Hoortoestellen
1.Inleiding
1.1. Het begrip slechthorendheid
Transmissie-aantastingen: vermindering van de gevoeligheid van het oor
Gemengde en perceptieve aantastingen: verminderde gevoeligheid voor geluid, en de aantasting van
toonhoogtewaarneming, toonsterktewaarneming, duurwaarneming alsook een intolerantie van harde(re)
geluiden
Gedeelte van frequentiespectrum = minder goed, vervormd of helemaal niet hoorbaar grote
problemen bv discriminatieverlies
Eerst verlies van hoge tonen en harde geluiden
Hoge tonen = bemoeilijking van spraakverstaan
Harde geluiden = klinken veel harder en hinderlijker
Gehoordynamiek (= gehoorveld dat gelegen is tussen de hoordrempel en de drempel van
onbehagen/pijndrempel) wordt kleiner:
Normaal gehoor:
- Drempel op 0 dB
- Drempel van onbehagen op 120 dB
Gehoorverlies:
- Drempel op bv 60 dB
- Drempel van onbehagen op 110 dB
Psychologische en sociale gevolgen:
Kinderen: achterstand in de spraak- en taalontwikkeling; stoornissen in andere vaardigheden
Volwassenen: isolatie, depressie etc.
Bepalen van welke zorgverstrekking een patiënt nodig heeft = parameters:
Graad van gehoorverlies
Congenitaal of verworven?
- Verworven:
Op welke leeftijd?
Voor of na taalverwerving?
Langzame of heel ingrijpende evolutie?
1.2. Doelstellingen in afhankelijkheid van doelgroep
Transmissie-aantastingen: aanpssen van hoortoestel niet aangewezen om chirurgie uit te voeren
Gemengde of perceptieve aantastingen: aanpassen van hoortoestel doelstelling is afhankelijk van de
doelgroep:
Mensen met een slechthorendheid
- Basisdoelstelling: het modaal auditief spraakverstaan herstellen
Lukt terug behoorlijk wanneer de gehoorgetsoorde met hoortoestel bij normale
spraaksterkte een foneemscore haalt van 70% lukt dit niet: spraakafzien en liplezen is
noodzakelijk
Mensen met een doofheid
, - Basisdoelstelling: het hoortoestel werkt ondersteunend bij het spraakverstaan door de
prosodische elementen van spraak (ritme, intonatie, melodie) hoorbaar te maken +het
opmerkzaam maken van de aanwezigheid van geluid
- Grens tot implantatie met CI: verlies aan beste oor is minstens 70 dBHL
2.Werkingsprincipes
2.1. Wat is een hoortoestel?
Een hoortoestel is een elektronisch hoorhulpmiddel
Onderdelen:
Microfoon: vangt geluid op
Signaalversterker (chip) die gevoed wordt door een batterij of accu: versterkt het geluid
Luidsprekertje / telefoontje (receiver): hoorbaar maken van geluid
Veel gehoorde klacht: spraakverstaan in rumoerige omgeving is moeilijk oplossing:
ruis-/stoorlawaaionderdrukking, aanscherpen van de weergave aan hoge frequenties om de spraak
duidelijker te maken, verhogen van richtsgevoeligheid van microfoon
2.2. Aanbod van hoortoestellen op basis van werkingsprincipe
2.2.1.Lineaire hoortoestel
Werkt als versterkingsinstallatie
Geluid wordt opgevangen door microfoon
Wordt versterkt met o.a. daarbij een toonregeling waarna versterkte geluid door telefoon terug hoorbaar
wordt gemaakt
Grootte van basisversterking bepaalt audioloog
Toonregeling waardoor doorgaans de lagere frequentie iets in kracht afgezwakt kunnen worden
Begrenzing voor erg krachtige geluiden te beperken in kracht
Volumeregelaar
Geluiden opgevangen door microfoon worden in gelijke manier versterkt stille of luide spraak worden
evenveel versterkt (perceptief gestoorden appreciëren dit niet gehoordynamiek kleiner dan bij
goedhorende)
Iemand spreekt luider volumeregelaar lager draaien en omgekeerd
Gehoordynamiek = gehoorverlies gelegen tussen hoordrempel en pijndrempel
Normaalhorende: dynamiek 100dB, hoordrempel 0dB HL, pijndrempel 100dBHL
Transmissiestoornis: grootte van dynamiek blijft behouden
Perceptiestoornis: dynamiek wordt kleiner naarmate gehoordrempel verhoogt gevolg van
recruitment
1.Inleiding
1.1. Het begrip slechthorendheid
Transmissie-aantastingen: vermindering van de gevoeligheid van het oor
Gemengde en perceptieve aantastingen: verminderde gevoeligheid voor geluid, en de aantasting van
toonhoogtewaarneming, toonsterktewaarneming, duurwaarneming alsook een intolerantie van harde(re)
geluiden
Gedeelte van frequentiespectrum = minder goed, vervormd of helemaal niet hoorbaar grote
problemen bv discriminatieverlies
Eerst verlies van hoge tonen en harde geluiden
Hoge tonen = bemoeilijking van spraakverstaan
Harde geluiden = klinken veel harder en hinderlijker
Gehoordynamiek (= gehoorveld dat gelegen is tussen de hoordrempel en de drempel van
onbehagen/pijndrempel) wordt kleiner:
Normaal gehoor:
- Drempel op 0 dB
- Drempel van onbehagen op 120 dB
Gehoorverlies:
- Drempel op bv 60 dB
- Drempel van onbehagen op 110 dB
Psychologische en sociale gevolgen:
Kinderen: achterstand in de spraak- en taalontwikkeling; stoornissen in andere vaardigheden
Volwassenen: isolatie, depressie etc.
