Looptechnieken
Bewegingsanalyse
De loopfasen
Lopen is een cyclische beweging, waarbij er een voortdurende herhaling is van
dezelfde fasen.
Continu wisseling tussen 2 fasen:
- 1 steunfase (1 voet in contact met de grond)
- 2 zweeffase (geen enkele voet in contact met de grond)
Bij wandelen altijd 1 voet aan de grond
Steunfase
De steunfase wordt nog eens ingedeeld in 3 fases
- Initieel contact: deze fase omvat het eerste contact van de voet met de grond
en de korte tijdsperiode die daarop volgt. Het is als het ware de eerste botsing
van het lichaam met de grond na de zweeffase en dit zorgt voor een relatief
grote impact op het lichaam. Dit initieel contact kan op verschillende manieren
gebeuren, afhankelijk van de voetplaatsing.
- Verschillende soorten voetplaatsing
Hoge snelheid -> voorvoet.
Lage snelheid -> hiel
Afhankelijk van het deel van de voet dat als eerste contact maakt met de grond
spreekt men van voorvoetloper, middenvoetlopers of hiellopers
- Midden steun (mid-stance stage): deze fase is een korte fase waarbij een lichte
buiging van heup, knie en enkel optreedt. Het lichaam werkt hier als een veer
die ingedrukt wordt. Het lichaamsgewicht wordt hier opgevangen en afgeremd
en er wordt energie opgeslagen in de elastische systemen van het lichaam
- Strekfase (propulsive stage): deze fase begint op het moment dat de loodlijn uit
het lichaamszwaartepunt zich boven het steunpunt bevindt. Het lichaam gaat
hier werken als een veer die terug losgelaten wordt waarbij de energie
vrijgegeven wordt om het lichaam terug te gaan versnellen. Deze fase eindigt
na de strekking van het been waarbij het contact met de grond verbroken
wordt.
, Zweeffase
De zweeffase begint als het strekken van het achterste been is voltooid. Ook de
zweeffase heeft 3 fasen:
- Initiële zwaai
- Mid-zwaai
- Terminale zwaai
Belangrijk in de loopbeweging maar hebben een minder grote impact op het
bewegingsverloop aangezien er geen contact is met de grond. De efficiënte
zwaaibeweging is echter heel belangrijk om een snelle en efficiënte overgang te
hebben van de ene steunfase naar de volgende steunfase
Bewegingsomschrijving lopen
Hoe sneller we lopen, hoe verder het zwaartepunt van het lichaam achter het
contactpunt van de voorste voet met de grond zal komen te liggen. -> paslengte
neemt toe, pasfrequentie neemt ook toe.
Bij een normale loopsnelheden = pasfrequentie 160-170 passen per minuut
Hoe trager we lopen, hoe kleiner en “rollender” de pas wordt en hoe meer het
zwaartepunt boven de voet is gelegen. De zweeffase wordt steeds korter bij traag
joggen is er zelfs bijna geen zweeffase.
De armbewegingen dient enerzijds om de balans van het lichaam te bewaren en
anderzijds als ondersteuning bij de afstoot van het achterste been van de grond in
de strekfase. De romp mag echter nooit achteroverhellen.
Observatiepunten bij het joggen
Bij het lopen is een goede techniek belangrijk in functie van blessurepreventie en
efficiëntie (= zo weinig mogelijk energie gebruiken)
Goede looptechniek:
- Lichaam en hoofd rechtop
- Landen op de hiel of middenvoet
- Projectie van het lichaamszwaartepunt valt boven (hiellanding) of net voor de
voeten (middenvoet landing)
- Armen ontspannen langs het lichaam meebewegen
- Handen los
- Lage knieheffing
Observatiepunten bij het sprinten
Aandachtspunten bij sprintbeweging (kunnen verbeterd worden door
coördinatieoefeningen):
- Projectie van het lichaamszwaartepunt valt ver voor de voeten
- Rechtlijnige hoge loop op de voorvoet
- Actief trekken op de armen (ongeveer tot 90° gebogen)
- Zo kort mogelijk contact met de grond
- Actieve strekking vanuit enkelgewricht
- Volledig strekking van het achterste been
- Hiel tot bij het zitvlak
- Spitse knieheffing tot horizontaal
- Tenen optrekken
- Actief klauwen
Bewegingsanalyse
De loopfasen
Lopen is een cyclische beweging, waarbij er een voortdurende herhaling is van
dezelfde fasen.
