’21-‘22
Pedagogie
HOOFDSTUK 4 & 5
JULIE CORSTIENS
,Hoofdstuk 1
Hoofdstuk 2
Hoofdstuk 3
Hoofdstuk 4: Nagy
1. Inleiding
Hellinckx
Wat?
orthopedagogische visie op opvoeden
praktijk gerichte opvoeder
interactie = belangrijk
persoon observeren, ….
=> vraag & aanbod op elkaar afstemmen
Nagy (uitspreken als Nodg)
Wat?
contextuele benadering
gedrag mensen verklaren binnen relationele context en helpen in hun welzijn
menselijk gedrag en welzijn gestuurd vanuit verbinding met anderen
niet naar individu alleen kijken, maar naar individu in verbinding met anderen
hoe bepalen verbindingen mee hoe persoon zich voelt?
vroeger: in situatie plaatsen waar vraag en aanbod niet op elkaar zijn afgestemd vb.
Pleeggezin -> niet slim -> biologische verbindingen zijn bepalend en beïnvloeden uw
leven -> biologische verbinding werd genegeerd
<-> nu: invloed onder ogen zien!want belangrijk voor latere relaties met andere of met zichzelf in
conflict
=> Veranderingen binnen donor, adoptie, …
Besluit:
Wij als mens zijn maar mens omdat we in relatie staan met anderen
gedrag en welzijn wordt bepaald door verbindingen
Meest bepalend in de biologische verbinding (los van ofdat je er contact/ relatie mee
hebt)
Bepaald gedrag in relaties
Vb. Bijzondere jeugdzorg terecht: Hoe is … netwerk?
Verschil:
Hellinckx:
bloedverbanden niet zo zeer op focussen
hier & nu kijken
Nagy:
alle verbindingen bekijken en zeker bloedverbanden ook al is er geen contact
over generaties heen kijken
2. De vier dimensies
, -> 4 niveaus waarop je iemand zijn emotionele werkelijkheid kan gaan studeren (spinnenweb ik kaart
brengen)
1) feiten
= Objectief (feitelijk) in kaart brengen met wie client in verbinding staat
-> Feiten met relationele context
Vb. feit dat moeder kinderen op wereld heeft gezet
Hoe?
Genogram
= over 3 generaties iemand z'n familiale relationele werkelijkheid tekenen
!ook miskranen en adopties -> bloedverwantschappen die mogelijk een invloed kunnen hebben op
het hier en nu
Vb. Vrouw is voor 1e keer zwanger, maar verliest kindje naar 5m zwangerschap (feit) & hebben in die
periode een huis gekocht dat ze eigenlijk niet wou (feit)
2) psychologie of intrapsychische dimensie
= Gedachten en gevoelens
-> Wat heeft dat met die mensen gedaan? Hoe beleefd?
3) interactie
= wat feiten relationeel teweeg brengen
-> hoe gecommuniceerd? Wie stelt zich open?
4) rationele – ethische dimensie
= Kijkt naar emotionele werkelijkheid vanuit ethische relationele
Elk draaitje in spinnenweb heeft balans van geven en nemen
Dikte van draaitjes wordt bepaald naar geven en nemen
= ethisch relationele
Dikkere draad -> balans van geven (gepast zorgdragen voor elkaar) en nemen in
evenwicht
Loyaliteit gevoelens beginnen creëren bij dikkere draad en relaties die u feller
beïnvloeden
Bij iedereen kan je loyaliteitsgevoelens creëren, maar existentieel (dikke kabel vb. Ouder
en kind) loyaliteitsgevoelens bij bloedverwanten -> want bestaan te danken aan ouders -
> loyaliteit
Asymmetrische relaties -> teruggeven door vb. Uw eigen kinderen goed te zorgen zo
geschenk dat je van ouders hebt gekregen teruggeven
loyaliteit ligt er en kan je niet breken
Biologische verbinding – kiezen om geen contact te hebben – contact blijft
!miskennen loyaliteit – nefast voor welzijn en relaties met anderen – je moet geen contact hebben
met existentiële verbindingen, maar je mag het niet miskennen vb. Je mag geen contact hebben met
vader, maar je mag niet ontkennen wat het met u doet
!als je niet erkent wat het met je doet verlies je voor een stuk jezelf
Balans geven en nemen
Bovenop existentiële loyaliteit, ook verworven realiteit
Pedagogie
HOOFDSTUK 4 & 5
JULIE CORSTIENS
,Hoofdstuk 1
Hoofdstuk 2
Hoofdstuk 3
Hoofdstuk 4: Nagy
1. Inleiding
Hellinckx
Wat?
orthopedagogische visie op opvoeden
praktijk gerichte opvoeder
interactie = belangrijk
persoon observeren, ….