Bepalen van welke zorgverstrekking een patiënt nodig heeft = parameters:
Graad van gehoorverlies
Congenitaal of verworven?
- Verworven:
Op welke leeftijd?
Voor of na taalverwerving?
Langzame of heel ingrijpende evolutie?
1.2. Doelstellingen in afhankelijkheid van doelgroep
Transmissie-aantastingen: aanpssen van hoortoestel niet aangewezen om chirurgie uit te voeren
Gemengde of perceptieve aantastingen: aanpassen van hoortoestel doelstelling is afhankelijk van de
doelgroep:
Mensen met een slechthorendheid
- Basisdoelstelling: het modaal auditief spraakverstaan herstellen
Lukt terug behoorlijk wanneer de gehoorgetsoorde met hoortoestel bij normale
spraaksterkte een foneemscore haalt van 70% lukt dit niet: spraakafzien en liplezen is
noodzakelijk
Mensen met een doofheid
, - Basisdoelstelling: het hoortoestel werkt ondersteunend bij het spraakverstaan door de
prosodische elementen van spraak (ritme, intonatie, melodie) hoorbaar te maken +het
opmerkzaam maken van de aanwezigheid van geluid
- Grens tot implantatie met CI: verlies aan beste oor is minstens 70 dBHL
2.Werkingsprincipes
2.1. Wat is een hoortoestel?
Een hoortoestel is een elektronisch hoorhulpmiddel
Onderdelen:
Microfoon: vangt geluid op
Signaalversterker (chip) die gevoed wordt door een batterij of accu: versterkt het geluid
Luidsprekertje / telefoontje (receiver): hoorbaar maken van geluid
Veel gehoorde klacht: spraakverstaan in rumoerige omgeving is moeilijk oplossing:
ruis-/stoorlawaaionderdrukking, aanscherpen van de weergave aan hoge frequenties om de spraak
duidelijker te maken, verhogen van richtsgevoeligheid van microfoon
2.2. Aanbod van hoortoestellen op basis van werkingsprincipe
2.2.1.Lineaire hoortoestel
Werkt als versterkingsinstallatie
Geluid wordt opgevangen door microfoon
Wordt versterkt met o.a. daarbij een toonregeling waarna versterkte geluid door telefoon terug hoorbaar
wordt gemaakt
Grootte van basisversterking bepaalt audioloog
Toonregeling waardoor doorgaans de lagere frequentie iets in kracht afgezwakt kunnen worden
Begrenzing voor erg krachtige geluiden te beperken in kracht
Volumeregelaar
Geluiden opgevangen door microfoon worden in gelijke manier versterkt stille of luide spraak worden
evenveel versterkt (perceptief gestoorden appreciëren dit niet gehoordynamiek kleiner dan bij
goedhorende)
Iemand spreekt luider volumeregelaar lager draaien en omgekeerd
Gehoordynamiek = gehoorverlies gelegen tussen hoordrempel en pijndrempel
Normaalhorende: dynamiek 100dB, hoordrempel 0dB HL, pijndrempel 100dBHL
Transmissiestoornis: grootte van dynamiek blijft behouden
Perceptiestoornis: dynamiek wordt kleiner naarmate gehoordrempel verhoogt gevolg van
recruitment