100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached 4.2 TrustPilot
logo-home
Summary

Samenvatting algemene en medische bacteriologie

Rating
-
Sold
3
Pages
50
Uploaded on
13-05-2022
Written in
2021/2022

Deze samenvatting omvat het stukje van prof. Van Eldere over medische bacteriologie en antibiotica. Het stukje parasitologie en mycologie (ook door prof. Van Eldere gegeven) zit hier niet bij.

Institution
Course











Whoops! We can’t load your doc right now. Try again or contact support.

Connected book

Written for

Institution
Study
Course

Document information

Summarized whole book?
No
Which chapters are summarized?
Unknown
Uploaded on
May 13, 2022
Number of pages
50
Written in
2021/2022
Type
Summary

Subjects

Content preview

Medische bacteriologie


H1 Morfologie en taxonomie van bacteriën
1. Opbouw bacteriële cel
1 um. Samenstelling prokaryote bacteriële cel:
- Cytoplasma met vrij DNA, zonder organellen (wel 70S ribosomen): regio cytoplasma dat DNA
bevat = nucleoïd = chromosoom en plasmiden; niet gebonden aan histonen maar wel
opgerold (supercoiling); onregelmatige granules met reservemateriaal; stofwisseling
intermediairen
- Cytoplasmamembraan: lipide dubbellaag zonder sterolen (minder stevig), voornaamste
metabool orgaan want geen organellen: energieproductie (neemt rol over van
mitochondriën), afbraak en biosynthese; mitose. Ook transport:
o Opname voedingsstoffen uit milieu: passief (diffusie en gefaciliteerde diffusie via
carrierproteïnen) of actief (groep translocatie, tegen gradiënt in);
o Ook uitstoot schadelijke stoffen via effluxpompen
- Celwand: vorm, stevigheid, bescherming en helpt in adherentie. Door zwak
plasmamembraan zouden bacteriën openbarsten door hoge osmotische druk zonder
celwand. Vorm bacterie en bescherming tegen toxische substanties door celwand!
Op basis van opbouw: onderverdeling. Maar belangrijkste basiseenheid = peptidoglycaan
o Polysacharide ruggengraat: polymeer van disachariden
(NacGlc en NacMur); aminosuikers
o Tetrapeptide cross linking
o 2D structuur
Biosynthese peptidoglycaan: aanmaak subunits in cytoplasma,
transport subunits doorheen membraan, polymerisatie, cross linking
en transpeptidatie door PBP’s (peniciline binding protein)
Groeiende bacterie? Constant afbraak en opbouw peptidoglycaan
door autolysines; celwandsynthese inhiberende AB blokkeren
transpeptidasen; autolysine blijft actief? Bacterie dood


Opbouw celwand:
- Gram-positieve bacteriën:
Behouden blauwe kleur na ontkleuring; celwand: meerdere lagen
peptidoglycaan (beschermen tegen lysis bij lagere osmotische druk en tegen
schadelijke uitwendige stoffen) + (lipo)teichoïnezuren (stevigheid en
aanhechting EC moleculen)
- Gram-negatieve bacteriën:
Enkele lagen peptidoglycaan (minder stevig dan +), periplasmatische ruimte
met enzymes, buitenste membraan:
o Fosfolipiden dubbellaag

, o Lipopolysacharide of LPS
 Lipide A: disacharide met vetzuren en fosfaatgroepen; verankert LPS in
buitenste laag buitenmembraan
Stimulator immuunsysteem; = endotoxine
 Core: suikers identiek aan éénzelfde soort
bacterie
 Lange keten suikers: repeating units 
verschillend voor species en binnen species = O
antigeen: wekken specifieke Ab op
- Zuurvaste bacteriën
Dikke peptidoglycaanlaag: kan niet ontkleurd worden! Mycobacteriën
belangrijkst. PG gaat over in polysachariden (arabinose en galactose),
erop mycolzuurlaag en nog eens erboven: glycolipiden
- Spirochaeten:
Spiraalvormig. Zeer dun en moeilijk zichtbaar na keuring. Peptidoglycaanlaag + buitenste membraan
(lijkt op gram negatief maar lipoproteïnen ipv LPS). Tussenin endoflagellen verankerd aan beide
uiteinden  beweeglijkheid
- Celwandloze bacteriën
Mycoplasmata: geen rigide peptidoglycaancelwand. Nemen allerlei vormen aan, niet gevoelig voor
AB tegen celwand. Nood aan sterolen om te groeien: in cytoplasmamembraan
- Externe structuren
o Kapsel: polysaccharide (soms polypeptide)  virulentiefactor! Beschermd tegen
fagocytose en AB
o Flagellen: filamenten uit proteïnen  beweeglijkheid. Zijn H-antigenen. Kan
uni/bipolair zijn of verspreid over hele oppervlak (peritrich). Bewegen naar voeding
of weg van schade = chemotaxis
o Pili (fimbriae): filamenten uit proteïne, dunner dan flagellen en niet beweeglijk.
Vooral gram -, binden aan weefselspecifieke moleculen  adherentie + ook
virulentie: bescherming tegen fagocyten
o Sex-pili: langer dan gewone  rol bij transfer van DNA door conjugatie.

