Samenvatting CVA verslag anatomie

Verwerkingsopdracht CVA

1. Achtergrond vanuit anatomie, fysiologie en pathologie.


 Benoem de belangrijkste bloedvaten die vanaf de aorta naar het hoofd lopen en de
hersenen van bloed voorzien.
De hersenen worden van bloed voorzien door de halsslagaders in de voorzijde (80%) en in de
wervelslagaders (20%) in de achterzijde. Ciculus van Willis, arteria carotis interna, artenia
carotis externa, arteria carotis communis, arteria vertebralis.
 Leg uit wat het beveiligingssysteem is van de bloedvaten in de hersenen.
Bij het afsluiten van de bloedvaten vallen er dingen uit bij de cerebri anterior veroorzaakt
verlamming van het tegenoverliggende been, doordat het bovenste-mediale motorische
schorsgebied uitvalt.
Bij afsluiting van de cerebri media valt er uitval van de zijkant van de hersenen uit
(contraleteraal), motorisch, sensorisch en taalcentrum, hemiparese, hemianesthesie en
afasie.
Bij afsluiting van arteria cerebri posterior: hemianopsie: netvlies werkt wel, maar het visuele
schorsgebied valt uit.
 Welke andere circulatie loopt nog in het brein? Leg hiervan ook de functie uit.
Je hebt ook de cerebrale circulatie, hoeveel bloed er in de aders lopen en de circulatie van
de Liquor, dit is belangrijk voor de hersenen te beschermen tegen het schedel, de hersenen
drijven dan in het vocht. Ook is het belangrijk voor de afvoer van stoffen.
 Het ziektebeeld CVA kent een tweetal vormen. Welke vormen zijn dit en waarin
verschillen zij.
Een herseninfarct en een hersenbloeding. Bij een herseninfarct is er sprake van een propje in
een bloedvat, die zorgt ervoor dat de doorbloeding niet belemmert. Bij een bloeding gaat het
om een gescheurd bloedvat, daar stroomt dus bloed uit. De hersenen krijgen in beide
gevallen geen zuurstof.
 Welke test moet je doen als je vermoedt dat iemand een beroerte heeft? Leg deze
test uit.
De fast-test (face arm speech time) snelle test om een cv ate herkennen. Je kijkt naar de
uitdrukking van het gezicht (mondhoeken hangen) bij arm, vraag je of de armen opgetild
kunnen worden (wegzakken of zwaaien= beroerte), spraak onduidelijk spreken= beroerte
kans, tijdstip ontstaan klachten.
 Hoe heten de communicatiebanen waardoor de linker- en de hersenhelft met elkaar
kunnen praten?
het zenuwbundel, het corpus callosum verbind de hersenhelften. Ze comminiceren door
hersengolven (oscillaties)
 Hoe heten de verbindingen die tussen schorsgebieden lopen binnen één hersenhelft?
hemisfeer. De corpus callosum of de hersebalk.
 Waar in de hersenen bevinden zich de taalgebieden? Bij de meeste mensen
(rechtshandig) liggen de taalgebieden * rechts/links. (streep één van de twee
mogelijkheden weg)
Tussen de fasciculus arcuatus of boogbunden is een bundel zenuwvezels die loopt tussen het
bovenste/achterste deel van de temproale kwab en de onderste/achterste deel van de
frontale kwab
 Wat is het verschil tussen een hersenbloeding en een herseninfarct? Noem minstens 3
oorzaken van een herseninfarct.
Hersenbloeding kan komen door het scheuren of openbarsten van een bloedvat,
beschadiging van een vaatwant door een hoge bloeddruk, slijtage of soms aangeboren
zwakke plek en bij bijwerkingen van antistolling.
Infarct door zuurstofvoorziening wordt onderbroken, geen zuurstof optreed, gedeelte van
de hersenen voert zijn taak niet uit.

,  Wat is een TIA precies? En wat is het verschil met een CVA?
Tijdelijke afsluiting van een bloedvat in de hersenen. Bij een cva hoeft het niet
tijdelijk te zijn en niet de oorzaak te zijn.


2. Vragen over het ziektebeeld CVA en de gevolgen:

 Als er hersenletsel links is, door een CVA, welk specifiek letsel of verschijnselen kun je
dan verwachten?
Verlamming rechts, uitval gezichtsveld rechts beide ogen, afasie en of onduidelijke spraak,
verwaarlozing rechter lichaamshelft, langzaam onzeker gedrag.
 Als er hersenletsel rechts is, door een CVA, welk specifiek letsel of verschijnselen kun
je dan verwachten?
Verlamming links, uitval gezichtsveld links beide ogen, onduidelijke spraak, slikklachten,
verwaarlozing linker lichaamshelft, problemen met ruimtelijke waarneming, slecht of
gebrekkig ziekte-inzicht.

Let op: bij deze vragen wordt dus gevraagd naar specifieke kenmerken bij of links- of rechts
CVA

 Zoek de termen parese en paralyse op in je pathologieboek en omschrijf deze termen.
Parese is gedeeltelijke, onvolledige verlamming van de spieren en een volledige is paralyse.

 Zoek op en beschrijf: 1. Broca-afasie, 2. Wernicke-afasie en 3. Gemengde afasie.
1. Broca-afasie= moeilijks preken
2. Woorden wel kunnen uitspreken, maar geen duidelijke zinnen
3. Woorden kan je moeilijk uitdrukken.


 Henk Willems heeft in het verleden een CVA gehad. Werk een risico- (potentieel)
probleem uit in een PES-DIE dat samenhangt met het eerder doorgemaakt CVA.

P= spraak is niet goed meer en wordt hierdoor gefrustreerd.
E= door cva
S= slikt delen van de zin in, je ziet frustratie, kan lange woorden moeilijker uitspreken.
D= Dhr. Kan in een half jaar langere zinnen uitspreken en slikt minder woorden in.
I= logopedist inschakelen voor oefeningen, dagelijks oefenen met woorden uitspreken, zinnen
laten opschrijven en laten uitspreken, veel programma’s laten kijken met veel nederlandse
zinnen, extra lessen in het uitspreken van Nederlands (indien mogelijk), bespreken over
gevoel van frustratie, elke week een keer een gesprek over het gevoel.
E= is dhr nog gefrustreerd als hij niet alles goed kan uitspreken? Hoe voelt hij zich bij de
lessen? Zien wij verschil in het spraak? Ziet dhr verschil? Hoe gaat dhr er mee om, vindt
hijzelf?