukken en trekken van de materialen gaat de balk doorbuigen.
➔ Buigmoment = torsiekracht in het materiaal
2.4 belastingen op constructie
Permanente belasting = belasting die altijd aanwezig is.
➔ Afwerking en constructie
Niet-permanente belasting = belasting die niet altijd aanwezig is
➔ Meubels, personen, wind, …
➔ Nuttige en toevallige niet-permanente belastingen.
2.5 wat bepaald structuur gebouw
- Bouwplaats
- Functie
- Vorm
- Voorschriften
- Bouwwijze
- Bouwhoogte
2.6 vaste en variabele onderdelen
Vaste onderdelen:
- Dragende muren
- Vloeren
- Technische gegevens
- Riolering
- Meterkasten
- Fundering
Variabele onderdelen:
, - Afwerking
- Bouwstoffen
- Bestemming
- Leidingen
- Niet-dragende binnenwanden
2.7 gewicht van bouwmaterialen
(Licht naar zwaar)
Hout:
- Den- en vurenhout
- Grenenhout
- Loofhout
Grondstoffen:
- Droog duinzand
- Vochtig duinzand
- Nat duinzand
- Grind
- Droog aarde, leem, klei
- Nat aarde, leem, klei
Bouwstoffen:
- Beton
- Gewapend beton
- Metselwerk
- Vensterglas
- Draadglas
- Aluminium
- Zink
- Gietijzer
- Staal
- Koper
- Lood
3. funderingen
3.1 inleiding
Sondering = een onderzoek met een sonderingwagen om de draagkrachtig van de grond te
berekenen.
(Ook waterniveau, wrijvingsweerstand, drukweerstand, samenstelling bodem)
3.2 diepte fundering
+- 80 cm
➔ Onder vorstgrens
, 3.3 breedte fundering
Breedte fundering slof = 60 cm
➔ Afh. Draagkracht grond
Breedte metselwerk = 30 cm of breder
3.4 soorten fundering
3.4.1 strokenfundering
Breedte strook = 60 cm
Hoogte beton in strook = 25 cm
Breedte metselwerk = 39 cm
Kruipruimte = ruimte tussen de funderingsmuren niet gevuld.
➔ Verluchting
➔ Na-isoleren
➔ Leidingen beschikbaar
3.4.2 plaatfundering
(Als grond niet draagkrachtig is)
= fundering bestaat uit een volledige gewapende betonnen plaat.
➔ Volle grond
➔ Kruipruimte
3.4.3 paalfundering
(Zeer ondraagkrachtige grond)
= het huis wordt op een palen fundering gezet.
➔ Kleef = in extreme gevallen kleef berekenen, kleef houdt de palen vast als de grond het niet
doet.
3.4.4 putfundering
(Op niet al te grote diepte draagkrachtige grond)
= putten maken met een diameter van 80-150 cm, gevuld met gewapend beton.
➔ Inkalving: graven met een ring en die erin laten steken.
3.4.5 betonkelders
= plaatfundering met bovenop betonnen muren.
➔ Waterdicht
➔ Leefruimte
➔ Fundering
1. Algemeen
1.1 inleiding
2. draagstructuren
2.1 inleiding
Inwerkende krachten op gebouw
= optelsom van eigengewicht met mobiele krachten.
➔ Krachten afleiden naar beneden, opwaartse kracht grond even groot!
2.1.1 vlakvormige structuurelementen
Plaat = vlakvormig structuurelement waar de krachten loodrecht inwerken op het vlak.
Schijf = vlakvormig structuurelement waar de krachten loodrecht inwerken op het vlak.
CLT-platen = platen die kruiselings op elkaar verlijmd zijn voor wanden en vloeren. Ze nemen te
trekkrachten op.
2.1.2 lijnvormige structuurelementen
Balk = horizontale staaf met een rechte lengte as, waar de kracht loodrecht op de staaf as gaat
inwerken.
Kolom = verticale staaf met een rechte lengte as die belast wordt door krachten die de staafrichting
volgen.
2.1.3 boogvormige structuurelementen
Boog = gewelfde constructie die een opening gaat overspannen en de krachten van erboven opvangt
en afleidt naar beneden.