1.1. Endosporen
Groeiomstandigheden ongunstig? Endosporen ontwikkelen (bacillus en clostridium: gram +). Sporen
= resistente overlevingsvorm: weerstaan hitte, droogte, straling… vertonen geen metabole activiteit
maar in gunstige omstandigheden terug naar bacterie die ze waren. Twee fasen: normale
vegetatieve fase en slapende fase. Opbouw:
- Kern: noodzakelijke om terug te groeien = chromosoom, ribosomen voor proteïnen
- Integumentum: binnenste membraan (lijkt op cytoplasmamembraan), errond cortex
(peptidoglycaan), errond membraan (keratineactige proteïnelaag)

1.2. Vergelijking morfologie bacteriën en eukaryote cellen
Eukaryoot: erfelijk materiaal in kern afgebakend door membraan, meerdere chromosomen,
meerdere celorganen, cytoplasmamembraan met sterolen, enkelvoudige celwand
Bacteriën: los, één circulair chromosoom, extrachromosomale DNA elementen, geen sterolen
(behalve mycoplasmata), complexe celwand, eencellig




2

, 2. Classificatie van bacteriën
Morfologische eigenschappen: microscopisch onderzoek naar vorm, gramkleuring en ligging.
2.1. Gramkleuring
Bacteriën onderdompelen in purpuren kleurstof en daarna in jood  complex dat wordt
vastgehouden: niet uitspoelbaar met alcohol = gram +
Gram -: na spoelen kleur niet vasthouden
Helemaal niet gekleurd? Zuurvaste bacteriën, spirocheten of bacteriën zonder celwand
Zuurvast: kleuren niet of onregelmatig  Ziehl-Neelsen en auraminekleuring: betere penetrantie;
daarna ontkleuren met sterk zuur: houden kleur? Zuurvast!
Spirocheten: donkerveldmicroscoop nodig;
2.2. Vorm
Bolvorming (cocci), staafvormig (bacilli) of tussenvorm (coccobacillen). Kommavormig gebogen
staafvormige = vibrio’s. kurkentrekkerachtig gewonden staafvormige = spirocheten.
3. Identificatie van bacteriën
3.1. Cultuurgebonden technieken
1e stap: kweken aan oppervlakte van vaste of vloeibare voedingsbodems. Ofwel specifiek één soort =
selectieve voedingsbodem ofwel alle soorten laten groeien = niet-selectief of rijke voedingsbodem.
2e stap: identificatie via metabole karakteristieken, via antigen detectie of via MALDI-TOF
3.2. Cultuuronafhankelijke technieken
Microscopie, detectie direct op staal van microbiële Ag via monoclonale Ab, detectie genetisch
materiaal bv door PCR (nucleïnezuur).
Belangrijk voor antibiogram te hebben = overzicht gevoeligheid of resistentie tegen AB
4. Classificatie bacteriën in supspecies, species en genera
Eenheid = bacteriële species; levende wezens in 3 koninkrijken obv genen voor rRNA = eubacteriën,
archaebacteriën, eukaryoten. Nauw verwante species? Genus. Nauw verwante genera = familie 
ordes  klassen  divisies.
1e deel: genus; 2e deel: species bv staphylococcus aureus. Species onderverdelen in subspecies obv
bv antigene eigenschappen
H2 Metabolisme en genetica van bacteriën
1. Metabolisme van bacteriën
1.1. Voedingsvereisten
Bouwstenen voor cellulaire bestanddelen zelf aangemaakt worden of in omgeving:
- Autotrofe bacteriën: fotosynthetische of chemosynthetische bacteriën die slechts water,
CO2 en mineralen nodig hebben mbv licht of chemische energie  bestanddelen en energie
- Heterotrofe bacteriën: voorgevormde organische componenten nodig; enkel groeien in
cellen? Obligaat IC bacteriën. Kan men kweken op rijke of minimale media afhankelijk van
voedingsnoden bacterie
1.2. Energieproductie




