Onderzoeksontwerp (design) Onderzoekscyclus
Hoe ga je je onderzoek uitvoeren om antwoord te geven
op de onderzoeksvraag / probleemstelling? Dit omvat:
- De doelgroep
- Conceptueel model:
• Afhankelijke variabele
• Onafhankelijke variabelen
• Relaties tussen alle variabelen.
- Onderzoekshypotheses (H0 en Ha)
- Onderzoeksopzet
- Steekproef (type en omvang)
- Meetmethode en meetinstrumenten
- Analysemethoden
Hoe kies je je onderzoeksopzet?
- Probleemstelling
- Conceptueel model (voorbeeld hiernaast)
- Praktische omstandigheden (budget & tijd)
- Onderzoeksopzet is bijna nooit alleen op basis van voorkeur van onderzoeker
- Één onderzoeksdesign is superieur door de combinatie van probleemstelling, conceptueel
model en praktische omstandigheden.
Type onderzoeksopzet
[1]
,Experimenteel kwantitatief onderzoek
Kenmerken:
- ≥1 experimentele interventie (=opzettelijke manipulatie) vergeleken met ≥1 controle interventie
(=contrast).
- Deelnemers worden toegewezen aan de experimentele groep OF de controlegroep.
- Twee typen toewijzing:
1. Willekeurig / toeval: RCT, randomised controlled trial
2. Niet willekeurig: quasi-experiment
Model van een RCT (Randomised Controlled Trial)
R = Randomised
Randomisatie
Randomisatie: deelnemers worden toegewezen in een groep (experiment OF controle) op basis van
toeval of loting (dus: at random)
Drie eisen voor goede randomisatie:
1. Randomisatie moet ‘eerlijk’ zijn, zonder fraude
2. Er moeten voldoende deelnemers zijn
3. Degene die randomiseert mag geen kennis hebben over de precieze randomisatiemethode
Altijd controleren of randomisatie is geslaagd!
[2]
,Verschillende vormen van randomisatie
1. Simpele randomisatie: 1:1 (kop of munt)
2. Gestratificeerde randomisatie: toewijzing rekening houdend met een belangrijke factor
(stratum) die de uitkomst mogelijk beïnvloedt. Bijvoorbeeld de groepen eerst verdelen in
mannen en vrouwen of jong en oud
3. Gewogen randomisatie: gewogen toewijzing.
4. Blok randomisatie: gelijke verdeling over E en C. E = experimentele interventie
5. Balancing / minimization scheme: Als er meer E dan C is, krijgt de C = controle interventie
eerstvolgende deelnemer een grotere kans op C.
Controle groep in RCT
Waarom controlegroep? → Vergelijking onder dezelfde omstandigheden om andere oorzaken/effecten
uit te sluiten (causaliteit!)
Soort controle groep interventies bijvoorbeeld:
- Placebo behandeling
- Gebruikelijke/oude behandeling
- Niks (geen actieve strategie)
- Actief volgen (geen actieve strategie)
Uitkomstmaten en meting
- Vaak meerdere afhankelijke variabelen (uitkomstmaten); complexe vergelijkingen (bijvoorbeeld
effectiviteit, complicaties, kwaliteit van leven, tevredenheid, kosten)
- Keuze primaire / secundaire uitkomstmaten bepaald door probleemstelling.
- Meting niet laten beïnvloeden door in welke groep deelnemers hebben gezeten (‘blinde’
beoordeling)!
Blinde meting: deelnemer weet niet of hij/zij in de experimentele groep zit of in de controle groep.
Dubbel blinde meting: deelnemer EN onderzoeker weten niet of de deelnemer in de experimentele
groep zit of in de controle groep. → kan niet tijd, de onderzoeker moet vaak op de hoogte zijn van de
situatie om de patiënt bijvoorbeeld van medicatie te voorzien.
Effect van de behandeling
[3]
, Voor- en nadelen van RCT
Voordeel: enige onderzoeksopzet die causaal verband (oorzaak-gevolg) kan aantonen.
Nadelen:
- Randomisatie is niet altijd ethisch: nieuwe experimentele interventie lijkt effectief terwijl
controle interventie niet effectief lijkt.
- Veel deelnemers nodig: daardoor vaak langere inclusieperiode, meerdere onderzoekscentra
- Kostbaar: strikte check inclusie- / exclusiecriteria, randomiseren, strikte dataregistratie, ook in
follow-up.
Quasi-experimenteel onderzoek
Quasi-experimenteel onderzoek is onder te verdelen in 2 varianten:
1. Non equivalent groups design
2. Switching replications design
Non-equivalent groups design
X = toewijzing, geen randomisatie!
- Participanten worden toegewezen aan experimentele / controle-interventie op andere manier
dan at random
- Bij een quasi-experimenteel onderzoek doe je altijd aan voormeting (klachten, geslacht, leeftijd)
Switching replications design
- Non-equivalent groups design, maar na de eerste nameting worden de groepen omgedraaid en
wordt er een tweede nameting gedaan.
- Dit doe je wanneer je heel weinig mensen hebt voor het experiment.
- De tijd tussen de nametingen moet groot genoeg zijn om zeker te weten dat de interventie van
de vorige experimentele groep is uitgewerkt.
[4]