Continu wisseling tussen 2 fasen:
- 1 steunfase (1 voet in contact met de grond)
- 2 zweeffase (geen enkele voet in contact met de grond)
Bij wandelen altijd 1 voet aan de grond
Steunfase
De steunfase wordt nog eens ingedeeld in 3 fases
- Initieel contact: deze fase omvat het eerste contact van de voet met de grond
en de korte tijdsperiode die daarop volgt. Het is als het ware de eerste botsing
van het lichaam met de grond na de zweeffase en dit zorgt voor een relatief
grote impact op het lichaam. Dit initieel contact kan op verschillende manieren
gebeuren, afhankelijk van de voetplaatsing.
- Verschillende soorten voetplaatsing
Hoge snelheid -> voorvoet.
Lage snelheid -> hiel
Afhankelijk van het deel van de voet dat als eerste contact maakt met de grond
spreekt men van voorvoetloper, middenvoetlopers of hiellopers
- Midden steun (mid-stance stage): deze fase is een korte fase waarbij een lichte
buiging van heup, knie en enkel optreedt. Het lichaam werkt hier als een veer
die ingedrukt wordt. Het lichaamsgewicht wordt hier opgevangen en afgeremd
en er wordt energie opgeslagen in de elastische systemen van het lichaam
- Strekfase (propulsive stage): deze fase begint op het moment dat de loodlijn uit
het lichaamszwaartepunt zich boven het steunpunt bevindt. Het lichaam gaat
hier werken als een veer die terug losgelaten wordt waarbij de energie
vrijgegeven wordt om het lichaam terug te gaan versnellen. Deze fase eindigt
na de strekking van het been waarbij het contact met de grond verbroken
wordt.
, Zweeffase
De zweeffase begint als het strekken van het achterste been is voltooid. Ook de
zweeffase heeft 3 fasen:
- Initiële zwaai
- Mid-zwaai
- Terminale zwaai
Belangrijk in de loopbeweging maar hebben een minder grote impact op het
bewegingsverloop aangezien er geen contact is met de grond. De efficiënte
zwaaibeweging is echter heel belangrijk om een snelle en efficiënte overgang te
hebben van de ene steunfase naar de volgende steunfase
Bewegingsomschrijving lopen
Hoe sneller we lopen, hoe verder het zwaartepunt van het lichaam achter het
contactpunt van de voorste voet met de grond zal komen te liggen. -> paslengte
neemt toe, pasfrequentie neemt ook toe.
Bij een normale loopsnelheden = pasfrequentie 160-170 passen per minuut
Hoe trager we lopen, hoe kleiner en “rollender” de pas wordt en hoe meer het
zwaartepunt boven de voet is gelegen. De zweeffase wordt steeds korter bij traag
joggen is er zelfs bijna geen zweeffase.
De armbewegingen dient enerzijds om de balans van het lichaam te bewaren en
anderzijds als ondersteuning bij de afstoot van het achterste been van de grond in
de strekfase. De romp mag echter nooit achteroverhellen.
Observatiepunten bij het joggen
Bij het lopen is een goede techniek belangrijk in functie van blessurepreventie en
efficiëntie (= zo weinig mogelijk energie gebruiken)
Goede looptechniek:
- Lichaam en hoofd rechtop
- Landen op de hiel of middenvoet
- Projectie van het lichaamszwaartepunt valt boven (hiellanding) of net voor de
voeten (middenvoet landing)
- Armen ontspannen langs het lichaam meebewegen
- Handen los
- Lage knieheffing
Observatiepunten bij het sprinten
Aandachtspunten bij sprintbeweging (kunnen verbeterd worden door
coördinatieoefeningen):
- Projectie van het lichaamszwaartepunt valt ver voor de voeten
- Rechtlijnige hoge loop op de voorvoet
- Actief trekken op de armen (ongeveer tot 90° gebogen)
- Zo kort mogelijk contact met de grond
- Actieve strekking vanuit enkelgewricht
- Volledig strekking van het achterste been
- Hiel tot bij het zitvlak
- Spitse knieheffing tot horizontaal
- Tenen optrekken
- Actief klauwen