3

, Afhankelijk van oxido-reductiereacties. Gebruiken als waterstofdonor organische moleculen bv KH,
lipiden… katabole reacties: intermediaire producten vrij als bouwstenen voor bv DNA  anabolisme.
Katabolisme  energieproductie. Afhankelijk van waterstofacceptor:
- Volledige oxidatie = respiratie. Organische producten  CO2 en H2O. Inleidende afbraak tot
tussenproduct van citroenzuurcyclus, citroenzuurcyclus en elektronentransport in
ademhalingsketen
- Anaerobe respiratie: waterstofacceptor = nitraat, nitriet…
- Fermentatie: organische bestanddelen doen dienst als waterstofdonor en acceptor! Minder
energie-efficiënt. Soms ook aantal bijproducten bij (fermentatie wijn en bier ). Fermentatie
van proteïnen = putrefactie of rotting

1.3. Gedrag bacteriën tegenover zuurstof
- Strikt aeroob: zuurstof nodig om te overleven. Ontbreken energieproducerende enzymen
die kunnen werken in anaerobe omstandigheden.
- Obligaat anaeroob: sterven indien zuurstof aanwezig. Alleen door anaerobe respiratie of
fermentatie overleven. Bepaalde enzymen inactief bij hoge redoxpotentiaal en ontbreken
katalase en superoxide dismutase (want zuurstof genereert toxische nevenproducten)
- Facultatief: zowel in aan- en afwezigheid van zuurstof = aerotolerant: hebben anaeroob
metabolisme maar wel superoxide dismutase dus kunnen O2 verdragen
- Micro-aerofiel: anaeroob maar lage zuurstofspanning nodig om te overleven

2. Genetica van bacteriën
Chromosoom: één enkele circulaire molecule dubbelstreng DNA. Heel lang dus opgerold tot nucleoïd
= supercoiled door topoisomerasen. Ook ontrollen mogelijk voor genetische informatie af te lezen
(sommige AB interfereren met topoisomerasen).
Extrachromosomale elementen:
- Plasmiden: circulair dubbelstreng DNA: geen genen die coderen voor essentiële functies
maar wel voor eigenschappen die bacterie toelaat te overleven in anders ongunstige
omstandigheden bv resistentie tegen AB.
- Conjugatieve plasmiden: nodige genetische informatie dragen en via conjugatie
getransfereerd naar andere cel (bv genen voor sex pili)

2.1. Genexpressie en regulatie
Snel aanpassen aan veranderingen bv verandering in concentratie voedingsstoffen  expressie
genen enkel indien nodig. On-off aanmaak zsm laten verlopen? Genen die horen tot bepaald
metabool proces gegroepeerd in operons: promotor (rol in regulatie van transcriptie van operon),
operator en terminator (transcriptie beëindigen).
Transcriptieregulatie: controle over aanmaken enzymen gebeurd via regelen transcriptie operon.
Kan ook via translatieregulatie: aantal polypeptiden zal verschillen.
2.2. Mutaties, transposons en horizontale overdracht van DNA via transformatie, transductie
en conjugatie
Mutaties beperkt tot wijziging één enkele base? Puntmutaties. Spontaan met vrij constante
frequentie. Stil indien geen verandering in AZ door soepelheid van genetische code. Verandering AZ?
Missense mutatie. Door mutaties misschien voordeel! Mutaties met grote stukken DNA wijziging?
Horizontale gentransfer:




4

Get to know the seller

Seller avatar
Reputation scores are based on the amount of documents a seller has sold for a fee and the reviews they have received for those documents. There are three levels: Bronze, Silver and Gold. The better the reputation, the more your can rely on the quality of the sellers work.
gnk567 Katholieke Universiteit Leuven
Follow You need to be logged in order to follow users or courses
Sold
95
Member since
4 year
Number of followers
56
Documents
29
Last sold
1 month ago

4.4

5 reviews

5
3
4
1
3
1
2
0
1
0

Recently viewed by you

Why students choose Stuvia

Created by fellow students, verified by reviews

Quality you can trust: written by students who passed their tests and reviewed by others who've used these notes.

Didn't get what you expected? Choose another document

No worries! You can instantly pick a different document that better fits what you're looking for.

Pay as you like, start learning right away

No subscription, no commitments. Pay the way you're used to via credit card and download your PDF document instantly.

Student with book image

“Bought, downloaded, and aced it. It really can be that simple.”

Alisha Student

Frequently asked questions