100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached 4.2 TrustPilot
logo-home
Summary

Samenvatting algemene economische basisprincipes

Rating
4.1
(7)
Sold
35
Pages
12
Uploaded on
09-10-2015
Written in
2022/2023

Van het boek algemene economische basisprincipes derde druk. 1 t/m 8 samengevat.

Institution
Course










Whoops! We can’t load your doc right now. Try again or contact support.

Connected book

Written for

Institution
Study
Course

Document information

Summarized whole book?
Yes
Uploaded on
October 9, 2015
Number of pages
12
Written in
2022/2023
Type
Summary

Subjects

Content preview

Hoofdstuk 1.1 t/m 1.3

Er zijn twee soorten omgevingsfactoren die het reilen en zeilen van
ondernemingen beïnvloeden. De macro-omgeving omdat de omgevingsfactoren
die grote invloed op de ondernemingsresultaten uitoefenen, maar die de
onderneming zelf niet of nauwelijks kan beïnvloeden. Daartegenover staat de
directe omgeving die bestaat uit de partijen op de in- en verkoopmarkten,
waarmee de onderneming dagelijks zakendoet.

Alternatief aanwendbaar: middelen in de vorm van geld, tijd en
productiemiddelen. Zij zijn voor verschillende doelen bruikbaar. Als ze
daadwerkelijk voor een bepaald doet ingezet worden, kun je ze niet meer voor
iets anders gebruiken.

Alternatieve kosten: elke keuze brengt kosten met zich mee in de vorm van de
opbrengsten van het beste niet gekozen alternatief. Die gemiste opbrengsten
heten alternatieve kosten.

Schaarste: de potentiële vraag naar goederen en diensten zijn groter dan het
potentiële aanbod.

Verwaart: geeft me mate aan waarin consumenten met behulp van schaarse,
alternatief aanwendbare middelen in hun behoeften kunnen voorzien (BBP).

Om goederen en diensten te kunnen aanbieden, moeten deze eerst
geproduceerd worden. Voor productie zijn productiemiddelen nodig:
- Arbeid (loon)
- Kapitaal (rente) -> primair inkomen
- Natuur (huur)
- Ondernemerschap (pacht)

Economische orde: de manier waarop de afstemming van productie en
consumptie in een land is georganiseerd. Er moet zo goed mogelijk worden
voorzien in de behoeften van consumenten. Vijf kernvragen moeten hiertoe
worden beantwoord:
1. Wie moet er produceren?
2. Wat moet er geproduceerd worden?
3. Hoe moet er geproduceerd worden?
4. Waar vindt de productie plaats?
5. Voor wie moet er geproduceerd worden?

Deze vragen kan op twee manieren beantwoord worden. De productie kan
geregeld worden met behulp van:
- Budgetmechanisme: hierbij beslist de overheid welke goederen en
diensten geproduceerd worden, op welke manier e productie plaatsvindt
en tegen welke prijs de goederen en diensten verkocht worden.
- Marktmechanisme: hierbij zijn de omvang en samenstelling van de
productie afhankelijk van de beslissingen van individuele consumenten en
producenten.

Planeonomie: onder het bureaucratisch budgetmechanisme bepaalt de staat de
productie. In een plan wordt vastgelegd welke producten tegen welke prijzen
geleverd moeten worden.

,Allocatie van de productiefactoren: in een markteconomie bepaalt het
marktmechanisme voor welke goederen en productiefactoren worden gebruikt
(Noord-Korea). In het budgetmechanisme wordt de allocatie van de
productiefactoren door de overheid bepaald.


Hoofdstuk 2

Individuele vraag: de vraag van een individuele consument naar een product.
Collectieve vraag: de vraag van alle consumenten gezamenlijk naar dat product.
De som van alle individuele vraagfuncties en toont daarmee het verband tussen
de prijs van een product en de totale vraag naar dat product.

Individuele vraag naar een product wordt beïnvloedt door drie factoren:
1. De behoefte
Voor bedrijven is het belangrijk zich te realiseren dat afnemers niet op zoek
zijn naar een product maar naar een manier om in een behoefte te
voorzien.
2. De prijs van een product
Een stijging van de prijs van een goed leidt vrijwel altijd tot een daling van
de vraag naar dat goed.
3. De prijzen van andere goederen en diensten
Als iets duurder wordt, zullen consumenten naar een goedkopere manier
zoeken om hun behoefte te vervullen.

Substitutie effect van een prijsverandering: de vraag naar het een daalt
omdat dit minder aantrekkelijk wordt (omdat het duurder is) dan andere
manieren om die behoefte te vervullen.

Inkomenseffect van een prijsverandering: de vraag naar het een deelt
omdat door de prijsstijging de koopkracht van consumenten daalt.
4. Het inkomen: als het inkomen toeneemt, zal de vraag naar een goed
stijgen.

Afgeleide vraag: de vraag die uitgeoefend wordt door producenten.