Spatkrachten opvangen:
- Dunne steunpunten
- Dikke muren
- Trekstaaf
- Spitbogen met pinakels
2.1.4 gewelf
Gewelf = doorsnee gebogen constructie die een ruimte met een rechthoekige plattegrond gaat
overdekken.
➔ Zijdelingse druk opvangen door gewone of verdikte muren.
Tongewelf = gewelf dat heel de tijd dezelfde vorm behoudt met een halve cirkel als doorsnede
Kruisgewelf = twee tongewelven die loodrecht op elkaar staan.
Koepel = een boog die rond zijn halve as draait.
, 2.2 soorten krachten die op constructie inwerken
Puntlast = belasting grijpt in op één punt, op één oppervlakte. De last wordt niet verdeeld.
Éénparig verdeelde last = belasting wordt verdeeld over de gehele oppervlakte.
2.3 spanning in constructie
Trekspanning = barsten ontstaan door het uit elkaar trekken van een materiaal.
➔ Oplossing: wapening
Drukspanning = barsten ontstaan door het samendrukken van een materiaal.
➔ Materialen kunnen ertegen, toch wapening
Schuifspanning= een spanning dwars op de balk
➔ Oplossing: dwarswapening
Buigspanning = door het samendrukken en trekken van de materialen gaat de balk doorbuigen.
➔ Buigmoment = torsiekracht in het materiaal
2.4 belastingen op constructie
Permanente belasting = belasting die altijd aanwezig is.
➔ Afwerking en constructie
Niet-permanente belasting = belasting die niet altijd aanwezig is
➔ Meubels, personen, wind, …
➔ Nuttige en toevallige niet-permanente belastingen.
2.5 wat bepaald structuur gebouw
- Bouwplaats
- Functie
- Vorm
- Voorschriften
- Bouwwijze
- Bouwhoogte
2.6 vaste en variabele onderdelen
Vaste onderdelen:
- Dragende muren
- Vloeren
- Technische gegevens
- Riolering
- Meterkasten
- Fundering
Variabele onderdelen:
, - Afwerking
- Bouwstoffen
- Bestemming
- Leidingen
- Niet-dragende binnenwanden
2.7 gewicht van bouwmaterialen
(Licht naar zwaar)
Hout:
- Den- en vurenhout
- Grenenhout
- Loofhout
Grondstoffen:
- Droog duinzand
- Vochtig duinzand
- Nat duinzand
- Grind
- Droog aarde, leem, klei
- Nat aarde, leem, klei
Bouwstoffen:
- Beton
- Gewapend beton
- Metselwerk
- Vensterglas
- Draadglas
- Aluminium
- Zink
- Gietijzer
- Staal
- Koper
- Lood
3. funderingen
3.1 inleiding
Sondering = een onderzoek met een sonderingwagen om de draagkrachtig van de grond te
berekenen.
(Ook waterniveau, wrijvingsweerstand, drukweerstand, samenstelling bodem)
3.2 diepte fundering
+- 80 cm
➔ Onder vorstgrens
, 3.3 breedte fundering
Breedte fundering slof = 60 cm
➔ Afh. Draagkracht grond
Breedte metselwerk = 30 cm of breder
3.4 soorten fundering
3.4.1 strokenfundering
Breedte strook = 60 cm
Hoogte beton in strook = 25 cm
Breedte metselwerk = 39 cm
Kruipruimte = ruimte tussen de funderingsmuren niet gevuld.
➔ Verluchting
➔ Na-isoleren
➔ Leidingen beschikbaar
3.4.2 plaatfundering
(Als grond niet draagkrachtig is)
= fundering bestaat uit een volledige gewapende betonnen plaat.
➔ Volle grond
➔ Kruipruimte
3.4.3 paalfundering
(Zeer ondraagkrachtige grond)
= het huis wordt op een palen fundering gezet.
➔ Kleef = in extreme gevallen kleef berekenen, kleef houdt de palen vast als de grond het niet
doet.
3.4.4 putfundering
(Op niet al te grote diepte draagkrachtige grond)
= putten maken met een diameter van 80-150 cm, gevuld met gewapend beton.
➔ Inkalving: graven met een ring en die erin laten steken.
3.4.5 betonkelders
= plaatfundering met bovenop betonnen muren.
➔ Waterdicht
➔ Leefruimte
➔ Fundering