=> vraag & aanbod op elkaar afstemmen
Nagy (uitspreken als Nodg)
Wat?
contextuele benadering
gedrag mensen verklaren binnen relationele context en helpen in hun welzijn
menselijk gedrag en welzijn gestuurd vanuit verbinding met anderen
niet naar individu alleen kijken, maar naar individu in verbinding met anderen
hoe bepalen verbindingen mee hoe persoon zich voelt?
vroeger: in situatie plaatsen waar vraag en aanbod niet op elkaar zijn afgestemd vb.
Pleeggezin -> niet slim -> biologische verbindingen zijn bepalend en beïnvloeden uw
leven -> biologische verbinding werd genegeerd
<-> nu: invloed onder ogen zien!want belangrijk voor latere relaties met andere of met zichzelf in
conflict
=> Veranderingen binnen donor, adoptie, …
Besluit:
Wij als mens zijn maar mens omdat we in relatie staan met anderen
gedrag en welzijn wordt bepaald door verbindingen
Meest bepalend in de biologische verbinding (los van ofdat je er contact/ relatie mee
hebt)
Bepaald gedrag in relaties
Vb. Bijzondere jeugdzorg terecht: Hoe is … netwerk?
Verschil:
Hellinckx:
bloedverbanden niet zo zeer op focussen
hier & nu kijken
Nagy:
alle verbindingen bekijken en zeker bloedverbanden ook al is er geen contact
over generaties heen kijken
2. De vier dimensies
, -> 4 niveaus waarop je iemand zijn emotionele werkelijkheid kan gaan studeren (spinnenweb ik kaart
brengen)
1) feiten
= Objectief (feitelijk) in kaart brengen met wie client in verbinding staat
-> Feiten met relationele context
Vb. feit dat moeder kinderen op wereld heeft gezet
Hoe?
Genogram
= over 3 generaties iemand z'n familiale relationele werkelijkheid tekenen
!ook miskranen en adopties -> bloedverwantschappen die mogelijk een invloed kunnen hebben op
het hier en nu
Vb. Vrouw is voor 1e keer zwanger, maar verliest kindje naar 5m zwangerschap (feit) & hebben in die
periode een huis gekocht dat ze eigenlijk niet wou (feit)
2) psychologie of intrapsychische dimensie
= Gedachten en gevoelens
-> Wat heeft dat met die mensen gedaan? Hoe beleefd?
3) interactie
= wat feiten relationeel teweeg brengen
-> hoe gecommuniceerd? Wie stelt zich open?
4) rationele – ethische dimensie
= Kijkt naar emotionele werkelijkheid vanuit ethische relationele
Elk draaitje in spinnenweb heeft balans van geven en nemen
Dikte van draaitjes wordt bepaald naar geven en nemen
= ethisch relationele
Dikkere draad -> balans van geven (gepast zorgdragen voor elkaar) en nemen in
evenwicht
Loyaliteit gevoelens beginnen creëren bij dikkere draad en relaties die u feller
beïnvloeden
Bij iedereen kan je loyaliteitsgevoelens creëren, maar existentieel (dikke kabel vb. Ouder
en kind) loyaliteitsgevoelens bij bloedverwanten -> want bestaan te danken aan ouders -
> loyaliteit
Asymmetrische relaties -> teruggeven door vb. Uw eigen kinderen goed te zorgen zo
geschenk dat je van ouders hebt gekregen teruggeven
loyaliteit ligt er en kan je niet breken
Biologische verbinding – kiezen om geen contact te hebben – contact blijft
!miskennen loyaliteit – nefast voor welzijn en relaties met anderen – je moet geen contact hebben
met existentiële verbindingen, maar je mag het niet miskennen vb. Je mag geen contact hebben met
vader, maar je mag niet ontkennen wat het met u doet
!als je niet erkent wat het met je doet verlies je voor een stuk jezelf
Balans geven en nemen
Bovenop existentiële loyaliteit, ook verworven realiteit