Vraagfunctie: geeft het verband weer tussen de vraag naar de product en de prijs
van dat product.

Een prijsdaling heeft twee gevolgen:
1. Inkomenseffect: de consument kan daardoor met zijn inkomen meer van
dit goed kopen.
2. Substitutie effect: dit goed wordt goedkopen en dus aantrekkelijker ten
opzichte van andere goederen.

Verandering langs de vraagcurve: een verandering van de prijs van het product.
Verschuiving van de vraagcurve: een verandering van een andere
vraagbepalende factor (stijging inkomens).

Prijselasticiteit: de mate waarin de gevraagde hoeveelheid van een goed
vernadert ten gevolge van een verandering van de prijs van dat goed.
Procentuele verandering van Q / Procentuele verandering van P.

Prijselastische vraag: als P groter is dan Q. Leidt tot een daling van de omzet.

, Prijsinelastische vraag: als Q groter is dan P. Leidt tot een stijging van de omzet.

De waarde van de prijselasticiteit van de vraag is afhankelijk van vier factoren:
1. Het deel van het inkomen dat met de aanschaf van het goed gemoeid is.
2. De lengte van de beschouwde periode.
3. De aard van het goed.
4. De beschikbaarheid van alternatieven.

Kruislingse prijselasticiteit van de vraag: geeft aan met hoeveel procent de vraag
naar een product verandert als gevolg van een stijging van de prijs van een
ander product met 1%.
Procentuele verandering van Qva (de vraag naar goed a) / Procentuele
verandering van Pb (de vraag naar goed b).

Substitutiegoederen: ze voorzien in dezelfde behoefte en consumenten kunnen
deze goederen dus door elkaar vervangen. Als de prijs van A stijgt, zal de vraag
naar B toenemen (positief getal).

Complementaire goederen: goederen die elkaar in het gebruik vervullen (auto en
benzine) (negatief getal). Als de prijs van A daalt (afzet stijgt hierdoor), zal de
vraag naar B toenemen.

Noodzakelijk goed: er kan verzadiging van de behoefte aan noodzakelijke
goederen optreden.

Inkomens elasticiteit van de vraag: Procentuele verandering van Qv (gevraagde
hoeveelheid)/ Procentuele verandering van i (verandering van het inkomen)

Luxegoed: als Qv meer stijgt dan i.

Primaire/noodzakelijke goederen: als Ei kleiner is dan 1 (tussen 0 en 1).
Inferieure goederen: als Ei negatief is (-).

Hoofdstuk 3.3 t/m 3.5

Productiefunctie: hiermee kun je de maximale productie berekenen de met de
beschikbare hoeveelheid kapitaal en arbeid kan worden gerealiseerd: q = f(A,K)
Q= maximale productie
A= het aantal eenheden arbeid
K= het aantal eenheden kapitaal

Constante kosten: waarvan het totaalbedrag niet reageert op een
productieverandering.
Variabele kosten: waarvan het totaalbedrag wel reageert op een
productieverandering.

Wet van de toe- en afnemende meeropbrengsten: een bedrijf schakelt bij een
vaste productiefactor steeds meer eenheden van een variabele productiefactor
in. De extra productie zal dan toenemen tot het punt waarop de variabele
productiefactor het meest efficiënt wordt gebruikt. Na dat punt zal de extra
productie steeds afnemen.

Marginale kosten: geeft aan hoe de totale kosten veranderen als een bedrijf de
productie met een eenheid product uitbreidt.
$7.79
Get access to the full document:
Purchased by 35 students

100% satisfaction guarantee
Immediately available after payment
Both online and in PDF
No strings attached

Reviews from verified buyers

Showing all 7 reviews
7 year ago

7 year ago

8 year ago

not convenient

7 year ago

8 year ago

9 year ago

9 year ago

4.1

7 reviews

5
4
4
2
3
0
2
0
1
1
Trustworthy reviews on Stuvia

All reviews are made by real Stuvia users after verified purchases.

Get to know the seller

Seller avatar
Reputation scores are based on the amount of documents a seller has sold for a fee and the reviews they have received for those documents. There are three levels: Bronze, Silver and Gold. The better the reputation, the more your can rely on the quality of the sellers work.
willemijnV Hanzehogeschool Groningen
Follow You need to be logged in order to follow users or courses
Sold
106
Member since
10 year
Number of followers
66
Documents
8
Last sold
2 months ago

3.8

25 reviews

5
11
4
6
3
4
2
0
1
4

Recently viewed by you

Why students choose Stuvia

Created by fellow students, verified by reviews

Quality you can trust: written by students who passed their tests and reviewed by others who've used these notes.

Didn't get what you expected? Choose another document

No worries! You can instantly pick a different document that better fits what you're looking for.

Pay as you like, start learning right away

No subscription, no commitments. Pay the way you're used to via credit card and download your PDF document instantly.

Student with book image

“Bought, downloaded, and aced it. It really can be that simple.”

Alisha Student

Frequently asked questions